ECLI:NL:GHARL:2021:9590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
21-001374-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met heimelijk filmen en fotograferen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor belaging van zijn buurvrouw gedurende een periode van ruim vijftien maanden. Hij heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer door haar heimelijk te filmen en fotograferen, onder andere in haar eigen woning. De verdachte heeft zich meermalen wederrechtelijk toegang verschaft tot de woning van de benadeelde partij, waarbij hij gebruik maakte van een sleutel die hij had laten namaken van een eerder door hem weggenomen huissleutel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 2.549,24, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de impact die dit heeft gehad op de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001374-20
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2021
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2020 met het parketnummer
18-730232-18 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 22 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, voor zover het betreft de bewezenverklaring;
  • de verdachte ter zake van de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • de in beslag genomen voorwerpen zal verbeurdverklaren;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk zal toewijzen, tot een bedrag van € 2.549,24, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen;
  • de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding;
  • de verdachte zal veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op een bedrag van € 39,-.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W. Koopmans, alsmede door en namens de benadeelde partij [benadeelde partij] is aangevoerd ter terechtzitting in hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht heeft de rechtbank:
  • de verdachte vrijgesproken ter zake van het aan hem onder 3 primair ten laste gelegde feit;
  • de verdachte ter zake van de aan hem onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest;
  • de in beslag genomen voorwerpen verbeurdverklaard;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 2.549,24, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
  • de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof op onderdelen tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2017 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden (dat zij heimelijk werd gefotografeerd en/of gefilmd en/of geobserveerd en/of dat eigendommen van haar werden weggenomen) en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
- die [benadeelde partij] vanuit verdachtes woning (naastgelegen aan de woning van die [benadeelde partij] ) geobserveerd en/of begluurd en/of
- die [benadeelde partij] heimelijk gefotografeerd en/of
- een of meer sleutel(s) van (een) toegangsdeur(en) van die woning van die [benadeelde partij] weggenomen en een kopie daarvan doen of laten vervaardigen (zonder medeweten van die [benadeelde partij] ) en/of
- de woning van die [benadeelde partij] binnengegaan met die/een kopie van de/een sleutel(s) van (een van) de toegangsdeur(en) van de woning van die [benadeelde partij] en/of
- een (digitale) camera (welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor) met voeding (powerbank) en een geheugenkaart (onder een bed) in de slaapkamer van de woning van die [benadeelde partij] geplaatst en vervolgens achtergelaten en/of (vervolgens/zodoende)
- filmopnamen vervaardigd en/of doen vervaardigen van die [benadeelde partij] in haar slaapkamer, terwijl zij (deels) ontkleed/naakt was en/of anderszins in die slaapkamer aanwezig was en/of
- die camera met voeding (powerbank) en een geheugenkaart uit die woning van die [benadeelde partij] (welke verdachte eerder had geplaats en achtergelaten) opgehaald (met gebruikmaking van die valse sleutel(s)) en/of (vervolgens)
- de filmopnamen, welke waren vervaardigd met die camera met voeding(powerbank) en een geheugenkaart, bekeken en/of
- een of meer bh('s) van die [benadeelde partij] weggenomen uit de woning van die [benadeelde partij] en die bh('s) vervolgens op een ander moment weer teruggelegd in die woning van die [benadeelde partij] en/of
- foto's gemaakt van een of meerdere bh's van die [benadeelde partij] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel (een (digitale) camera (welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor) met voeding (powerbank) en een geheugenkaart), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde partij] , aanwezig in een woning, gelegen aan of bij de [adres] en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het balkon van die woning,
een of meer afbeelding(en), te weten digitale foto('s) en/of filmopnamen, heeft vervaardigd en/of doen vervaardigen ((onder een bed) in de slaapkamer van de woning van die [benadeelde partij] );
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] ,
A. (van een woning gelegen aan of bij de [adres] ) een of meer (huis)sleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en/of
B. (in/uit de woning gelegen aan of bij de [adres] ) een of meer bh('s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (te weten de woning van die [benadeelde partij] ) heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutel(s) en/of bh('s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een of meer eerder door verdachte weggenomen en gekopieerde (huis)sleutel(s);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een of meer huissleutel(s) en/of bh('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (gedurende enige tijd) buiten het bereik van de rechthebbende op die sleutel(s) en/of bh('s) heeft doen zijn en/of op een voor de rechthebbende op die sleutel(s) en/of bh('s) onbekende plaats heeft doen zijn, aldus/althans heeft weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, in de woning [adres] , bij een ander, te weten bij [benadeelde partij] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Het gerechtshof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.

