6.5Overweging met betrekking tot het bewijs
Modus operandi
De feiten 1, 2 en 3 zijn in de periode januari tot en met maart 2018 gepleegd in de gemeenten
Doetinchem, Duiven en Arnhem. De aangevers spreken van een (nagenoeg) zelfde werkwijze
(modus operandi): het afsluiten van telefoonabonnementen waarbij een kostbare mobiele
telefoon (Iphone 8 of Iphone X) wordt verkregen, een verhaal dat verdachte en zijn mededader
ervoor zouden zorgdragen dat de BKR registratie verwijderd zou worden na het afsluiten van
deze telefoonabonnementen en waarbij verbale druk of geweld of bedreiging met geweld is
uitgeoefend om deze personen te bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen bij
steeds dezelfde (telefoon)winkels in Doetinchem, Duiven en Arnhem.
Deze werkwijze wordt, naast de aangevers, bevestigd door twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2] .
[getuige 1] (verder: [getuige 1] ) is op 14 maart 2018 met [benadeelde 2] mee geweest naar [verdachte] en een jongen die [naam 1] heette. De jongens begonnen een verhaal over het afsluiten van abonnementen. [naam 1] vertelde dat [getuige 1] bij verschillende winkels telefoonabonnementen moest afsluiten. Hij zei dat een bekende van hen bij het BKR werkte en dat die haar dan weer uit het systeem kon halen zodat ze geen maandelijkse kosten zou hebben voor de abonnementen.
[getuige 2] (verder: [getuige 2] ) hoorde [verdachte] , [naam 2] en een jongen uit Terborg in februari 2018 praten over het aansmeren van abonnementen aan jongens. Ze lieten hen een telefoon en een abonnement kopen. Ze maakten hen dan wijs dat ze hun gegevens weer konden verwijderen. Ze gaven die jongens dan geld voor de telefoon. De jongens dachten dan geld verdiend te hebben, maar bleven natuurlijk wel vast zitten aan het abonnement. [verdachte] verkocht de telefoons dan weer voor veel geld door. Ze gebruikten hiervoor jongens die niet zo slim waren.
De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier volgt dat [benadeelde 1] woont in instelling [naam instelling] in [plaats] . Hij woont begeleid bij [naam instelling] omdat hij is gediagnosticeerd met autisme. Hij is makkelijk beïnvloedbaar en denkt snel bevriend te zijn met iemand. [benadeelde 2] is naar Graafschap Helpt Scoren gegaan omdat ze verslaafd is aan blowen en voor het leren van aanbrengen van structuur en discipline. Ze heeft ADD en Asperger. [benadeelde 3] woont begeleid bij [naam instelling] in [plaats] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] kwetsbare personen zijn gelet op de door hen beschreven persoonlijkheidsproblematiek.
Op basis van de aangiften van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een identieke werkwijze, die bestond uit:
-- het uitkiezen van kwetsbare personen om telefoonabonnementen af te sluiten;
- het door die personen op hun eigen naam laten afsluiten van telefoonabonnementen
waarbij kostbare mobiele telefoons, Iphone 8 of Iphone X, worden verkregen- de mededeling dat verdachte en zijn mededader ervoor zouden zorgdragen dat de BKR
registratie van de slachtoffers zou worden verwijderd na het afsluiten van deze
telefoonabonnementen zodat zij van het abonnement af zouden zijn en
- het uitoefenen op de slachtoffers van verbale druk of dwang of geweld om ze te
bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen gevolgd door afgifte van de
verkregen telefoons.
Feiten 1 en 2:
Aangever [benadeelde 1] heeft het volgende verklaard. Op 7 maart 2018 zijn [medeverdachte] (verder:
[medeverdachte] ) en [verdachte] (verder: [verdachte] ) naar de instelling [naam instelling] aan de [adres] in
[plaats] gegaan, waar aangever [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) woont. Ze vroegen hem of hij snel geld wilde verdienen. Hij zou mobiele telefoonabonnementen moeten afsluiten en [verdachte] en [medeverdachte] zouden de verkregen telefoons weer doorverkopen. De opbrengst van de verkoop van deze telefoons zou worden verdeeld. Het was veilig om te doen omdat [benadeelde 1] weer uit de BKR registratie gehaald zou worden.
De dag erna zijn ze met z’n drieën naar het centrum van Doetinchem gereden. [medeverdachte] is met hem de Vodafonewinkel ingelopen. Hij heeft daar een telefoonabonnement afgesloten met een zwarte Iphone 8. [medeverdachte] deed de bijbetaling. [benadeelde 1] moest de telefoon daarna in de auto laten liggen.
