ECLI:NL:GHARL:2021:954

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
21-001365-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in diefstalzaak met onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van een kluis en sieraden uit de woning van benadeelde partijen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 19 januari 2021 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging betrof de diefstal van een kluis met inhoud en sieraden, gepleegd in de periode van 7 tot en met 10 juli 2014. De verdachte en zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij op het moment van de diefstal niet in de woning aanwezig waren, en het hof achtte deze verklaringen niet onaannemelijk. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal. De verklaringen van getuigen werden als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, en de overige bewijsmiddelen waren niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen.

Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde diefstal. Het hof gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E.M.J. Brink, en raadsheren mr. L.T. Wemes en mr. M. Aksu.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001365-17
Uitspraak d.d.: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2017 met parketnummer 18-950059-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder bekende vast woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens eigen opgave ter zitting wonende te: [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de toewijzing van de in hoger beroep gehandhaafde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de teruggave van het in beslaggenomen geldbedrag van € 2.400,- aan [benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] .
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D. Fontein, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2017 vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding en de rechtbank heeft gelast dat het beslag wordt teruggegeven aan verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep gerekwireerd tot veroordeling van verdachte ter zake van de tenlastegelegde diefstal uit de woning van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Op grond van de aangiftes en aanvullende verklaringen van aangevers, in combinatie met de verklaringen van de getuigen, camerabeelden, TCI-informatie en tapgesprekken, komt de advocaat-generaal tot de slotsom dat kan worden bewezen dat verdachte de kluis en sieraden heeft weggenomen uit de woning van aangevers door middel van een valse sleutel.
Door en namens verdachte is ter zitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat terughoudend moet worden omgegaan met de verklaringen van aangevers en van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De verdediging bestrijdt dat verdachte de persoon is die op de beschikbare camerabeelden te zien is omstreeks 01.00 uur lopend bij de woning van aangevers.. Tot slot heeft de verdediging een aantal alternatieve scenario’s geschetst.
Het hof overweegt het volgende.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat in de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 uit de woning van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] aan de [adres] in [gemeente] een kluis (met inhoud) en sieraden zijn weggenomen. Gedurende deze periode waren aangevers op vakantie in Turkije.
Het dossier bevat camerabeelden van de voorkant van de woning van aangevers waarop – voor zover relevant – is te zien dat twee personen op 7 juli 2014 omstreeks 19.00 uur de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] binnengaan, waarna één persoon de woning ongeveer een half uur later weer verlaat. Verdachte en zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij de personen op de camerabeelden zijn.
Verder volgt uit diezelfde camerabeelden dat op 8 juli 2014 omstreeks 01.00 uur de buitenlamp bij de woning van aangevers aanspringt. Daardoor wordt een persoon zichtbaar die de oprit van de woning van aangevers afloopt. Deze persoon houdt met beide handen iets vast en verdwijnt in de duisternis.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben – kort samengevat – het volgende verklaard:
  • verdachte en medeverdachte zijn op 7 juli 2014 samen in de auto naar de woning van aangevers gereden;
  • medeverdachte beschikte over de sleutel van de woning van haar toenmalig beste vriendin [benadeelde partij 2] ;
  • medeverdachte, die regelmatig (ook alleen) in de woning was, is naar de woning gegaan omdat zij daar nog wat werkzaamheden moest doen;
  • verdachte was meegekomen naar de woning om medeverdachte te helpen bij een probleem met een rolluik;
  • verdachte werd op enig moment gebeld door getuige [getuige 3] , waarbij is afgesproken dat die [getuige 3] verdachte zou oppikken bij de rotonde gelegen achter de woning van aangevers;
  • medeverdachte heeft verklaard dat zij heeft gehoord dat verdachte in de woning werd gebeld, dat hij afsprak bij de rotonde en dat hij de woning (na een afscheidskus) via de achterzijde verliet;
  • verdachte, die niet bekend was in de omgeving, heeft verklaard dat hij aan de achterzijde van de woning over de schutting is geklommen om zo via het achtergelegen fietspad naar de rotonde te lopen;
  • medeverdachte heeft verklaard dat zij ongeveer tien minuten nadat verdachte de woning had verlaten de woning heeft afgesloten en weer in haar auto is gestapt en weggereden.
Het hof acht deze verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte niet onaannemelijk. De verklaringen worden niet weerlegd door de stukken die zich in het dossier bevinden. Bovendien heeft getuige [getuige 3] bevestigd dat hij verdachte aan het begin van de avond op 7 juli 2014 bij de rotonde heeft opgehaald.
Voor de suggestie dat verdachte zich in de woning zou hebben verschanst tot 01.00 uur biedt het dossier ook verder geen enkele ondersteuning.
Daarbij is het van belang dat het hof evenals de rechtbank de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de diefstal onvoldoende betrouwbaar acht en dus niet bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen van [getuige 2] zijn inconsistent en bovendien niet verifieerbaar. Dit geldt ook voor verklaringen [getuige 1] . Zo heeft [getuige 1] in eerste instantie verklaard dat verdachte in de PI met hem heeft gesproken over de inbraak bij aangevers en daarbij ontkende dat hij iets met de inbraak te maken had, terwijl [getuige 1] later heeft verklaard dat verdachte wél tegenover hem heeft erkend dat hij de inbraak heeft gepleegd. Ook is opmerkelijk dat [getuige 1] die belangrijke informatie eerst in december 2014 met aangever [benadeelde partij 1] deelt, terwijl [getuige 1] – naar eigen zeggen – al eind juli over deze informatie beschikte.
De overige mogelijk voor verdachte belastende bewijsmiddelen, zoals de TCI-informatie met betrekking tot de aankoop van scooters en/of vuurwapens door verdachte, de verklaringen van getuigen over het hebben van meer geld (na de zomervakantie) en het terugbezorgen van de van de diefstal afkomstige sieraden door verdachte, kunnen in dit verband hoogstens wijzen op enige vorm van betrokkenheid bij de buit, maar vormen onvoldoende (steun)bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde diefstal.
Nu verdachte voor wat betreft zijn aanwezigheid in de woning een (niet onaannemelijke) verklaring heeft afgelegd en er ook overigens onvoldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid (al dan niet met een ander of anderen) bij de tenlastegelegde diefstal van de kluis en sieraden, wordt verdachte hiervan vrijgesproken.

Beslag

Het hof gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, geldbedrag van € 2.400,-.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 2.400,- (zegge: tweeduizend vierhonderd euro).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 2 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.