De door het gerechtshof gehanteerde bewijsmiddelen

Ter zake van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 14 februari 2020. Ter zake van deze feiten is in hoger beroep geen vrijspraak bepleit. Naast de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van deze feiten hanteert het gerechtshof - evenals de rechtbank - de volgende bewijsmiddelen ter zake van die feiten, waarbij ieder bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts is gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ter zake van de feiten 1, 2 en 4 -
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 71 en verder van het dossier van de politie Noord-Nederland met het kenmerk 2018287024 van 20 november 2018, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van
31 oktober 2018, opgenomen op pagina 78 en verder van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
23 oktober 2018, opgenomen op pagina 39 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant inzake het digitaal onderzoek camera;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
30 oktober 2018, opgenomen op pagina 50 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van de verbalisant.
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 14 februari 2020 de feitelijke handelingen, zoals ten laste gelegd onder A en B, bekend. Dit onderdeel van zijn verklaring hanteert het gerechtshof als bewijsmiddel.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend dat hij het oogmerk heeft gehad zich de in dat feit genoemde voorwerpen, de huissleutels van [benadeelde partij] en haar bh’s, wederrechtelijk toe te eigenen. In het verlengde hiervan heeft de verdediging vrijspraak bepleit van de onder 3 primair ten laste gelegde vorm van diefstal.
Het gerechtshof verwerpt het bewijsverweer van de verdachte en de verdediging.
Ter zake van de diefstal van de huissleutel verwijst het gerechtshof naar de rechtsoverwegingen in het arrest van de Hoge Raad van 3 november 1964 (
HR 3 november 1964; NJ 1965, 120 (https://www.navigator.nl/document/id3419641103nj1965120dosred?ctx=WKNL_CSL_92)).
Op gelijksoortige rechtsoverwegingen als genoemd in bedoeld arrest van de Hoge Raad acht het gerechtshof eveneens het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de diefstal van de bh’s van [benadeelde partij] bewezen. Ook ter zake van die bh’s heeft de verdachte zich - ook al zij het slechts tijdelijk – gedragen als heer en meester. Evenals de huissleutel van [benadeelde partij] een uniek karakter heeft, hebben ook haar bh’s een vergelijkbaar persoonlijk en intiem karakter.
