ECLI:NL:GHARL:2021:9919
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en afweging van belangen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 8 december 2020, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in Roemenië, verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling zodat hij de kliniek kon verlaten en naar Israël kon vertrekken. Hij stelde dat er binnen de kliniek sprake was van racisme en dat samenwerking niet mogelijk was. Subsidiair vroeg hij om voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onder de voorwaarde dat hij Nederland verlaat en niet terugkeert.
Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, stelde dat de beslissing van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat de terbeschikkinggestelde niet volledig had meegewerkt aan het milieuonderzoek en ongewenst was verklaard. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist en bevestigde de beslissing met aanvulling van gronden. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisten dat de terbeschikkingstelling werd verlengd. Er waren geen geschikte alternatieven voor de terbeschikkinggestelde om in de maatschappij te functioneren zonder de structuur van de terbeschikkingstelling.
Het hof benadrukte dat, wanneer aannemelijk is dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij verlenging met één jaar, de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd dient te worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, waarbij enkele leden buiten staat waren om te ondertekenen.