In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 oktober 2021, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Gelderland inzake de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige3] en de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] bij de vader heeft vastgesteld en de hoogte van de kinderalimentatie. De vrouw verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] bij haar vast te stellen en de kinderalimentatie te verhogen. De man, verweerder in hoger beroep, verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over hun kinderen en hebben in een ouderschapsplan afspraken gemaakt over de zorgverdeling. De rechtbank had eerder bepaald dat de man kinderalimentatie moest betalen voor de kinderen, maar de vrouw is van mening dat de behoefte van de kinderen hoger is dan vastgesteld en dat de man meer moet bijdragen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] bij de man moet blijven, gezien de uitgebreide zorgregeling en de noodzaak voor de ouders om beter te communiceren over de behoeften van de kinderen. Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof geoordeeld dat de man met terugwerkende kracht moet bijdragen aan de kosten van de kinderen, met een aanpassing van de bedragen per kind per maand, afhankelijk van de wijziging in de financiële situatie van de man.
De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats wordt bekrachtigd, maar dat de beschikking over de kinderalimentatie wordt vernietigd en opnieuw wordt vastgesteld. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.