ECLI:NL:GHARL:2021:9746

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
21-000340-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling, bedreiging en belediging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling, bedreiging, handelen in strijd met een tijdelijk huisverbod en meerdere beledigingen. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen, zoals zijn afstand van het verleden en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft besloten om de helft van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen en bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante woonbegeleiding en een contactverbod, aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden. Tevens zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof heeft de strafoplegging in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000340-19
Uitspraak d.d.: 20 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 januari 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-152944-18 en 16-207034-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal die strekt tot – kort weergegeven – vrijspraak van het onder 1 primair en 4 primair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte ter zake de overige feiten tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, beide met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte – kort weergegeven – vrijgesproken van het onder 1 primair en 4 primair tenlastegelegde en ter zake de overige feiten veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is toegewezen tot een bedrag van € 300,- en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is toegewezen tot een bedrag van € 500,-. Beide vorderingen zijn voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16-152944-18:
1. primairhij op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door deze eenmaal in/op/richting het oog en/of het gezicht, althans het hoofd, te spugen;
1. subsidiairhij op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 1] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [benadeelde partij 1] eenmaal in/op/richting het oog en/of het gezicht, althans het hoofd, te spugen;
2.hij op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen "Jouw hoofd onthoud ik, de volgende keer moet je oppassen, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [benadeelde partij 1] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [persoon] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "vuile leugenaar", "snotneus" en/of (smerige) "klootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4. primairhij op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, te weten een huisverbod, krachtens artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gegeven/gedaan door een ambtenaar, te weten, de burgemeester van de gemeente [plaats 1] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd de woning gelegen aan [adres] , onmiddellijk te verlaten en deze woning van 31 juli 2018 te 10:09 uur tot 10 augustus 2018 te 10:09 uur niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden en gedurende deze periode geen contact op te nemen met de personen die in voernoemde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven, te weten [benadeelde partij 2] , [naam 1] en [naam 2] , hieraan geen gevolg te geven;
4. subsidiairhij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 1 augustus 2018 te [plaats 1] in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
in de zaak met parketnummer 16-207034-18 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 18 oktober 2018 te [plaats 2] , [benadeelde partij 2] , heeft mishandeld door voornoemd slachtoffer bij haar keel te pakken en/of aan haar haren te trekken en/of haar te schoppen en/of te duwen en/of te krabben.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 1615294418 onder 1 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-207034-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 16-152944-18:
1. subsidiairhij op 1 augustus 2018 te [plaats 1] opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 1] , agent van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, door die [benadeelde partij 1] eenmaal in het oog en het gezicht te spugen;
2.hij op 1 augustus 2018 te [plaats 1] [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Jouw hoofd onthoud ik, de volgende keer moet je oppassen, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op 1 augustus 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [benadeelde partij 1] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland) en [persoon] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "vuile leugenaar", "snotneus" en "smerige klootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4. subsidiairhij als degene aan wie door de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 1 augustus 2018 te [plaats 1] in strijd met dat huisverbod de zich in nabijheid van de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres] , heeft opgehouden;
in de zaak met parketnummer 16-207034-18 (gevoegd):
hij op 18 oktober 2018 te [plaats 2] [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door voornoemd slachtoffer bij haar keel te pakken en aan haar haren te trekken en te krabben.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof nog dat [benadeelde partij 2] weliswaar heeft verklaard door verdachte te zijn geschopt, maar dat haar verklaring op dat punt onvoldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Ten aanzien van verdachtes stelling dat hij dubbel wordt berecht ter zake de overtreding van het huisverbod, aangezien hij daarvoor reeds door dit hof, locatie Arnhem, is veroordeeld, merkt het hof op dat die veroordeling een overtreding op
3 augustus 2018betrof en dat de stelling van verdachte daarom feitelijke grondslag mist.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

in de zaak met parketnummer 16-152944-18:
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod.
in de zaak met parketnummer 16-207034-18 (gevoegd):
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging, handelen in strijd met een tijdelijk huisverbod en meerdere beledigingen. Het betreft stuk voor stuk uitgesproken vervelende feiten die een nare ervaring zijn geweest voor de slachtoffers. Het hof neemt verdachte zijn misdragingen kwalijk en acht oplegging van een straf voor deze feiten geboden.
Het hof volgt niet het betoog van de verdediging inhoudende dat verdachte, gezien zijn gezondheidstoestand, niet tot enige arbeid in staat kan worden geacht. Verdachte heeft zelf verklaard zich hobbymatig bezig te houden met het repareren van elektronica. Werkzaamheden met een vergelijkbare fysieke belasting zijn ook denkbaar in het kader van het uitvoeren van een taakstraf.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof, naast de ernst van de feiten, in aanmerking dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en excuses heeft gemaakt. Verder zal het hof in de strafmaat verdisconteren dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep met negen maanden is overschreden. Het hof acht in beginsel – net als de politierechter – de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf van 120 uur passend en geboden. Gelet op de termijnoverschrijding in hoger beroep en de omstandigheid dat uit de houding en de toelichting van verdachte ter terechtzitting van het hof naar voren komt dat verdachte daadwerkelijk afstand heeft genomen van het leven dat hij leefde ten tijde van het plegen van de onderhavige strafbare feiten, ziet het hof aanleiding de helft van de taakstraf, te weten 60 uur, in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Aan verdachte zijn op 9 maart 2021 door de rechtbank Noord-Holland op zijn eigen verzoek een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante woonbegeleiding en een contactverbod met [benadeelde partij 2] , die verdachte naar eigen zeggen helpen om op het goede pad te blijven. De verdediging heeft verzocht om deze voorwaarden ook in de onderhavige zaak op te leggen. Het hof ziet met de verdediging de meerwaarde van het voor langere tijd waarborgen van het huidige begeleidend kader en zal de betreffende bijzondere voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, te weten een bedrag van € 300,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor zover die in eerste aanleg is toegewezen ook in hoger beroep zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-207034-18 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-207034-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-207034-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
  • dat verdachte zich zal houden aan de voorwaarden gesteld door en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (Tactus Reclassering Flevoland te Almere), zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt dat hij zal meewerken aan een ambulante behandeling of begeleid wonen;
  • dat verdachte op geen enkele wijze contact, middellijk of onmiddellijk, zal opnemen met [benadeelde partij 2] , geboren [geboortedatum] , wonende [adres] .
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-152944-18 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 augustus 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-207034-18 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-207034-18 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 oktober 2018.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. H. Pluimers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 20 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pluimers is verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.