Daarna zijn ze naar Arnhem gereden en heeft [benadeelde 1] bij de Mediamarkt een Tele2 telefoonabonnement afgesloten met Iphone X, space grijs. De bijbetaling van € 197,- is contant voldaan. [benadeelde 1] moest de telefoon in de auto aan [medeverdachte] geven. Ze zijn daarna naar de T-Mobile winkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 1] een telefoonabonnement afgesloten met een Iphone 10. Hij had geld meegekregen voor bijbetaling van € 125,-. [verdachte] had toen de telefoon en heeft deze aan [medeverdachte] gegeven. [benadeelde 1] moest van [medeverdachte] nog twee abonnementen afsluiten. [benadeelde 1] zei dat hij dat niet wilde. Door de manier waarop [medeverdachte] praatte durfde [benadeelde 1] geen “nee” te zeggen. De dag erna kwamen [verdachte] en [medeverdachte] hem weer ophalen en zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden. Daar moest hij van [verdachte] en [medeverdachte] een telefoonabonnement van Hollands Nieuwe afsluiten met een Iphone X of 8. [benadeelde 1] gaf expres een te laag inkomen op, waardoor het afsluiten niet lukte.
Op maandag 12 maart 2018 kwamen [verdachte] en [medeverdachte] met een meisje in de auto, weer naar de
woning van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] zei tegen hen dat hij geen abonnementen meer wilde afsluiten. (…)
[benadeelde 1] wilde dat niet. [medeverdachte] en [verdachte] reden weg. [benadeelde 1] had een stuk van het gesprek opgenomen. Kort daarna kreeg [benadeelde 1] van [medeverdachte] een Snapchat dat hij naar buiten moest komen. [medeverdachte] gebaarde dat hij in de auto moest gaan zitten. Ze zijn naar de parkeerplaats bij het [naam school] gereden. [benadeelde 1] stapte uit met [verdachte] en [medeverdachte] , het meisje bleef zitten. Hij zag en voelde dat [medeverdachte] hem direct een klap in zijn gezicht gaf op zijn linkerwang. Door de klap viel de bril van zijn hoofd. [medeverdachte] zei dat hij de opname moest verwijderen en dat hij de bankpas van [benadeelde 1] wilde. [benadeelde 1] wilde daarover nadenken. (…)
De begeleider van [benadeelde 1] zag op 12 maart dat één van de wangen van [benadeelde 1] roder was dan de
andere.
[benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ) heeft in haar aangifte verklaard dat zij [verdachte] leerde kennen op Graafschap Helpt Scoren in het Graafschap stadion in Doetinchem. Tijdens het kennismakingsgesprek met de groep heeft ze aangegeven dat ze een blowverslaving heeft. Op 9 maart 2018 stuurde [verdachte] haar een Snapchat met de vraag of ze iemand kende die snel geld wilde verdienen. [benadeelde 2] was benieuwd en maakte die dag een afspraak met [verdachte] . [verdachte] kwam met een jongen in een donkerblauwe Volkswagen Golf naar haar woonplaats Varsseveld. Ze bleven maar pushen dat ze moest blowen.
[verdachte] vertelde haar dat ze een telefoonabonnement kon afsluiten. Diezelfde dag zou iemand die ze kenden bij het BKR haar registratie eruit halen. Ze had dan een telefoon maar geen
abonnement. De telefoon zou dan weer verkocht worden. Omdat er volgens [verdachte] en die andere jongen geen risico’s aan zaten, heeft ze ingestemd. Vanaf maandag zouden ze abonnementen gaan afsluiten en diezelfde dag zouden ze de telefoons weer doorverkopen aan mensen die [verdachte] en de jongen kenden.
