ECLI:NL:GHARL:2021:9527

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
21-002824-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over afpersing en oplichting van kwetsbare personen door middel van telefoonabonnementen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een jeugdige, is beschuldigd van het medeplegen van afpersing en oplichting van drie kwetsbare slachtoffers. De feiten vonden plaats tussen februari en maart 2018, waarbij de slachtoffers onder druk werden gezet om telefoonabonnementen af te sluiten. De verdachte en zijn medeverdachte gebruikten een vast patroon: ze haalden de slachtoffers op, gaven hen instructies om abonnementen af te sluiten en namen de verkregen telefoons direct in beslag. De slachtoffers, die kwetsbaar waren door hun persoonlijkheidsproblematiek, werden misleid met beloften over het verwijderen van hun BKR-registratie. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een jeugddetentie op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijkomende voorwaarden zoals toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de financiële gevolgen van de oplichting ondervonden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002824-19
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 mei 2019 met parketnummer 05-880945-18 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.G.H. van de Kamp, naar voren is gebracht.

3.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep van het hem onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring van feit 1 en daarnaast tot een anderestrafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van meerdere, althans een, telefoonabonnement(en), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s):
- op een dwingende toon tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat hij een of meerdere
telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- die [benadeelde 1] met de auto heeft/hebben opgehaald en naar de (telefoon)winkels
heeft/hebben gebracht en/of mee de winkel in is/zijn gelopen en/of
- (vervolgens) de telefoon(s) van die [benadeelde 1] heeft/hebben afgenomen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn bankpas en code af moest staan en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat [benadeelde 1]
de helft van de opbrengst zou krijgen en/of - tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geen
risico zou lopen omdat hij, verdachte, er voor zou zorgdragen dat de BKR
registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij morsdood bij hen in de kofferbak zou liggen en ze
hem naar Duitsland brengen, althans (telkens) daden van gelijke dreigende
aard/strekking, en (aldus) een voor die [benadeelde 1] bedreigende situatie heeft/hebben
geschapen;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of diens mededader(s):
- op een dwingende toon tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat hij een of
meerdere telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- die [benadeelde 1] met de auto heeft/hebben opgehaald en naar de (telefoon)winkels
heeft/hebben gebracht en/of mee de winkel in is/zijn gelopen en/of
- (vervolgens) de telefoon(s) van die [benadeelde 1] heeft/hebben afgenomen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn bankpas en code af moest staan en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat [benadeelde 1]
de helft van de opbrengst zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geen risico zou lopen omdat hij, verdachte, er voor
zou zorgdragen dat de BKR registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij morsdood bij hen in de kofferbak zou liggen en ze
hem naar Duitsland brengen
althans (telkens) daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [benadeelde 1] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen;
1. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een ander, te weten [benadeelde 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [benadeelde 1] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen niet te doen of te dulden, te weten tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of (een) bankpas(sen) en/of de bijbehorende pincode(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), door:
- op een dwingende toon tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij meerdere, althans een,
telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- die [benadeelde 1] met de auto op te halen en naar (telefoon)winkels te brengen en/of mee de
winkel in te lopen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn bankpas en code af moest staan en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat [benadeelde 1]
de helft van de opbrengst zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geen risico zou lopen omdat hij, verdachte, er voor
zou zorgdragen dat de BKR registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij morsdood bij hen in de kofferbak zou liggen en ze
hem naar Duitsland brengen, waardoor voornoemde [benadeelde 1] werd gedwongen voornoemde telefoonabonnementen af te sluiten en/of zijn bankpas(sen) en/of pincode(s) af te staan;
1. meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [benadeelde 1] gezegd dat hij meerdere, althans een, telefoonabonnement(en)
moest afsluiten en/of
- tegen die [benadeelde 1] gezegd dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat [benadeelde 1] de
helft van de opbrengst zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde 1] gezegd dat hij geen risico zou lopen omdat hij, verdachte, er voor
zou zorgdragen dat de BKR registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd,
waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of het aangaan van een of meerdere schuld(en);
2. primair
hij op of omstreeks 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 2] in een auto opgehaald en haar voorgehouden dat er verschillende
manieren zijn om snel geld te verdienen en/of
- die [benadeelde 2] drugs aangeboden en/of aangedrongen op het gebruik van drugs
en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat zij meerdere, althans een,
telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat
[benadeelde 2] er geld mee zou verdienen en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij, verdachte, iemand kende die diezelfde dag
de BKR registratie van [benadeelde 2] uit het systeem zou halen, (waardoor die
[benadeelde 2] werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s)
en/of het aangaan van een of meerdere schuld(en);
2. subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een ander, te weten [benadeelde 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [benadeelde 2] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen niet te doen of te dulden, te weten tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), door:
- die [benadeelde 2] in een auto op te halen en haar voor te houden dat er
verschillende manieren zijn om snel geld te verdienen en/of
- die [benadeelde 2] drugs aan te bieden en/of aan te dringen op het gebruik van
drugs en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat zij meerdere, althans een,
telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en
dat [benadeelde 2] er geld mee zou verdienen en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij, verdachte, iemand kende die diezelfde
dag de BKR registratie van [benadeelde 2] uit het systeem zou halen;
3. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 februari 2018 tot en met 07 februari 2018 te Doetinchem en/of Duiven en/of Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij meerdere, althans een, telefoonabonnement(en)
moest afsluiten en/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat
[benadeelde 3] er geld mee zou verdienen en/of aan die [benadeelde 3] veel contant geld laten
zien en/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij, verdachte, iemand kent die de BKR registratie
uit het systeem kan halen en/of
- die [benadeelde 3] met de auto opgehaald en/of met die [benadeelde 3] meegelopen naar de
(telefoon)winkels en/of (buiten) op die [benadeelde 3] gewacht, waardoor die [benadeelde 3]
werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of het
aangaan van een of meerdere schuld(en);
3. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 februari 2018 tot en met 07 februari 2018 te Doetinchem en/of Duiven en/of Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) een ander, te weten [benadeelde 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [benadeelde 3] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen niet te doen of te dulden, te weten tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), door:
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat hij meerdere, althans een,
telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat
[benadeelde 3] er geld mee zou verdienen en/of aan die [benadeelde 3] veel contant geld laten
zien en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat hij, verdachte, iemand kent die de BKR registratie
uit het systeem kan halen en/of - die [benadeelde 3] met de auto opgehaald en/of met die
[benadeelde 3] meegelopen naar de (telefoon)winkels en/of (buiten) op die [benadeelde 3]
gewacht,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of het aangaan van een of meerdere schuld(en);
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Overweging met betrekking tot het bewijs

6.1
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd - voor zover thans nog aan de orde - alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en verzoekt hem hiervan vrij te spreken.
6.3
Oordeel van het hof
Het hof komt tot een bewezenverklaring met betrekking tot de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair. Dit oordeel is gebaseerd op de navolgende overwegingen.
6.4
Bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
6.5
Overweging met betrekking tot het bewijs
Modus operandi
De feiten 1, 2 en 3 zijn in de periode januari tot en met maart 2018 gepleegd in de gemeenten
Doetinchem, Duiven en Arnhem. De aangevers spreken van een (nagenoeg) zelfde werkwijze
(modus operandi): het afsluiten van telefoonabonnementen waarbij een kostbare mobiele
telefoon (Iphone 8 of Iphone X) wordt verkregen, een verhaal dat verdachte en zijn mededader
ervoor zouden zorgdragen dat de BKR registratie verwijderd zou worden na het afsluiten van
deze telefoonabonnementen en waarbij verbale druk of geweld of bedreiging met geweld is
uitgeoefend om deze personen te bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen bij
steeds dezelfde (telefoon)winkels in Doetinchem, Duiven en Arnhem.
Deze werkwijze wordt, naast de aangevers, bevestigd door twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2] .
[getuige 1] (verder: [getuige 1] ) is op 14 maart 2018 met [benadeelde 2] mee geweest naar [verdachte] en een jongen die [naam 1] heette. De jongens begonnen een verhaal over het afsluiten van abonnementen. [naam 1] vertelde dat [getuige 1] bij verschillende winkels telefoonabonnementen moest afsluiten. Hij zei dat een bekende van hen bij het BKR werkte en dat die haar dan weer uit het systeem kon halen zodat ze geen maandelijkse kosten zou hebben voor de abonnementen.
[getuige 2] (verder: [getuige 2] ) hoorde [verdachte] , [naam 2] en een jongen uit Terborg in februari 2018 praten over het aansmeren van abonnementen aan jongens. Ze lieten hen een telefoon en een abonnement kopen. Ze maakten hen dan wijs dat ze hun gegevens weer konden verwijderen. Ze gaven die jongens dan geld voor de telefoon. De jongens dachten dan geld verdiend te hebben, maar bleven natuurlijk wel vast zitten aan het abonnement. [verdachte] verkocht de telefoons dan weer voor veel geld door. Ze gebruikten hiervoor jongens die niet zo slim waren.
De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier volgt dat [benadeelde 1] woont in instelling [naam instelling] in [plaats] . Hij woont begeleid bij [naam instelling] omdat hij is gediagnosticeerd met autisme. Hij is makkelijk beïnvloedbaar en denkt snel bevriend te zijn met iemand. [benadeelde 2] is naar Graafschap Helpt Scoren gegaan omdat ze verslaafd is aan blowen en voor het leren van aanbrengen van structuur en discipline. Ze heeft ADD en Asperger. [benadeelde 3] woont begeleid bij [naam instelling] in [plaats] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] kwetsbare personen zijn gelet op de door hen beschreven persoonlijkheidsproblematiek.
Op basis van de aangiften van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een identieke werkwijze, die bestond uit:
-- het uitkiezen van kwetsbare personen om telefoonabonnementen af te sluiten;
- het door die personen op hun eigen naam laten afsluiten van telefoonabonnementen
waarbij kostbare mobiele telefoons, Iphone 8 of Iphone X, worden verkregen- de mededeling dat verdachte en zijn mededader ervoor zouden zorgdragen dat de BKR
registratie van de slachtoffers zou worden verwijderd na het afsluiten van deze
telefoonabonnementen zodat zij van het abonnement af zouden zijn en
- het uitoefenen op de slachtoffers van verbale druk of dwang of geweld om ze te
bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen gevolgd door afgifte van de
verkregen telefoons.
