ECLI:NL:GHARL:2021:9919

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
P21/0096
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en afweging van belangen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 8 december 2020, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in Roemenië, verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling zodat hij de kliniek kon verlaten en naar Israël kon vertrekken. Hij stelde dat er binnen de kliniek sprake was van racisme en dat samenwerking niet mogelijk was. Subsidiair vroeg hij om voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onder de voorwaarde dat hij Nederland verlaat en niet terugkeert.

Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis, stelde dat de beslissing van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat de terbeschikkinggestelde niet volledig had meegewerkt aan het milieuonderzoek en ongewenst was verklaard. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist en bevestigde de beslissing met aanvulling van gronden. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisten dat de terbeschikkingstelling werd verlengd. Er waren geen geschikte alternatieven voor de terbeschikkinggestelde om in de maatschappij te functioneren zonder de structuur van de terbeschikkingstelling.

Het hof benadrukte dat, wanneer aannemelijk is dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij verlenging met één jaar, de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd dient te worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, waarbij enkele leden buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P21/0096
Beslissing d.d. 14 oktober 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1981,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [behandelplaats] ,
verder te noemen terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 8 december 2020. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank, alsmede op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 11 december 2020 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van de [behandelplaats] van 6 mei 2021, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode vanaf 29 september 2020 tot 19 april 2021;
- de brief van de raadsman van 19 mei 2021;
- het proces-verbaal ter zitting van het hof van 20 mei 2021;
- de tussenbeslissing van het hof van 3 juni 2021;
- het milieuonderzoek van forensisch milieuonderzoeker R. Nijboer van 17 september 2021.
Het hof heeft ter zitting van 30 september 2021 gehoord de advocaat-generaal,
mr. E.J. Julsing-Nijenhuis en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde heeft verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling, zodat hij de kliniek kan verlaten en naar Israël kan vertrekken. Binnen de kliniek is sprake van racisme en is samenwerking niet mogelijk. Het observeren van de terbeschikkinggestelde in het PBC was meer praktisch geweest dan het verrichten van een ambulant milieuonderzoek. Subsidiair is verzocht om op grond van proportionaliteit en subsidiariteit de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde als ongewenst vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal stelt dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. De terbeschikkinggestelde heeft niet volledig meegewerkt aan het milieuonderzoek, waardoor er geen nieuwe informatie beschikbaar is. Daarnaast is de terbeschikkinggestelde ongewenst verklaard en wordt er op dit moment gekeken naar mogelijkheden tot overdracht van de terbeschikkingstelling naar Roemenië.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Het hof ziet geen grond de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te beëindigen onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist de verlenging van de maatregel. Bij vertrek uit Nederland is er geen kader en zijn er geen voorzieningen in het land van herkomst geregeld die het recidivegevaar kunnen beperken. Er wordt momenteel nog onderzocht of repatriëring van de terbeschikkinggestelde mogelijk is, hoewel hier tot dusver nog geen verdere stappen in zijn gezet.
Dit wordt niet anders wanneer wordt getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 29 november 2016 en loopt inmiddels vijf jaren. Het indexdelict betreft - kort gezegd - een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde, naarmate de maatregel langer duurt, steeds zwaarder dient te wegen. Het hof is echter, anders dan de raadsman, van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Uit de stukken blijkt verder dat er nog geen geschikte alternatieven zijn om de terbeschikkinggestelde te kunnen laten functioneren in de maatschappij zonder de structuur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Het hof heeft daarnaast als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet geen reden hiervan af te wijken. Mocht binnen deze termijn de mogelijkheid van vertrek naar het land van herkomst mogelijk zijn, dan kan dit worden gerealiseerd door een overdracht van de tenuitvoerlegging van de maatregel of door een beëindiging van de maatregel door de minister op grond van artikel 6:2:18 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 8 december 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en dr. R.A. Graaff en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé als griffier,
en op 14 oktober 2021 in het openbaar uitgesproken.
mr. M.E. van Wees en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.