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit hanteert het gerechtshof - naast de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van de feitelijke handelingen - de in de voorgaande alinea opgenomen bewijsoverweging en het volgende bewijsmiddel:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 31 oktober 2018, opgenomen op pagina 78 en verder van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] , voor zover inhoudende:
Doordat u mij de foto's toont van mijn lingerie op een plaats die niet in mijn woning is weet ik dat de lingerie is toegeëigend door mijn buurman.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair en 4 aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 19 juni 2017 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij] , met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen te dulden dat zij heimelijk werd gefotografeerd en gefilmd en geobserveerd en dat eigendommen van haar werden weggenomen, immers heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
- meermalen die [benadeelde partij] vanuit verdachtes woning, naastgelegen aan de woning van die [benadeelde partij] , geobserveerd en begluurd en
- meermalen die [benadeelde partij] heimelijk gefotografeerd en
- een sleutel van een toegangsdeur van die woning van die [benadeelde partij] weggenomen en een kopie daarvan doen of laten vervaardigen zonder medeweten van die [benadeelde partij] en
- meermalen de woning van die [benadeelde partij] binnengegaan met die kopie van de sleutel van de toegangsdeur van de woning van die [benadeelde partij] en
- een digitale camera welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor met voeding (powerbank) en een geheugenkaart onder een bed in de slaapkamer van de woning van die [benadeelde partij] geplaatst en vervolgens achtergelaten en vervolgens/zodoende - meermalen filmopnamen vervaardigd of doen vervaardigen van die [benadeelde partij] in haar slaapkamer, terwijl zij (deels) ontkleed was of anderszins in die slaapkamer aanwezig was en
- meermalen die camera met voeding (powerbank) en een geheugenkaart uit die woning van die [benadeelde partij] , welke verdachte eerder had geplaats en achtergelaten, opgehaald met gebruikmaking van die valse sleutel, en vervolgens
- meermalen de filmopnamen, welke waren vervaardigd met die camera met voeding(powerbank) en een geheugenkaart, bekeken en
- bh's van die [benadeelde partij] weggenomen uit de woning van die [benadeelde partij] en die bh's vervolgens op een ander moment weer teruggelegd in die woning van die [benadeelde partij] en
- foto's gemaakt van bh's van die [benadeelde partij] ;
2.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, een digitale camera welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor, met voeding (powerbank) en een geheugenkaart, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde partij] , aanwezig in een woning, gelegen aan of bij de [adres] , afbeeldingen, te weten digitale foto's en filmopnamen heeft vervaardigd of doen vervaardigen, onder een bed in de slaapkamer van de woning van die [benadeelde partij] ;
3. primair
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
A. van een woning gelegen aan de [adres] een huissleutel, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
B. in/uit de woning gelegen aan de [adres] bh's, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten de woning van die [benadeelde partij] heeft verschaft en die weg te nemen bh's onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een eerder door verdachte weggenomen en gekopieerde huissleutel;
4.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , meermalen in de woning [adres] , bij een ander, te weten bij [benadeelde partij] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten leveren op de eendaadse samenloop van:

(1) belaging

en
(2)
gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde feit levert op:
diefstal
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde feit levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de persoon van de verdachte is een rapport van 21 juni 2019 opgemaakt door GZ-psycholoog [naam1] . De conclusie van dit rapport is dat er bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, alsmede dat dit ook het geval was ten tijde van het ten laste gelegde.
Het gerechtshof is op grond van de inhoud van dit rapport van oordeel dat de hiervoor onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde delicten de verdachte geheel kunnen worden toegerekend.
Gelet hierop acht het gerechtshof de verdachte strafbaar, aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim vijftien maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn buurvrouw [benadeelde partij] . Hieruit volgt tevens dat in casu geen sprake is van een ‘impulsdelict’, een enkele misstap, maar dat hij keer op keer, ‘stelselmatig’, ertoe besloot om [benadeelde partij] opnieuw ingrijpend te kwetsen/beschadigen. Hij heeft aldus op een nare en laffe wijze ernstig inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Daarbij heeft hij zich bovendien schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen en fotograferen van [benadeelde partij] , onder meer in haar eigen woning. Hij is meermalen wederrechtelijk de woning van [benadeelde partij] binnengedrongen en heeft bh’s uit haar woning weggenomen, waarbij hij nota bene gebruik maakte van een sleutel die hij had laten namaken van een eerder door hem weggenomen huissleutel van [benadeelde partij] .
Door zijn handelen heeft de verdachte op zeer indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van [benadeelde partij] . Uit de door [benadeelde partij] ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de belaging en de daarmee samenhangende feiten een grote impact op haar hebben gehad, en nog steeds hebben, op haar dagelijkse leven. Dit rekent het gerechtshof de verdachte zwaar aan, aangezien hij zich aldus heeft gemanifesteerd als de nachtmerrie voor zijn buurvrouw.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 augustus 2021, waaruit blijkt dat hij nimmer door een strafrechter is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. Kern daarvan is dat thans sprake is van verbeterde omstandigheden in de persoonlijke en psycho-sociale situatie van de verdachte en dat het gerechtshof daar in de strafoplegging enigszins rekening mee zal houden.