Maandag 12 maart had [benadeelde 2] in Doetinchem afgesproken met [verdachte] en de andere
jongen. Ze hebben toen met de Volkswagen Golf nog een jongen opgehaald bij het begeleid
wonen complex aan de [adres] . Die jongen zou dat weekend ook een abonnement hebben afgesloten, maar wilde nu niet meer. Voordat de jongen de auto weer uit ging, zag [benadeelde 2] dat de jongen een spraakopname had gemaakt. Ze vertelde dit tegen [verdachte] . Ze zijn toen terug gereden, hebben de jongen weer opgehaald en zijn vervolgens naar het [naam school] gereden. Daar stapten [verdachte] , de andere jongen en de zojuist opgehaalde jongen uit, en gaf de bestuurder de jongen een klap in zijn gezicht. Zijn bril werd van zijn hoofd geslagen. De bestuurder keek de telefoon van de jongen nog na. (…)
De jongen wilde dit niet. [verdachte] en de bestuurder hebben toen de jongen weer bij de [adres] afgezet. [benadeelde 2] is toen met [verdachte] en de bestuurder naar Mediamarkt gereden. Daar hebben ze haar verteld wat ze moest zeggen. Ze zijn met z’n drieën de Mediamarkt binnengelopen. Ze moest een telefoonabonnement van Tele2 afsluiten met een Iphone X. In de auto moest ze de telefoon en simkaart afgeven. Ze zijn daarna naar de Vodafonewinkel in Doetinchem gegaan, waar ze een telefoonabonnement heeft afgesloten met een Iphone 8. Ze moest € 195,- bij betalen. Daarna zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden, waar [benadeelde 2] een telefoonabonnement van
Hollands Nieuwe met een Iphone 8 heeft afgesloten. Vooraf had ze € 120,- van [verdachte] gekregen voor de bijbetaling. Ze zijn daarna naar Veenendaal gereden, naar een parkeerplaats bij een sportcentrum, bij een [sportschool] . [benadeelde 2] begreep dat ze de telefoons gingen verkopen. De bestuurder is uit gestapt en kwam na enige tijd terug. [verdachte] zei op de terugweg dat er geen telefoons waren verkocht. [benadeelde 2] heeft [verdachte] meermalen gevraagd het BKR te regelen. [verdachte] zei steeds dat hij het zou regelen. Op dinsdagavond belde [verdachte] dat het BKR geregeld was en dat ze woensdag de telefoons zouden verkopen en dat ze haar geld zou krijgen. Ze heeft daarna geen contact meer kunnen krijgen met [verdachte] .
In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitwerking van het opgenomen
spraakbericht van [benadeelde 1] staat het volgende:
“als jij zorgt dat jij die pasje gewoon hebt met code en die inlog dan regelen we alles vanavond BKR en die... dat komt goed Als het goed is.... dan wordt het sowieso niet morgen. Dat wordt overmorgen...
Uit onderzoek naar de IMEI-nummers van de door [benadeelde 1] gekochte telefoons is de gebruiker van de IPhone 10 achterhaald. De gebruiker heeft verklaard de telefoon te hebben gekocht bij [bedrijf] in [plaats] . [betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1] ), eigenaar van het bedrijf [bedrijf] , heeft verklaard dat hij de desbetreffende telefoon heeft gekocht van [naam 3] . [betrokkene 2] heeft verklaard dat haar man, [betrokkene 3] , als bijnaam [naam 3] heeft, in telefoons handelt en ook verkoopt aan [bedrijf] . [betrokkene 3] (verder: [betrokkene 3] ) heeft in een app-gesprek met [betrokkene 1] een foto gestuurd van een jongen. Deze foto was afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer] en was als profielfoto ingesteld.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent op deze foto [verdachte] . [betrokkene 3] noemt zichzelf ook wel [naam 3] en
[betrokkene 1] heeft een eigen bedrijf, [bedrijf] .
[betrokkene 3] wordt een fotoblad met twee foto’s getoond van twee personen. Op de linker foto staat
[medeverdachte] en op de rechter foto staat [verdachte] . [betrokkene 3] herkent de rechterjongen als de
jongen die hem twee keer telefoons verkocht heeft in Arnhem en één keer in Veenendaal. Hij heeft van de linker jongen een keer bij de [sportschool] in Veenendaal gekocht. Hij zei dat hij half Joegoslaaf was. Hij heeft een Iphone 8 en twee keer een Iphone X gekocht in de periode februari of maart 2018. Van de rechter jongen kocht hij een Iphone 8 of X. De linker jongen zei dat hij de telefoons had van jongens die geld nodig hadden en dat hij ze hielp. Er zat altijd een bon bij de telefoon. Bonnen van de KPN, Mediamarkt, T-Mobile en Vodafone.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft uiteindelijk na afronding van het politieonderzoek verklaard dat hij met [benadeelde 1] naar een telefoonwinkel in Doetinchem isgegaan. [benadeelde 1] had een telefoonabonnement afgesloten. Daarna is hij met [benadeelde 1] naar een
telefoonwinkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 1] één of twee abonnementen afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons van [benadeelde 1] doorverkocht.
[medeverdachte] is met [benadeelde 2] naar een aantal telefoonwinkels gegaan, waar [benadeelde 2] meerdere telefoonabonnementen heeft afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons doorverkocht.
Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 2] heeft verteld over het afsluiten van telefoonabonnementen en het doorverkopen van de telefoons, omdat ze schulden had.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 en 2 waarmee het hof zich verenigt.
