ECLI:NL:GHARL:2021:9569

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
200.285.345/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leaseovereenkomst en buitengerechtelijke ontbinding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma Roos Medical V.O.F. en haar vennoten tegen Wensink Lease B.V. De vennootschap heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, waarin Wensink Lease B.V. in het gelijk is gesteld. De zaak betreft een leaseovereenkomst voor een Mercedes C klasse, die op 11 mei 2016 is gesloten. Vanwege een betalingsachterstand heeft Wensink de overeenkomst op 28 januari 2019 buitengerechtelijk ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat Wensink recht had op schadevergoeding van € 13.364,77, wat de appellanten betwisten in hun hoger beroep. Ze stellen dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan de ontbinding en dat de schadevergoeding niet in verhouding staat tot de betalingsachterstand. Het hof heeft de bezwaren van de appellanten besproken en is tot de conclusie gekomen dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de overeenkomst rechtmatig is ontbonden en dat de schadevergoeding toewijsbaar is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.285.345/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8265790)
arrest van 12 oktober 2021
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma Roos Medical V.O.F.,

gevestigd in Zwolle, en haar vennoten:
2.
[appellant2].
3.
[appellant3],
4.
[appellant4] ,
die allen wonen in [woonplaats] ,
die hoger beroep hebben ingesteld en bij de rechtbank optraden als gedaagden,
hierna gezamenlijk
[appellanten] c.s.te noemen,
vertegenwoordigd door mr. W.G.A. van Hoogstraten, advocaat in Beuningen,
tegen
Wensink Lease B.V.,
gevestigd in Zwolle,
en die bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna
Wensinkte noemen,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedures

Op 4 augustus 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Overijssel in Zwolle tussen partijen vonnis gewezen. [appellanten] c.s. hebben daar op 29 oktober 2020 hoger beroep tegen ingesteld en bij memorie van grieven van 19 januari 2021 bezwaren tegen opgeworpen. Wensink is niet in het hoger beroep verschenen; tegen haar is om die reden verstek verleend. Daarna heeft het hof besloten uitspraak te doen op basis van de door [appellanten] c.s. toegestuurde processtukken.

2.Waar gaat dit hoger beroep over?

