ECLI:NL:GHARL:2021:9894

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
21-000582-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging na onvoldoende bewijs in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hoger beroep was ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij de advocaat-generaal de vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte vorderde. Tijdens de zitting op 29 september 2021 is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor openlijke geweldpleging en bedreiging. De getuigenverklaringen waren inconsistent en er waren ontlastende verklaringen die de verdediging ondersteunden. De verdachte had van meet af aan ontkend betrokken te zijn geweest bij de gewelddadige handelingen en had zich gedistantieerd van de vechtpartij. Het hof heeft daarom het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000582-21
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 februari 2021 met parketnummer 18-174294-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de kinderrechter en vrijspraak van verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.G.E. Klatter, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft bij vonnis van 5 februari 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. De kinderrechter heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] toegewezen tot een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de kinderrechter de benadeelde partijen [benadeelde partij2] , [benadeelde partij3] , [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te [plaats1] , althans in de gemeente [gemeente1] , althans in Nederland, openlijk, te weten, op het strand (bij een meer) gelegen aan de [adres1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij2] , door die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij2] te duwen en/of te slaan en/of te schoppen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij5] heeft mishandeld door die voornoemde [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij5] te duwen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met (een kapot geslagen) bierflesje(s) en/of
- een ijzeren stang/staaf, stekende en/of slaande bewegingen te maken naar die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij5] en/of [benadeelde partij2] , althans (een kapot geslagen) bierflesje(s) en/of een ijzeren stang/staaf te tonen en/of
- een hand en/of vuist, omwikkeld met een ketting te tonen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat op 26 mei 2020 een gevecht heeft plaatsgevonden bij een recreatiestrandje tussen twee groepen jongeren: de groep met aangevers [benadeelde partij1] , [benadeelde partij3] , [benadeelde partij5] en [benadeelde partij2] tegen de groep met verdachte en medeverdachten [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte3] . Verdachte wordt ervan verdacht dat hij deel uitmaakte van de groep die geweld heeft uitgeoefend tegen de aangevers en deze aangevers heeft bedreigd. Dit is hem onder 1 primair ten laste gelegd als openlijke geweldpleging en subsidiair als mishandeling en onder 2 als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte heeft deelgenomen aan de discussie met aangevers die plaatsvond voorafgaand aan het uitbreken van de vechtpartij. Het dossier bevat echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zelf vervolgens de gewelddadige of bedreigende handelingen mede heeft verricht zoals vermeld in de tenlastelegging. De verschillende aangiften en getuigenverklaringen in het dossier bevatten inconsistenties en zijn weinig specifiek waar het gaat om de bijdrage van verdachte aan het geweld en het bedreigen van aangevers. Daarnaast bevat het dossier meerdere ontlastende getuigenverklaringen.
Verdachte heeft zelf van meet af aan stellig ontkend dat hij de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Hij heeft zich zodra het gevecht uitbrak gedistantieerd van zijn medeverdachten door de plek te verlaten waar gevochten werd. Op grond van het dossier kan deze verklaring van verdachte niet als onaannemelijk ter zijde worden geschoven.
Gelet op het voorgaande heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 495,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.860,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5073,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.849,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 13 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.