Evenals de verdediging is het gerechtshof van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop waar het betreft de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Over het onherstelbaar vormverzuim ter zake van de in verzekering stelling van de verdachte dat door de raadsvrouw is aangevoerd in de pleitnota overweegt het gerechtshof het volgende. Het moge inderdaad zo zijn dat de verdachte in beginsel ten onrechte in verzekering is gesteld ter zake van uitsluitend de verdenking op grond van artikel
137f, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, dat neemt niet weg dat de in verzekering stelling van de verdachte destijds reeds (mede) gegrond had kunnen worden op de verdenking van de onder 3 ten laste gelegde vorm van diefstal. Dat blijk uit het politieonderzoek. Er is derhalve weliswaar sprake van een onherstelbaar vormverzuim, echter heeft de verdachte hiervan geen nadeel ondervonden aangezien het ook voor hem duidelijk is geweest in verband met welk feitencomplex hij was aangehouden. Het gerechtshof verwerpt het daarop betrekking hebbende strafmaatverweer van de verdediging.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het overigens door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof de oplegging van de door de raadsvrouw bepleite strafmodaliteit - te weten een taakstraf, alsmede een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als het ondergane voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren - aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Op grond van al het vorenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie acht het gerechtshof passend en geboden de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

In beslag genomen voorwerpen

De onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten zijn begaan met behulp van de in beslag genomen en niet terug gegeven voorwerpen.
Deze voorwerpen, te weten acht telefoons (Samsung GT-I9001, Samsung GT-S5360, Alcatel Onetouch, twee Samsung telefoons, Nokia 1112, Nokia RM-133 en Nokia X3-00), vier computers (Siemens DT7-D2598, HP-DV6-1420ed, Samsung en Asus) en een filmcamera JVC Everio, behoren de verdachte toe. Deze voorwerpen zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het gerechtshof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 774,44, alsmede immateriële schade ten bedrage van € 2.000,-. Daarnaast is de wettelijk rente gevorderd.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 2.594,44, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
In hoger beroep zijn daarnaast aanvullende kosten door de benadeelde partij gevorderd, bestaande in reiskosten (gemaakt in de fase van het hoger beroep) ten bedrage van € 32,12, alsmede verletkosten (eveneens gemaakt in de fase van het hoger beroep) ten bedrage van
€ 54,48. Deze aanvullende kosten acht het gerechtshof echter niet toewijsbaar, gelet op de rechtsoverwegingen daaromtrent in het arrest van dit gerechtshof van 22 december 2020,
gepubliceerd onder het kenmerk ECLI:NL:GHARL:2020:10689.
In het geval dat en voor zover door de benadeelde partij in hoger beroep ook overigens méér materiële schade is gevorderd dan in eerste aanleg is gedaan is dat deel van de vordering op grond van de wet evenmin toewijsbaar.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerechtshof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 549,44 ter zake van materiële schade, alsmede tot het bedrag van de gevorderde immateriële schade. Die schade is niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor het overige is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 55, 57, 138, 139f, 285b, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair en
4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
acht telefoons (Samsung GT-I9001, Samsung GT-S5360, Alcatel Onetouch, twee Samsung telefoons, Nokia 1112, Nokia RM-133 en Nokia X3-00);
vier computers (Siemens DT7-D2598, HP-DV6-1420ed, Samsung en Asus);
filmcamera JVC Everio.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.549,44 (tweeduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 549,44 (vijfhonderdnegenenveertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.549,44 (tweeduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 549,44 (vijfhonderdnegenenveertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 6 oktober 2018.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 6 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.