Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
14 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een minderjarige. De moeder, die op 16-jarige leeftijd beviel van [de minderjarige1], had niet van rechtswege het gezag over haar kind verkregen. Na de geboorte verbleef [de minderjarige1] in een pleeggezin en had [verweerder], de vermeende biologische vader, onder begeleiding omgang met haar. De rechtbank had eerder de moeder meerderjarig verklaard en de voogdijmaatregel beëindigd, waardoor zij het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] verkreeg. De moeder heeft later een relatie gekregen met [belanghebbende], die [de minderjarige1] op 19 juni 2018 heeft erkend.
[verweerder] heeft verzocht om vervangende toestemming voor erkenning van [de minderjarige1] en om een omgangsregeling. Hij heeft ook verzocht om de erkenning door [belanghebbende] te vernietigen. De rechtbank benoemde een bijzondere curator om de belangen van [de minderjarige1] te behartigen. De rechtbank heeft de erkenning door [belanghebbende] op 14 september 2020 vernietigd en vervangende toestemming verleend aan [verweerder] om [de minderjarige1] te erkennen.
De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissingen, met grieven tegen de benoeming van de bijzondere curator, het DNA-onderzoek en de vernietiging van de erkenning. Het hof heeft geoordeeld dat [verweerder] als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de bijzondere curator terecht is benoemd. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige1] voorop stond.