ECLI:NL:GHARL:2021:9901

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
21-006078-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 tot een taakstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 30 september 2021, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 9 maanden heeft gevorderd. De verdachte had geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek, wat leidde tot de verdenking dat hij onder invloed van drugs een auto bestuurde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de impact op zijn leven, maar heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende waren om een lichtere straf op te leggen. De beslissing is genomen in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006078-19
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 8 november 2019 met parketnummer 18-136534-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.G. Broekstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld ter zake van de overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Volvo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en die in een eventueel later op te maken aanvulling op dit verkorte arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2018 te [plaats] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Volvo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, nadat tegen hem de verdenking was gerezen dat hij onder invloed van drugs een personenauto had bestuurd, geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek. Op die manier heeft hij verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of en - zo ja - in welke mate hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Door zo te handelen heeft verdachte zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 31 augustus 2021, waaruit in het nadeel van verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter zitting hebben aangevoerd en met hetgeen daaromtrent uit het dossier en de door de raadsvrouw voorafgaande aan de zitting overgelegde stukken blijkt. Verdachtes huwelijk is gestrand, hij verkeert financieel in zwaar weer, hij heeft slechts beperkt omgang met zijn kinderen, hij is revaliderende van een ernstig verkeersongeval en hij kampt met verslavingsproblematiek waarvoor hij eerder heeft deelgenomen aan een behandeling in Schotland. Sinds kort is verdachte in behandeling bij Terwille Verslavingszorg en heeft hij een ambulante begeleider. Het hof stelt vast en acht positief dat verdachte hulp heeft gezocht, dat hij werkt aan zijn verslaving en van zins is zijn leven weer op de rit te krijgen, maar dit alles lijkt zich nog in een pril stadium te bevinden en de ervaring leert dat verslaving een hardnekkig probleem is.
Verdachte en diens raadsvrouw hebben aan het hof verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen omdat verdachte afhankelijk is van zijn rijbewijs. Aangevoerd is dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor (vrijwilligers)werk, de verzorging van zijn grootmoeder en het contact met zijn kinderen en zijn nieuwe vriendin.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en verdachtes documentatie acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging passend en geboden. Voor wat betreft de duur van de rijontzegging houdt het hof rekening met het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat het hof, anders dan de politierechter, een onvoorwaardelijke taakstraf zal opleggen. In deze twee redenen ziet het hof aanleiding om de rijontzegging te matigen tot 6 maanden.
Het hof ziet, anders dan door de verdediging is verzocht, in de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte geen zwaarwegende redenen om te volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke rijontzegging. Het hof acht het bewezenverklaarde feit daarvoor te ernstig.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 14 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.