Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellante2],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een incident in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellanten] c.s. en [geïntimeerden] c.s. over de schorsing van een uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis van de kantonrechter. De kantonrechter had [appellanten] c.s. veroordeeld om een huurwoning te ontruimen en de huur te betalen. [Appellanten] c.s. hebben in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van deze uitvoerbaarverklaring, waarbij zij aanvoerden dat er een noodtoestand zou ontstaan bij ontruiming. Het hof overweegt dat [appellanten] c.s. eerder in een executiegeschil op basis van dezelfde argumenten hebben geprobeerd de executie te schorsen, maar dat deze vordering was afgewezen. Het hof komt tot de conclusie dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigen. Daarom wijst het hof de incidentele vordering af en veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt volgens het roljournaal.