ECLI:NL:GHARL:2021:9711

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
21-005642-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkt hoger beroep en vrijspraak ter zake van mishandeling na beoordeling van getuigenverklaringen en beeld- en geluidsopnames

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beperkt hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het horen van getuigen en het bekijken van beeld- en geluidsopnames van het incident. De verdachte was beschuldigd van het mishandelen van een persoon genaamd [naam1] door een deur met volle kracht dicht te slaan, waarbij [naam1] letsel opliep. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangever en getuige niet overeenkomen met de waarnemingen van het hof zelf op de opnames, wat leidde tot gerede twijfel over de toedracht van het letsel. Hierdoor was het hof niet overtuigd van de schuld van de verdachte en heeft het hof besloten tot vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit. Het hof heeft wel de straf voor de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten bepaald op een gevangenisstraf van 30 dagen, onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De beslissing van het hof is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005642-18
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 15 oktober 2018 met parketnummer 18-720179-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter met aanvulling van de bewijsmiddelen en tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot een bedrag van € 200,00. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. C.H.J. van Dooijeweert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 oktober 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte van het onder 1 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de rechtbank een meldplicht, een verplichting om in een instelling voor begeleid wonen te verblijven, een behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod opgelegd. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Omvang van het beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de akte rechtsmiddel van 16 oktober 2018, waaruit blijkt dat het hoger beroep onbeperkt is ingesteld. Uit de herstelakte rechtsmiddel van 16 oktober 2018 blijkt dat het hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op het onder 5 ten laste gelegde. Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is daarom beperkt tot feit 5.
Het hof zal, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering, de straf ten aanzien van de in eerste aanleg onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten bepalen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2018, te [plaats] , een persoon, genaamd, [naam1] heeft mishandeld door een deur vast te pakken en deze met volle kracht dicht te slaan, waarbij die [naam1] werd geraakt tegen zijn hoofd en/of arm.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat weliswaar voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, maar dat daaruit niet de overtuiging kan worden bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daaraan heeft mede bijgedragen de aan het dossier toegevoegde en ter terechtzitting getoonde beeld- en geluidsopname van het betreffende incident. De beleving van de gebeurtenissen die aangever [naam1] en getuige [getuige] in hun verklaringen beschrijven, geeft een ander beeld van de situatie dan hetgeen het hof zelf heeft waargenomen op de beeld- en geluidsopname. Gelet op het voorstaande is bij het hof gerede twijfel ontstaan over de toedracht van het ontstaan van het letsel van aangever en is het hof er niet van overtuigd dat daadwerkelijk sprake is geweest van mishandeling.
Voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals door de advocaat-generaal gevorderd, ziet het hof mede gezien de vrijspraak geen grond.

Toepassing van artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering

Nu het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen het onder 5 ten laste gelegde, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde misdrijven, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 2 en 3 bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 8 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.