Feiten 1 en 2:
Aangever [benadeelde 1] heeft het volgende verklaard. Op 7 maart 2018 zijn [medeverdachte] (verder:
[medeverdachte] ) en [verdachte] (verder: [verdachte] ) naar de instelling [naam instelling] aan de [adres] in
[plaats] gegaan, waar aangever [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) woont. Ze vroegen hem of hij snel geld wilde verdienen. Hij zou mobiele telefoonabonnementen moeten afsluiten en [verdachte] en [medeverdachte] zouden de verkregen telefoons weer doorverkopen. De opbrengst van de verkoop van deze telefoons zou worden verdeeld. Het was veilig om te doen omdat [benadeelde 1] weer uit de BKR registratie gehaald zou worden.
De dag erna zijn ze met z’n drieën naar het centrum van Doetinchem gereden. [medeverdachte] is met hem de Vodafonewinkel ingelopen. Hij heeft daar een telefoonabonnement afgesloten met een zwarte Iphone 8. [medeverdachte] deed de bijbetaling. [benadeelde 1] moest de telefoon daarna in de auto laten liggen.
Daarna zijn ze naar Arnhem gereden en heeft [benadeelde 1] bij de Mediamarkt een Tele2 telefoonabonnement afgesloten met Iphone X, space grijs. De bijbetaling van € 197,- is contant voldaan. [benadeelde 1] moest de telefoon in de auto aan [medeverdachte] geven. Ze zijn daarna naar de T-Mobile winkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 1] een telefoonabonnement afgesloten met een Iphone 10. Hij had geld meegekregen voor bijbetaling van € 125,-. [verdachte] had toen de telefoon en heeft deze aan [medeverdachte] gegeven. [benadeelde 1] moest van [medeverdachte] nog twee abonnementen afsluiten. [benadeelde 1] zei dat hij dat niet wilde. Door de manier waarop [medeverdachte] praatte durfde [benadeelde 1] geen “nee” te zeggen. De dag erna kwamen [verdachte] en [medeverdachte] hem weer ophalen en zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden. Daar moest hij van [verdachte] en [medeverdachte] een telefoonabonnement van Hollands Nieuwe afsluiten met een Iphone X of 8. [benadeelde 1] gaf expres een te laag inkomen op, waardoor het afsluiten niet lukte.
Op maandag 12 maart 2018 kwamen [verdachte] en [medeverdachte] met een meisje in de auto, weer naar de
woning van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] zei tegen hen dat hij geen abonnementen meer wilde afsluiten. (…)
[benadeelde 1] wilde dat niet. [medeverdachte] en [verdachte] reden weg. [benadeelde 1] had een stuk van het gesprek opgenomen. Kort daarna kreeg [benadeelde 1] van [medeverdachte] een Snapchat dat hij naar buiten moest komen. [medeverdachte] gebaarde dat hij in de auto moest gaan zitten. Ze zijn naar de parkeerplaats bij het [naam school] gereden. [benadeelde 1] stapte uit met [verdachte] en [medeverdachte] , het meisje bleef zitten. Hij zag en voelde dat [medeverdachte] hem direct een klap in zijn gezicht gaf op zijn linkerwang. Door de klap viel de bril van zijn hoofd. [medeverdachte] zei dat hij de opname moest verwijderen en dat hij de bankpas van [benadeelde 1] wilde. [benadeelde 1] wilde daarover nadenken. (…)
De begeleider van [benadeelde 1] zag op 12 maart dat één van de wangen van [benadeelde 1] roder was dan de
andere.
[benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ) heeft in haar aangifte verklaard dat zij [verdachte] leerde kennen op Graafschap Helpt Scoren in het Graafschap stadion in Doetinchem. Tijdens het kennismakingsgesprek met de groep heeft ze aangegeven dat ze een blowverslaving heeft. Op 9 maart 2018 stuurde [verdachte] haar een Snapchat met de vraag of ze iemand kende die snel geld wilde verdienen. [benadeelde 2] was benieuwd en maakte die dag een afspraak met [verdachte] . [verdachte] kwam met een jongen in een donkerblauwe Volkswagen Golf naar haar woonplaats Varsseveld. Ze bleven maar pushen dat ze moest blowen.
[verdachte] vertelde haar dat ze een telefoonabonnement kon afsluiten. Diezelfde dag zou iemand die ze kenden bij het BKR haar registratie eruit halen. Ze had dan een telefoon maar geen
abonnement. De telefoon zou dan weer verkocht worden. Omdat er volgens [verdachte] en die andere jongen geen risico’s aan zaten, heeft ze ingestemd. Vanaf maandag zouden ze abonnementen gaan afsluiten en diezelfde dag zouden ze de telefoons weer doorverkopen aan mensen die [verdachte] en de jongen kenden.
