ECLI:NL:GHARL:2021:9891

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
21-003739-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, onttrekken van een minderjarige aan het gezag en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1982, was veroordeeld voor belaging, diefstal en het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 27 september 2021, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren heeft geëist. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, door onder andere veelvuldig contact met haar te zoeken en zich in de nabijheid van haar woning en de school van hun kind op te houden. Daarnaast heeft hij op 5 februari 2020 een telefoon van de ex-partner gestolen en hun dochter zonder toestemming meegenomen, waardoor hij haar onttrok aan het gezag van de moeder. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig heeft bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003739-20
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 oktober 2020 met parketnummer 18-830046-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte van hetgeen hem onder 1 tot en met 3 ten laste is gelegd tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 33 dagen wordt opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met oplegging van bijzondere voorwaarden in de vorm van een contact- en locatieverbod. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.T. Huisman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 33 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, in de gemeente(n) [gemeente1] en/of [gemeente2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam1] , door
- veelvuldig te bellen naar en/of telefonisch contact te zoeken met die [naam1] , en/of
- zich veelvuldig op te houden op en/of nabij de school van hun, verdachte's en [naam1] 's, kind, en/of
- zich veelvuldig op te houden bij de woning van die [naam1] , en/of
- meermalen achter die [naam1] aan te fietsen met het oogmerk die [naam1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 5 februari 2020, in de gemeente [gemeente1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 5 februari 2020, in de gemeente [gemeente1] , opzettelijk een minderjarige, [naam2] , geboren op [geboortedatum] 2015, heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, te weten [naam1] , immers heeft verdachte zonder toestemming voornoemde minderjarige meegenomen en/of vastgehouden, aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [naam1] gebracht en/of gehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting is door en namens de verdachte vrijspraak van de feiten 2 en 3 bepleit. Daartoe is aangevoerd dat in beide gevallen geen sprake was van opzet op de ten laste gelegde delicten. Verdachte had verdriet om de situatie en wilde graag zijn dochter zien. Hij ging met haar naar het cafetaria waar hij met zijn oudste dochter ook telkens kwam om een ijsje te eten en hij heeft zelf de politie benaderd. Van ontvoering kan dan geen sprake zijn. Ook wilde verdachte zich de telefoon niet toe-eigenen. Daarbij had de dochter van verdachte de telefoon al in haar handen, zo verklaarde verdachte ter zitting van het hof. Oogmerk op toe-eigening van de telefoon ontbrak dan ook.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Aan de hand van deze bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. Verdachte kwam op 5 februari 2020 naast aangeefster fietsen terwijl de dochter van verdachte en aangeefster in de fietsstoel bij aangeefster achterop zat. Verdachte liet aangeefster stoppen en tilde zijn dochter uit de fietsstoel terwijl aangeefster, die het gezag over haar uitoefende, daar geen toestemming voor gaf en dit probeerde tegen te gaan. Toen aangeefster de politie wilde bellen, pakte verdachte haar telefoon af om haar te beletten dat te doen. De telefoon gaf hij niet terug aan aangeefster, maar gaf hij op enig moment aan zijn dochter om daar spelletjes op te spelen. De verklaring van verdachte dat zijn dochter de telefoon al in haar handen had terwijl zij in het fietsstoeltje zat, acht het hof niet geloofwaardig nu verdachte zowel bij de politie als bij de rechtbank heeft verklaard dat hij de telefoon van aangeefster afpakte, hetgeen wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Vervolgens is hij met zijn dochter naar een cafetaria gegaan om daar een ijsje te eten. Het hof is van oordeel dat verdachte op deze wijze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zijn dochter aan het over haar gestelde gezag zou onttrekken. Daarnaast is verdachte door zich op de hiervoor beschreven wijze te gedragen als heer en meester over de telefoon van aangeefster gaan beschikken en heeft hij gehandeld met het oogmerk de telefoon zich toe te eigenen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 21 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, in de gemeenten [gemeente1] en [gemeente2] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam1] , door
- veelvuldig te bellen naar en/of telefonisch contact te zoeken met die [naam1] , en
- zich veelvuldig op te houden op en nabij de school van hun, verdachte’s en [naam1] 's, kind, en
- zich veelvuldig op te houden bij de woning van die [naam1] , en
- meermalen achter die [naam1] aan te fietsen met het oogmerk die [naam1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op 5 februari 2020, in de gemeente [gemeente1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] ;
3.
hij op 5 februari 2020, in de gemeente [gemeente1] , opzettelijk een minderjarige, [naam2] , geboren op [geboortedatum] 2015, heeft onttrokken en onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag, te weten [naam1] , immers heeft verdachte zonder toestemming voornoemde minderjarige meegenomen en vastgehouden, aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en de invloedssfeer van die [naam1] gebracht en gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Daarnaast heeft verdachte haar telefoon gestolen en hun dochter aan haar gezag onttrokken. Hoewel het hof wel wil aannemen dat verdachte in aanzienlijke mate werd gedreven door zijn wens zijn vaderschap uit te oefenen en ook ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte het moeilijk heeft met het ontberen van contact met zijn kinderen, heeft hij daarbij strafrechtelijke grenzen overschreden. Aangeefster heeft gevreesd voor haar veiligheid. Verdachtes gedragingen en uitlatingen hebben bij haar stress en spanning veroorzaakt en haar beperkt in haar bewegingsvrijheid. Ook heeft hij de dochter van aangeefster en verdachte aan aangeefsters gezag onttrokken en op die wijze voor ongerustheid bij haar moeder gezorgd. Het hof rekent verdachte dit aan.
Het hof heeft rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Het hof zal daarbij, zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal en opgelegd door de rechtbank in eerste aanleg, als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod opleggen. Daarnaast zal het hof verdachte een taakstraf van 40 uren opleggen, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 279, 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [naam1] en haar kinderen [naam3] en [naam2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in de [adres1] in [plaats] , te weten de straat waar [naam1] woont, alsmede in de straten van de scholen van de kinderen, te weten de [adres2] en de [adres3] te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 11 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.