Het hof overweegt ten aanzien van de feiten 1 en 2 daarnaast nog het volgende:
[benadeelde 1] is door de rechter-commissaris op 14 januari 2019 gehoord. Uit die verklaring blijkt dat [benadeelde 1] vanaf het begin bang was voor de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
Conclusie feit 1
Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] en
de verklaring van [benadeelde 2] ten aanzien van hetgeen zij heeft verklaard over [benadeelde 1] zoals
hiervoor beschreven. Haar verklaring is concreet en specifiek op relevante onderdelen. Die
verklaring biedt steun voor de aangifte van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] zag dat [medeverdachte] en [verdachte] [benadeelde 1]
meenamen vanuit [naam instelling] en het was haar duidelijk dat [benadeelde 1] telefoonabonnementen moest
afsluiten terwijl hij dat niet wilde. Omdat in het door [benadeelde 1] opgenomen gesprek is gezegd “BKR en die ... dat komt goed”, stelt het hof vast dat [benadeelde 1] is voorgehouden dat de BKR
registratie, conform de modus operandi, verwijderd zou worden. Daarbij komt dat de door [benadeelde 1] beschreven werkwijze van verdachten past binnen de beschreven modus operandi, zoals hierboven reeds is aangegeven.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde 1] door verdachte en
medeverdachte [medeverdachte] gedwongen is tot het afsluiten van telefoonabonnementen en tot het
afgeven van de daarmee verkregen telefoons door dreiging van geweld en de feitelijkheden.
Daarbij is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het vierde en zevende gedachtestreepje nu die handelingen verdachte niet hebben bewogen tot het afsluiten van de telefoonabonnementen. De telefoonabonnementen waren immers al afgesloten toen aan [benadeelde 1] om zijn bankpas en code werd gevraagd en toen hij werd bedreigd. Daarna heeft [benadeelde 1] geen telefoonabonnementen meer afgesloten.
Het hof is, gelet op de aangiftes van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en de getuigenverklaring van
[betrokkene 3] , waaruit blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode verkopers van mobiele
telefoons waren, en gelet op de overige feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat bovendien vaststaat dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen medepleger is, wordt dan ook verworpen.
Vervolgoverwegingen bewijs feiten 2 ( [benadeelde 2] ) en 3 ( [benadeelde 3] ):
De vraag is vervolgens of verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 zijn hiervoor reeds beschreven; de bewijsmiddelen
met betrekking tot feit 3 worden hierna uiteengezet.
Bewijsmiddelen feit 3 ( [benadeelde 3] )
De rechtbank heeft met betrekking tot dit feit het volgende overwogen waarbij het hof zich aansluit:
[benadeelde 3] (verder: [benadeelde 3] ) heeft verklaard dat hij via een vriend in contact is gekomen met [verdachte] . [verdachte] en [medeverdachte] vertelden over het frauderen met telefoonabonnementen. Ze zeiden dat hier veel geld mee te verdienen was. Ze lieten [benadeelde 3] veel contant geld zien, rond de €800,-. Ze zeiden dat ze een mannetje bij het BKR hadden zitten die registraties weg kon halen. Begin februari 2018 zeiden [medeverdachte] en [verdachte] dat [benadeelde 3] een telefoonabonnement moest gaan afsluiten. Ze zouden de telefoon doorverkopen en [benadeelde 3] zou een deel van het geld krijgen Op 5 februari 2018 zijn ze samen naar het centrum van Doetinchem gereden. Ze stelden hem gerust door te zeggen dat het goed was. Bij de Tele2 winkel heeft hij een telefoonabonnement met een Iphone 8 afgesloten. [verdachte] en [medeverdachte] zijn meegelopen de winkel in. [benadeelde 3] heeft de telefoon in de auto aan [medeverdachte] gegeven. Hij zou € 600,- krijgen voor de verkoop van dit toestel. Op 7 februari 2018 moest [benadeelde 3] bij de Mediamarkt een telefoonabonnement afsluiten. Dat mislukte. Ze zijn doorgereden naar de Mediamarkt in Duiven. Daar heeft [benadeelde 3] een abonnement afgesloten, maar hij kon de Iphone 8 pas later ophalen. Deze telefoon heeft hij later ook aan [medeverdachte] gegeven.