Maandag 12 maart had [benadeelde 2] in Doetinchem afgesproken met [verdachte] en de andere
jongen. Ze hebben toen met de Volkswagen Golf nog een jongen opgehaald bij het begeleid
wonen complex aan de [adres] . Die jongen zou dat weekend ook een abonnement hebben afgesloten, maar wilde nu niet meer. Voordat de jongen de auto weer uit ging, zag [benadeelde 2] dat de jongen een spraakopname had gemaakt. Ze vertelde dit tegen [verdachte] . Ze zijn toen terug gereden, hebben de jongen weer opgehaald en zijn vervolgens naar het [naam school] gereden. Daar stapten [verdachte] , de andere jongen en de zojuist opgehaalde jongen uit, en gaf de bestuurder de jongen een klap in zijn gezicht. Zijn bril werd van zijn hoofd geslagen. De bestuurder keek de telefoon van de jongen nog na. (…)
De jongen wilde dit niet. [verdachte] en de bestuurder hebben toen de jongen weer bij de [adres] afgezet. [benadeelde 2] is toen met [verdachte] en de bestuurder naar Mediamarkt gereden. Daar hebben ze haar verteld wat ze moest zeggen. Ze zijn met z’n drieën de Mediamarkt binnengelopen. Ze moest een telefoonabonnement van Tele2 afsluiten met een Iphone X. In de auto moest ze de telefoon en simkaart afgeven. Ze zijn daarna naar de Vodafonewinkel in Doetinchem gegaan, waar ze een telefoonabonnement heeft afgesloten met een Iphone 8. Ze moest € 195,- bij betalen. Daarna zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden, waar [benadeelde 2] een telefoonabonnement van
Hollands Nieuwe met een Iphone 8 heeft afgesloten. Vooraf had ze € 120,- van [verdachte] gekregen voor de bijbetaling. Ze zijn daarna naar Veenendaal gereden, naar een parkeerplaats bij een sportcentrum, bij een [sportschool] . [benadeelde 2] begreep dat ze de telefoons gingen verkopen. De bestuurder is uit gestapt en kwam na enige tijd terug. [verdachte] zei op de terugweg dat er geen telefoons waren verkocht. [benadeelde 2] heeft [verdachte] meermalen gevraagd het BKR te regelen. [verdachte] zei steeds dat hij het zou regelen. Op dinsdagavond belde [verdachte] dat het BKR geregeld was en dat ze woensdag de telefoons zouden verkopen en dat ze haar geld zou krijgen. Ze heeft daarna geen contact meer kunnen krijgen met [verdachte] .
In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitwerking van het opgenomen
spraakbericht van [benadeelde 1] staat het volgende:
“als jij zorgt dat jij die pasje gewoon hebt met code en die inlog dan regelen we alles vanavond BKR en die... dat komt goed Als het goed is.... dan wordt het sowieso niet morgen. Dat wordt overmorgen...
Uit onderzoek naar de IMEI-nummers van de door [benadeelde 1] gekochte telefoons is de gebruiker van de IPhone 10 achterhaald. De gebruiker heeft verklaard de telefoon te hebben gekocht bij [bedrijf] in [plaats] . [betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1] ), eigenaar van het bedrijf [bedrijf] , heeft verklaard dat hij de desbetreffende telefoon heeft gekocht van [naam 3] . [betrokkene 2] heeft verklaard dat haar man, [betrokkene 3] , als bijnaam [naam 3] heeft, in telefoons handelt en ook verkoopt aan [bedrijf] . [betrokkene 3] (verder: [betrokkene 3] ) heeft in een app-gesprek met [betrokkene 1] een foto gestuurd van een jongen. Deze foto was afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer] en was als profielfoto ingesteld.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent op deze foto [verdachte] . [betrokkene 3] noemt zichzelf ook wel [naam 3] en
[betrokkene 1] heeft een eigen bedrijf, [bedrijf] .
[betrokkene 3] wordt een fotoblad met twee foto’s getoond van twee personen. Op de linker foto staat
[medeverdachte] en op de rechter foto staat [verdachte] . [betrokkene 3] herkent de rechterjongen als de
jongen die hem twee keer telefoons verkocht heeft in Arnhem en één keer in Veenendaal. Hij heeft van de linker jongen een keer bij de [sportschool] in Veenendaal gekocht. Hij zei dat hij half Joegoslaaf was. Hij heeft een Iphone 8 en twee keer een Iphone X gekocht in de periode februari of maart 2018. Van de rechter jongen kocht hij een Iphone 8 of X. De linker jongen zei dat hij de telefoons had van jongens die geld nodig hadden en dat hij ze hielp. Er zat altijd een bon bij de telefoon. Bonnen van de KPN, Mediamarkt, T-Mobile en Vodafone.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft uiteindelijk na afronding van het politieonderzoek verklaard dat hij met [benadeelde 1] naar een telefoonwinkel in Doetinchem isgegaan. [benadeelde 1] had een telefoonabonnement afgesloten. Daarna is hij met [benadeelde 1] naar een
telefoonwinkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 1] één of twee abonnementen afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons van [benadeelde 1] doorverkocht.
[medeverdachte] is met [benadeelde 2] naar een aantal telefoonwinkels gegaan, waar [benadeelde 2] meerdere telefoonabonnementen heeft afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons doorverkocht.
Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 2] heeft verteld over het afsluiten van telefoonabonnementen en het doorverkopen van de telefoons, omdat ze schulden had.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 en 2 waarmee het hof zich verenigt.
Het hof overweegt ten aanzien van de feiten 1 en 2 daarnaast nog het volgende:
[benadeelde 1] is door de rechter-commissaris op 14 januari 2019 gehoord. Uit die verklaring blijkt dat [benadeelde 1] vanaf het begin bang was voor de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
Conclusie feit 1
Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] en
de verklaring van [benadeelde 2] ten aanzien van hetgeen zij heeft verklaard over [benadeelde 1] zoals
hiervoor beschreven. Haar verklaring is concreet en specifiek op relevante onderdelen. Die
verklaring biedt steun voor de aangifte van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] zag dat [medeverdachte] en [verdachte] [benadeelde 1]
meenamen vanuit [naam instelling] en het was haar duidelijk dat [benadeelde 1] telefoonabonnementen moest
afsluiten terwijl hij dat niet wilde. Omdat in het door [benadeelde 1] opgenomen gesprek is gezegd “BKR en die ... dat komt goed”, stelt het hof vast dat [benadeelde 1] is voorgehouden dat de BKR
registratie, conform de modus operandi, verwijderd zou worden. Daarbij komt dat de door [benadeelde 1] beschreven werkwijze van verdachten past binnen de beschreven modus operandi, zoals hierboven reeds is aangegeven.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde 1] door verdachte en
medeverdachte [medeverdachte] gedwongen is tot het afsluiten van telefoonabonnementen en tot het
afgeven van de daarmee verkregen telefoons door dreiging van geweld en de feitelijkheden.
Daarbij is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het vierde en zevende gedachtestreepje nu die handelingen verdachte niet hebben bewogen tot het afsluiten van de telefoonabonnementen. De telefoonabonnementen waren immers al afgesloten toen aan [benadeelde 1] om zijn bankpas en code werd gevraagd en toen hij werd bedreigd. Daarna heeft [benadeelde 1] geen telefoonabonnementen meer afgesloten.
Het hof is, gelet op de aangiftes van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en de getuigenverklaring van
[betrokkene 3] , waaruit blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode verkopers van mobiele
telefoons waren, en gelet op de overige feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat bovendien vaststaat dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen medepleger is, wordt dan ook verworpen.
Vervolgoverwegingen bewijs feiten 2 ( [benadeelde 2] ) en 3 ( [benadeelde 3] ):
De vraag is vervolgens of verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 zijn hiervoor reeds beschreven; de bewijsmiddelen
met betrekking tot feit 3 worden hierna uiteengezet.
Bewijsmiddelen feit 3 ( [benadeelde 3] )
De rechtbank heeft met betrekking tot dit feit het volgende overwogen waarbij het hof zich aansluit:
[benadeelde 3] (verder: [benadeelde 3] ) heeft verklaard dat hij via een vriend in contact is gekomen met [verdachte] . [verdachte] en [medeverdachte] vertelden over het frauderen met telefoonabonnementen. Ze zeiden dat hier veel geld mee te verdienen was. Ze lieten [benadeelde 3] veel contant geld zien, rond de €800,-. Ze zeiden dat ze een mannetje bij het BKR hadden zitten die registraties weg kon halen. Begin februari 2018 zeiden [medeverdachte] en [verdachte] dat [benadeelde 3] een telefoonabonnement moest gaan afsluiten. Ze zouden de telefoon doorverkopen en [benadeelde 3] zou een deel van het geld krijgen Op 5 februari 2018 zijn ze samen naar het centrum van Doetinchem gereden. Ze stelden hem gerust door te zeggen dat het goed was. Bij de Tele2 winkel heeft hij een telefoonabonnement met een Iphone 8 afgesloten. [verdachte] en [medeverdachte] zijn meegelopen de winkel in. [benadeelde 3] heeft de telefoon in de auto aan [medeverdachte] gegeven. Hij zou € 600,- krijgen voor de verkoop van dit toestel. Op 7 februari 2018 moest [benadeelde 3] bij de Mediamarkt een telefoonabonnement afsluiten. Dat mislukte. Ze zijn doorgereden naar de Mediamarkt in Duiven. Daar heeft [benadeelde 3] een abonnement afgesloten, maar hij kon de Iphone 8 pas later ophalen. Deze telefoon heeft hij later ook aan [medeverdachte] gegeven.
Ook voor deze telefoon zou hij € 600,- krijgen. Ze zijn die dag doorgereden naar de Mediamarkt in Arnhem en daar heeft [benadeelde 3] een abonnement afgesloten met een Iphone X. Hij heeft deze telefoon overgedragen aan [medeverdachte] . [verdachte] en [medeverdachte] gaven uitdrukkelijk aan dat ze eerst de telefoon moesten verkopen en dat hij dan pas zijn geld zou krijgen. Na 7 februari hoorde [benadeelde 3] niets meer van [medeverdachte] en [verdachte] . Hij heeft geen geld ontvangen van [verdachte] en/of [medeverdachte] .
