ECLI:NL:GHARL:2021:9592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
21-003100-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na onvoldoende politieonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Assen. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in een gehuurd pand een hennepkwekerij had. De politierechter had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 13.598,31 en de betrokkene verplicht om dit bedrag terug te betalen. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 22 september 2021 heeft het gerechtshof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de beslissing van de politierechter vernietigd moest worden. Het hof heeft vastgesteld dat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de verklaring van de betrokkene. De betrokkene had betwist dat er sprake was van een geslaagde oogst en verklaarde dat hij dode planten had vervangen door nieuwe. Dit verhaal is echter niet geverifieerd door de politie, die geen onderzoek heeft gedaan naar de inhoud van de aangetroffen zakken met restafval en wortelrestanten.

Het hof oordeelt dat onder deze omstandigheden de vordering tot ontneming moet worden afgewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en wijst de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. M.C. van Linde als voorzitter, en is op 6 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003100-20
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2021
Tegenspraak
Ontnemingszaak
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Assen van 28 maart 2012 met het parketnummer 19-605203-11 in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel inzake

[de betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] ;
hierna te noemen: de betrokkene.

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 22 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof de beslissing van de politierechter zal vernietigen en de vordering tot ontneming zal afwijzen.
Het gerechtshof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de betrokkene is aangevoerd ter terechtzitting in hoger beroep.

De beslissing waartegen het hoger beroep is gericht

Bij de hierboven genoemde beslissing, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene geschat op een bedrag van € 13.598,31 en de terugbetalingsverplichting van de betrokkene vastgesteld op dat bedrag.
Het gerechtshof verenigt zich niet met die beslissing zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Beoordeling

In het door de betrokkene gehuurde pand is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Zowel de politie als de politierechter gaan uit van één voorafgaande oogst in dat pand. Dit is gebaseerd op twee gronden. Enerzijds op het in het pand aantreffen van diverse zakken met restafval en wortelrestanten en anderzijds op het tijdsverloop tussen het moment waarop de huur van het pand is ingegaan (1 februari 2009) en het moment waarop de hennepkwekerij is aangetroffen (op 10 juli 2009).
De betrokkene heeft betwist dat sprake is geweest van een geslaagde voorafgaande oogst. Volgens hem heeft hij ongeveer honderd tot honderdvijftig dode planten vervangen door nieuwe en verklaart dat het aantreffen van restafval en wortelrestanten.
Verificatie van dit verhaal van de betrokkene door de politie heeft echter niet plaatsgevonden. Niet onderzocht is of het door de betrokkene genoemde aantal van honderd tot honderdvijftig dode planten kan kloppen met de inhoud van de aangetroffen zakken restafval en wortelrestanten. De inhoud van die aangetroffen zakken is daarnaast niet gefotografeerd, waardoor verificatie aan de hand van beeldmateriaal niet mogelijk is.
Onder deze omstandigheden is het gerechtshof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid of onjuistheid van de verklaring van de betrokkene. Dit dient te leiden tot afwijzing van de vordering tot ontneming.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 6 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.