Ook voor deze telefoon zou hij € 600,- krijgen. Ze zijn die dag doorgereden naar de Mediamarkt in Arnhem en daar heeft [benadeelde 3] een abonnement afgesloten met een Iphone X. Hij heeft deze telefoon overgedragen aan [medeverdachte] . [verdachte] en [medeverdachte] gaven uitdrukkelijk aan dat ze eerst de telefoon moesten verkopen en dat hij dan pas zijn geld zou krijgen. Na 7 februari hoorde [benadeelde 3] niets meer van [medeverdachte] en [verdachte] . Hij heeft geen geld ontvangen van [verdachte] en/of [medeverdachte] .
Getuige [getuige 3] (verder: [getuige 3] ) heeft rond 14 februari 2018 whatsapp-contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer] om een Iphone 8 te kopen. Hij heeft deze telefoon gekocht voor een cash bedrag van € 550,-
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen de hun ambtshalve bekende [verdachte] op de profielfoto van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft uiteindelijk verklaard dat hij met [benadeelde 3] naar verschillende
telefoonwinkels in Doetinchem en andere plaatsen is gegaan, waar [benadeelde 3] meerdere
telefoonabonnementen heeft afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons weer verkocht.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 2 en 3
De vraag is of de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3 onder dwang van of door het
voorwenden van leugens door verdachte (en/of anderen) hebben plaatsgevonden. Daarbij speelt de modus operandi een rol, alsmede de vraag of schakelbewijs kan worden toegepast. Van belang is voorts of sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels.
Schakelbewijs
De Hoge Raad laat het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten
grondslag liggende bewijsmiddelen toe als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of
ketenbewijs). Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op
essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te
bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat de feiten 1, 2 en 3 in de relatief korte periode van januari 2018
tot en met maart 2018 plaatsvonden, dat daarbij telkens dezelfde modus operandi werd
toegepast en telkens dezelfde (telefoon)winkels gevestigd in Doetinchem, Duiven en
Arnhem, werden bezocht. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ten
aanzien van feit 1 als schakelbewijs in onderlinge samenhang bezien, redengevend is voor de feiten 2 en 3.
Daar komt bij dat verdachte, op verdere vragen van de rechtbank, geen duidelijke verklaring wilde geven over de wijze waaronder de feiten hebben plaatsgevonden.
Samenweefsel van verdichtsels
Door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] is tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gezegd dat zij geld zouden verdienen aan de door verdachte en medeverdachte gepresenteerde
constructie.
Vaststaat wel, dat in werkelijkheid in deze constructie voor de afsluiters van de abonnementen geen geld te verdienen viel. Zij zaten immers vast aan de contractuele verplichtingen van het abonnement. De genoemde BKR-optie bestaat en bestond niet.
De rechtbank stelt hiermee vast dat het misleidend is geweest te zeggen dat er door
[benadeelde 2] en [benadeelde 3] geld verdiend zou kunnen worden met de gepresenteerde constructie.
Uit de feiten en omstandigheden blijkt immers dat er door [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niets kon worden verdiend. Zij worden tot op de dag van vandaag geconfronteerd met de kosten. Zelfs al zouden [benadeelde 2] en [benadeelde 3] een deel van de opbrengst van de verkoop van de telefoons hebben ontvangen, dan zouden zij daarvan de maandelijkse kosten van de
telefoonabonnementen nooit hebben kunnen voldoen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het eveneens misleidend is geweest dat “iemand bij de
BKR” de BKR registraties van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] uit het systeem zou halen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het BKR een instelling is die uitsluitend leningen van
personen registreert, en dat het BKR niet de bevoegdheid heeft om lopende contracten,
aangegane schulden teniet te doen. Dit maakt dat de rechtbank concludeert dat de werkwijze van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] een samenweefsel van verdichtsels is, nu de werkwijze een verband van leugens is geweest die elkaar wederkerig een bedrieglijke schijn van de waarheid hebben gegeven
Tussenconclusie ten aanzien van de feiten 2 en 3.
Op grond van vorenstaande(het hof: genoemde) bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde en dat daarbij sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank is namelijk, gelet op de aangiftes van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en de
getuigenverklaring van [betrokkene 3] , waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode
verkopers van mobiele telefoons waren, en gelet op de overige feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe
samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rollen van verdachte en
medeverdachte [medeverdachte] waren inwisselbaar en de bekendheid met de aangever was
doorslaggevend of [medeverdachte] of [verdachte] de leiding nam in de benadering tot en communicatie met de aangevers. De werkwijze -modus operandi- bleef bij alle bewezenverklaarde feiten nagenoeg gelijk. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen medepleger is, wordt dan ook verworpen.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de feiten 2 en 3 waarmee het hof zich verenigt.
Eindconclusie ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3.
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof evenals de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het hem onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.