Getuige [getuige 3] (verder: [getuige 3] ) heeft rond 14 februari 2018 whatsapp-contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer] om een Iphone 8 te kopen. Hij heeft deze telefoon gekocht voor een cash bedrag van € 550,-
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen de hun ambtshalve bekende [verdachte] op de profielfoto van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft uiteindelijk verklaard dat hij met [benadeelde 3] naar verschillende
telefoonwinkels in Doetinchem en andere plaatsen is gegaan, waar [benadeelde 3] meerdere
telefoonabonnementen heeft afgesloten. [medeverdachte] heeft de telefoons weer verkocht.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 2 en 3
De vraag is of de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3 onder dwang van of door het
voorwenden van leugens door verdachte (en/of anderen) hebben plaatsgevonden. Daarbij speelt de modus operandi een rol, alsmede de vraag of schakelbewijs kan worden toegepast. Van belang is voorts of sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels.
Schakelbewijs
De Hoge Raad laat het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten
grondslag liggende bewijsmiddelen toe als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of
ketenbewijs). Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op
essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te
bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat de feiten 1, 2 en 3 in de relatief korte periode van januari 2018
tot en met maart 2018 plaatsvonden, dat daarbij telkens dezelfde modus operandi werd
toegepast en telkens dezelfde (telefoon)winkels gevestigd in Doetinchem, Duiven en
Arnhem, werden bezocht. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ten
aanzien van feit 1 als schakelbewijs in onderlinge samenhang bezien, redengevend is voor de feiten 2 en 3.
Daar komt bij dat verdachte, op verdere vragen van de rechtbank, geen duidelijke verklaring wilde geven over de wijze waaronder de feiten hebben plaatsgevonden.
Samenweefsel van verdichtsels
Door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] is tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gezegd dat zij geld zouden verdienen aan de door verdachte en medeverdachte gepresenteerde
constructie.
Vaststaat wel, dat in werkelijkheid in deze constructie voor de afsluiters van de abonnementen geen geld te verdienen viel. Zij zaten immers vast aan de contractuele verplichtingen van het abonnement. De genoemde BKR-optie bestaat en bestond niet.
De rechtbank stelt hiermee vast dat het misleidend is geweest te zeggen dat er door
[benadeelde 2] en [benadeelde 3] geld verdiend zou kunnen worden met de gepresenteerde constructie.
Uit de feiten en omstandigheden blijkt immers dat er door [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niets kon worden verdiend. Zij worden tot op de dag van vandaag geconfronteerd met de kosten. Zelfs al zouden [benadeelde 2] en [benadeelde 3] een deel van de opbrengst van de verkoop van de telefoons hebben ontvangen, dan zouden zij daarvan de maandelijkse kosten van de
telefoonabonnementen nooit hebben kunnen voldoen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het eveneens misleidend is geweest dat “iemand bij de
BKR” de BKR registraties van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] uit het systeem zou halen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het BKR een instelling is die uitsluitend leningen van
personen registreert, en dat het BKR niet de bevoegdheid heeft om lopende contracten,
aangegane schulden teniet te doen. Dit maakt dat de rechtbank concludeert dat de werkwijze van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] een samenweefsel van verdichtsels is, nu de werkwijze een verband van leugens is geweest die elkaar wederkerig een bedrieglijke schijn van de waarheid hebben gegeven
Tussenconclusie ten aanzien van de feiten 2 en 3.
Op grond van vorenstaande(het hof: genoemde) bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde en dat daarbij sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank is namelijk, gelet op de aangiftes van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en de
getuigenverklaring van [betrokkene 3] , waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode
verkopers van mobiele telefoons waren, en gelet op de overige feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe
samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rollen van verdachte en
medeverdachte [medeverdachte] waren inwisselbaar en de bekendheid met de aangever was
doorslaggevend of [medeverdachte] of [verdachte] de leiding nam in de benadering tot en communicatie met de aangevers. De werkwijze -modus operandi- bleef bij alle bewezenverklaarde feiten nagenoeg gelijk. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen medepleger is, wordt dan ook verworpen.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de feiten 2 en 3 waarmee het hof zich verenigt.
Eindconclusie ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3.
