ECLI:NL:GHARL:2021:953

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
21-001363-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplichtigheid aan diefstal en heling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal en medeplichtigheid aan diefstal, maar de officier van justitie had hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht en geconcludeerd dat niet bewezen kan worden dat de medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning van de aangevers. Dit betekent dat de verdachte ook niet schuldig kan worden verklaard voor medeplichtigheid aan deze diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de diefstal of dat zij beschikte over de gestolen goederen. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001363-17
Uitspraak d.d.: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2017 met parketnummer 18-930006-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortelaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de toewijzing van de in hoger beroep gehandhaafde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de teruggave van het in beslaggenomen geldbedrag van € 2.400 aan [benadeelde partij 1] / [benadeelde partij 2] .
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. S.G.H. Langeweg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2017 vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die [medeverdachte] en/of diens mededader(s), waarbij die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) die woning binnen te laten door het ontsluiten van een toegangsdeur tot die woning;
meer subsidiair
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 18 december 2014 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen geldbedrag betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep gerekwireerd tot veroordeling van verdachte ter zake van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan diefstal uit de woning van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Op grond van de aangiftes en aanvullende verklaringen van aangevers, in combinatie met de verklaringen van de getuigen, camerabeelden, TCI-informatie en tapgesprekken, komt de advocaat-generaal tot de slotsom dat kan worden bewezen dat verdachtes medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de kluis (met inhoud) en sieraden uit de woning én dat verdachte kan worden verweten dat zij hiertoe inlichtingen en gelegenheid heeft verschaft. Verdachte heeft haar medeverdachte de toegang tot de woning verschaft en zij heeft hem informatie verschaft, aldus de advocaat-generaal.
Door en namens verdachte is ter zitting in hoger beroep algehele vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde is onder meer aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachtes medeverdachte de diefstal heeft gepleegd. Ook is er helemaal niets waaruit betrokkenheid, laat staan een wezenlijke en significante bijdrage, van verdachte volgt. Voor opzet op het gronddelict noch op medeplegen of medeplichtigheid aan die diefstal is wettig en overtuigend bewijs, aldus de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de verdediging ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde heling aangevoerd dat er geen enkel bewijs is dat verdachte wetenschap heeft gehad van de diefstal, noch dat zij op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over de weggenomen goederen.
Het hof is, evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair aan haar tenlastegelegde diefstal met valse sleutel, al dan niet gepleegd in vereniging.
Het hof acht evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair aan haar tenlastegelegde medeplichtigheid aan diefstal (met valse sleutel).
Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat in de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 uit de woning van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] aan de [adres] in [gemeente] een kluis (met inhoud) en sieraden zijn weggenomen. Gedurende deze periode waren aangevers op vakantie in Turkije.
Het hof acht niet bewezen dat verdachtes medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Dit brengt mee dat de aan verdachte tenlastegelegde medeplichtigheid aan deze diefstal door het verschaffen van inlichtingen en/of gelegenheid aan haar medeverdachte evenmin kan worden bewezen.
Ten overvloede wordt overwogen dat ook als het hof wél tot een bewezenverklaring was gekomen in de zaak van de medeverdachte er evenwel een vrijspraak zou volgen ter zake van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid van verdachte aan die diefstal. Zowel het bewijs voor het opzet van verdachte op het gronddelict, als het bewijs voor het opzet van verdachte op de eigen bijdrage aan dat gronddelict ontbreekt.
Ook acht het hof niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van (een deel van) het geldbedrag dat zich volgens de aangevers in de kluis bevond. Het dossier bevat geen enkel bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid dat verdachte heeft beschikt over geld of spullen die van de inbraak afkomstig waren.
Nu het hof niet bewezen acht dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, wordt zij daarvan vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 2 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.