2.1
[appellanten] c.s. vorderen in dit hoger beroep het vonnis van de kantonrechter van
4 augustus 2020 te vernietigen en alsnog de vorderingen van Wensink af te wijzen. Het geschil en de beslissing van de kantonrechter hebben de volgende achtergrond.
2.2
Tussen [appellanten] c.s. en Wensink is op 11 mei 2016 een “opdracht/contractbevestiging” en op 18 mei 2016 een “mantelovereenkomst operationale lease” (hierna: de overeenkomst) gesloten voor het gebruik van een Mercedes C klasse (4-deurs) 180cdi bluetec (hierna: de auto). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Wensink van toepassing verklaard. Vanwege een betalingsachterstand heeft Wensink de overeenkomst met [appellanten] c.s. op 28 januari 2019 buitengerechtelijk ontbonden, waarna [appellanten] c.s. de auto hebben ingeleverd. Wensink heeft vervolgens aanspraak gemaakt op schadevergoeding van [appellanten] c.s. vanwege het voortijdige beëindigen van de overeenkomst.
2.3
De kantonrechter heeft op basis van de door partijen aangevoerde stellingen geoordeeld dat Wensink in haar recht stond de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk te ontbinden en dat [appellanten] c.s. aan Wensink nog een bedrag moeten betalen van € 13.364,77 te vermeerderen met rente en kosten.
2.4
In het hoger beroep voeren [appellanten] c.s. aan dat de kantonrechter ten onrechte de vorderingen van Wensink heeft toegewezen. [appellanten] c.s. stellen dat de redelijkheid en billijkheid ‘in de weg staan’ aan de buitengerechtelijke ontbinding, omdat [appellanten] c.s. een valide argument hadden de betaling nog niet te verrichten. Ook wordt aangevoerd dat het onredelijk bezwarend is (‘volstrekt’ c.q. ‘flagrant’ in strijd met de redelijkheid en billijkheid) om na ontbinding op grond van een enkele maand betalingsachterstand alle resterende termijnen als schade te moeten vergoeden. De gevorderde schadevergoeding staat volgens [appellanten] c.s. namelijk niet in verhouding tot de betalingsachterstand. Ook hebben [appellanten] c.s. bezwaren aangevoerd tegen de door de kantonrechter toegewezen kilometervergoeding en de kosten voor vervangend vervoer.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de voor de vordering relevante bezwaren van [appellanten] c.s. hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken, zonder alle grieven afzonderlijk te benoemen en te behandelen. De conclusie is dat het hof het eens is met het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst rechtmatig door Wensink buitengerechtelijk is ontbonden op
28 januari 2019. Verder is het hof van oordeel, net als de kantonrechter, dat de schadevergoeding, de kilometervergoeding en de kosten vervangend vervoer toewijsbaar zijn. Het hof zal het bestreden vonnis in stand laten en legt hieronder uit waarom.
Buitengerechtelijke ontbinding
3.2
Artikel 16.1 van de toepasselijke voorwaarden geeft Wensink het recht de overeenkomst met [appellanten] c.s. zonder ingebrekestelling te ontbinden als [appellanten] c.s. een op hen rustende verplichting niet nakomen. Dat dat aan de orde is, staat niet ter discussie. Een beding met deze inhoud is niet in algemene zin onredelijk bezwarend en [appellanten] c.s. hebben onvoldoende relevante feiten en omstandigheden gesteld die in dit concrete geval een andere conclusie rechtvaardigen.
Schadevergoeding
3.3
[appellanten] c.s. stellen dat in de toepasselijke voorwaarden staat dat betaling van de resterende termijnen het uitgangspunt is, maar dat dit niet in alle gevallen aan de orde is. Betaling van € 9.285,54 zou in relatie tot een betalingsachterstand van € 1.772,86 – zo begrijpt het hof – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Het hof is van oordeel dat een dergelijk verschil tussen de hoogte van de achterstand en de gevorderde schade die conclusie niet kan dragen. Het hof concludeert daarom, evenals de kantonrechter, dat de schadevergoeding toewijsbaar is.
Kilometervergoeding
3.4
In artikel 6.3 van de toepasselijke voorwaarden is bepaald dat indien sprake is van meer dan 10% afwijking van de gecontracteerde kilometers, Wensink het recht heeft de leaseprijs en zo nodig de contractduur aan te passen aan het werkelijk gebruik. De aangepaste leaseprijs geldt vanaf de eerste ingebruikname van de auto en het door [appellanten] c.s. te veel of te weinig betaalde wordt verrekend of in rekening gebracht.
3.5
De stellingen van [appellanten] c.s. komen erop neer dat de verrekening met terugwerkende kracht in mei 2018, die resulteerde in een terugbetaling van € 288,39 excl. btw, terecht heeft plaatsgevonden. Op het moment van inlevering van de auto moet gekeken worden naar het oorspronkelijk overeengekomen kilometrage van 25.000 km per jaar. De meer-kilometers ten bedrage van € 78,85 excl. btw zijn daarom niet toewijsbaar, aldus [appellanten] c.s. Het hof kan [appellanten] c.s. daarin niet volgen. Artikel 6.3 van de toepasselijke voorwaarden voorziet in eenzijdige aanpassing door Wensink van de leaseprijs. [appellanten] c.s. hebben daar ook het voordeel van genoten, onder meer door de terugbetaling en de verlaging van de leaseprijs voor de toekomstige termijnen naar € 777,94. Aanvullende feiten of omstandigheden op grond waarvan anders moet worden geoordeeld, zijn niet gesteld.
Kosten vervangend vervoer
3.6
[appellanten] c.s. stellen dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de kosten van vervangend vervoer aan hen in rekening te brengen, omdat de schade door een derde is veroorzaakt.
3.7
Het hof is van oordeel dat [appellanten] c.s. hun stelling onvoldoende hebben gemotiveerd. Zij hebben slechts aangevoerd dat het gaat om schade aan de auto waarvoor [appellanten] c.s. niet aansprakelijk zijn, maar een derde. Ingevolge artikel 9.3 van de toepasselijke voorwaarden mag Wensink de kosten van de eerste 24 uur vervangend vervoer doorberekenen aan [appellanten] c.s. De vraag of de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg staan dat [appellanten] c.s. op grond van artikel 9.3 de kosten van vervangend vervoer dienen te betalen, dient echter beantwoord te worden aan de hand van alle omstandigheden. Omstandigheden die dit standpunt van [appellanten] c.s. ondersteunen, zijn echter door [appellanten] c.s. niet gesteld.
De conclusie
3.8
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van [appellanten] c.s. niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. De vorderingen van Wensink zijn door de kantonrechter terecht toegewezen. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd. Omdat het hoger beroep faalt, zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van Wensink zullen worden vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel in Zwolle van 4 augustus 2020;
2. veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Wensink, tot nu toe worden die vastgesteld op nihil.
3. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, I. Tubben en F.M.C. Boesberg, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 oktober 2021.