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof evenals de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het hem onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/
ofArnhem en
/ofDuiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
een ofmeerdere mobiele telefoon(s),
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en
/oftot het aangaan van een of meerdere schuld
(en
), te weten het afsluiten van meerdere,
althans een,telefoonabonnement
(en
),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en
/ofdiens mededader
(s):
- op een dwingende toon tegen die [benadeelde 1]
heeft/hebben gezegd dat hij een of meerdere
telefoonabonnement
(en
)moest afsluiten en
/of
- die [benadeelde 1] met de auto
heeft/hebben opgehaald en naar de (telefoon)winkels
heeft/hebben gebracht en/of mee de winkel in is
/zijngelopen en
/of
-
(vervolgens
)de telefoon
(s
)van die [benadeelde 1]
heeft/hebben afgenomen en
/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn bankpas en code af moest staan en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat de telefoon
(s
)zou
(den
)worden verkocht en dat [benadeelde 1]
de helft van de opbrengst zou krijgen en
/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geen risico zou lopen omdat hij, verdachte, er
voor zou zorgdragen dat de BKR registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd
en/of
-
tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij morsdood bij hen in de kofferbak zou liggen en ze
hem naar Duitsland brengen, althans (telkens) daden van gelijke dreigende
aard/strekking, en (aldus) een voor die [benadeelde 1] bedreigende situatie
heeft/hebben
geschapen;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Doetinchem en/of Arnhem en/of Duiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of diens mededader(s):
- op een dwingende toon tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat hij een of
meerdere telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- die [benadeelde 1] met de auto heeft/hebben opgehaald en naar de (telefoon)winkels
heeft/hebben gebracht en/of mee de winkel in is/zijn gelopen en/of
- (vervolgens) de telefoon(s) van die [benadeelde 1] heeft/hebben afgenomen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn bankpas en code af moest staan en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat de telefoon(s) zou(den) worden verkocht en dat [benadeelde 1]
de helft van de opbrengst zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geen risico zou lopen omdat hij, verdachte, er voor
zou zorgdragen dat de BKR registratie van [benadeelde 1] zou worden verwijderd en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij morsdood bij hen in de kofferbak zou liggen en ze
hem naar Duitsland brengen
althans (telkens) daden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [benadeelde 1] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen; (Zaak 2)
2. primair
hij op
of omstreeks12 maart 2018 te Doetinchem en
/ofArnhem en
/ofDuiven,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)met het oogmerk om zich en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van
een ofmeerdere mobiele telefoon
(s
), in elk geval van enig goed,en
/oftot het aangaan van
een ofmeerdere schuld
(en
), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement
(en
), hebbende verdachte en/of zijn mededader
(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 2] in een auto opgehaald en haar voorgehouden dat er verschillende
manieren zijn om snel geld te verdienen en
/of
- die [benadeelde 2] drugs aangeboden en/of aangedrongen op het gebruik van drugs
en
/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat zij
meerdere, althans een,
telefoonabonnement
(en
)moest afsluiten en
/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat de telefoon
(s
)zou
(den
)worden verkocht en dat
[benadeelde 2] er geld mee zou verdienen en
/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij, verdachte, iemand kende die diezelfde dag
de BKR registratie van [benadeelde 2] uit het systeem zou halen,
waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon
(s
)en
/ofhet aangaan van een of meerdere schuld
(en
);
3. primair
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 05 februari 2018 tot en met 07 februari 2018 te Doetinchem en
/ofDuiven en
/ofArnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van
een ofmeerdere mobiele telefoon
(s
),
in elk geval van enig goed,en
/oftot het aangaan van
een ofmeerdere schuld
(en
), te weten het afsluiten van
een ofmeerdere telefoonabonnement
(en
), hebbende verdachte en
/ofzijn mededader
(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij
meerdere, althans een,telefoonabonnement
(en
)
moest afsluiten en
/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat de telefoon
(s
)zou
(den
)worden verkocht en dat
[benadeelde 3] er geld mee zou verdienen en
/ofaan die [benadeelde 3] veel contant geld laten
zien en
/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij, verdachte, iemand kent die de BKR registratie
uit het systeem kan halen en
/of
- die [benadeelde 3] met de auto opgehaald en
/ofmet die [benadeelde 3] meegelopen naar de
(telefoon)winkels en/of (buiten) op die [benadeelde 3] gewacht,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en
/ofhet aangaan van een of meerdere schuld(en);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf en/of maatregel

10.1
vonnis van de rechtbank
De rechtbank heeft verdachte voor de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
10.2
standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten moet worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft door gebracht en met als bijzondere voorwaarde contact onderhouden met de jeugdreclassering.
10.3
standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Geheel subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om bij strafoplegging het onvoorwaardelijke deel niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en die straf dan te combineren met een taakstraf en een eventueel beperkt voorwaardelijk deel.
10.4
Oordeel hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing van een persoon en aan het medeplegen van oplichting van twee personen.
Deze feiten verliepen volgens een nagenoeg vast patroon. Verdachte en zijn medeverdachte
namen het slachtoffer mee in de auto. Vervolgens werd indringend en met leugens op het
slachtoffer in gepraat. In één geval werd ook gedreigd. Het slachtoffer kreeg daarna instructies voor het op eigen naam afsluiten van telefoonabonnementen inclusief
nieuwe toestellen en werd naar de telefoonwinkels gebracht. De op deze manier
verkregen telefoons moesten onmiddellijk aan verdachte en zijn medeverdachte worden
afgegeven. Verdachte en medeverdachte verkochten de toestellen vervolgens snel door en
hielden de opbrengst voor zichzelf.
Verdachte heeft dit uitgekiende verdienmodel in korte tijd meerdere keren
toegepast.
Dat de slachtoffers door hun persoonlijkheidsproblematiek
kwetsbare personen zijn, valt bij deze zaken op. Door die kwetsbaarheid waren zij extra vatbaar voor de praktijken
van verdachte en de medeverdachte. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij daar gebruik van heeft
gemaakt.
Door zo te handelen heeft verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en verdriet veroorzaakt. Dat door het handelen van verdachte financieel nadeel is ontstaan voor de slachtoffers is evident. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het snelle en makkelijke financiële gewin. Hij heeft zich niet bekommerd over de nadelige gevolgen die dit voor de slachtoffers zou hebben.
Verdachte was ten tijde van de pleegperiode van de drie bewezenverklaarde feiten
16 jaar, hetgeen betekent dat de toepassing van het jeugdstrafrecht als uitgangspunt geldt. Het hof ziet, mede gelet op het rapport van psycholoog K.T.E. Zaszlos, evenals de rechtbank in de ernst of omstandigheden van de feiten en in de persoonlijkheid van verdachte geen grond om van dat uitgangspunt af te wijken.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in haar brief van 24 september 2021 geadviseerd om de maatregel toezicht en begeleiding op te leggen, uit te voeren door de Jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland.
De deskundige, Drost, van de Jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland, heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven dat hij vrij recent weer contact heeft gehad met verdachte en verbaasd was over de positieve ontwikkeling van verdachte. Voorts geeft Drost aan dat hij de mentor van school heeft gesproken en dat deze aangeeft heel tevreden te zijn. Volgens de jeugdcoördinator van de politie is hij sinds twee jaren niet in beeld en ook niet bij de groep “Centrum Doetinchem”. Drost adviseert het opleggen van toezicht en begeleiding, zolang de Jeugdreclassering dat nodig acht.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte danig zijn veranderd. Hij gaat naar school, loopt stage en wil in de zorg gaan werken. Momenteel loopt hij stage waarbij hij werkt met autistische jongeren. Daarnaast werkt verdachte meerdere dagen per week in het bedrijf van zijn vader. Voorts heeft hij recent gesolliciteerd zodat hij naast zijn stage (onbetaald) en werkzaamheden bij zijn vader meer inkomen kan vergaren om zo te sparen en uiteindelijk op zichzelf te kunnen gaan wonen.
Verdachte heeft nog aangegeven dat wanneer hij terug moet naar de gevangenis hij dan alles wat hij nu heeft opgebouwd, school en stageplek, kwijtraakt. Een taakstraf zou wel in te passen zijn in zijn opleiding en stage.
Het hof heeft acht geslagen op het meest recente uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en sinds onderhavig feit ook geen soortgelijke feiten meer heeft gepleegd.
10.5
Redelijke termijn
Door de verdediging is gesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Verdachte is op 5 juni 2018 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 10 mei 2019 vonnis gewezen. In eerste aanleg is de redelijke termijn derhalve niet overschreden.
Namens verdachte is op 22 mei 2019 hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 15 juli 2019 bij het hof binnengekomen. De zaak is voor regie op de zitting van 1 juli 2020 aangebracht. Daarna is de zaak voor inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 28 september 2021 aangebracht. Het hof zal vonnis wijzen op 12 oktober 2021. Uitgaande van een redelijke termijn van zestien maanden per instantie en het feit dat in deze zaak geen getuigen door de raadsheer-commissaris zijn gehoord - waardoor de vertraging niet voor rekening van de verdediging komt- acht het hof de redelijke termijn in hoger beroep overschreden met ongeveer dertien maanden.
Het hof zal deze overschrijding meewegen in de strafmaat en zal de op te leggen vrijheidsstraf met één maand verminderen.
10.6
Conclusie
Het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht houdt in dat sancties en maatregelen er vooral op gericht zijn de ontwikkeling van de jeugdige te stimuleren, de jeugdige te ‘heropvoeden’, te resocialiseren en te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Daar tegenover staat dat het bij zeer ernstige misdrijven gepleegd door een jeugdige aan de samenleving en de slachtoffers niet valt uit te leggen als niet een van de zwaardere straffen zoals een jeugddetentie wordt opgelegd. Het hof kiest ervoor, alle hiervoor genoemde voors en tegens en de overschrijding van de redelijke termijn meewegende, verdachte niet opnieuw terug te sturen naar detentie in een jeugdinrichting. De verdachte heeft al een periode vast gezeten en hernieuwde detentie zou de ingezette positieve ontwikkeling op onwenselijke wijze doorkruisen. Wel zal het hof aanvullend nog een taakstraf, bestaande uit een werkstraf opleggen, begeleiding door de reclassering en de verplichting de schade aan de slachtoffers te vergoeden.
Het hof acht oplegging van een jeugddetentie voor de duur van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd voor de duur van twee jaren passend en geboden. Het hof zal daarbij de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering opleggen. Daarnaast zal het hof een taakstraf, bestaande uit een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.

11.De vorderingen van de benadeelde partijen

11.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] – feit 1
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.457,60, bestaande uit € 3.207,60 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 3.773,27, maar heeft kennelijk abusievelijk uiteindelijk een bedrag van € 3.768,60 toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering..
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader rechtstreeks schade heeft geleden tot vergoeding waarvan verdachte net als zijn mededader naar burgerlijk recht (artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) volledig aansprakelijk is, een en ander zoals hierna overwogen en beslist.
- M
ateriele schade
Uit de onderbouwing bij de vordering zijn de kosten van de afgesloten
telefoonabonnementen, toestelkosten, aanmaningen en herinneringen (€ 3.193,60) vanwege
het niet kunnen beëindigen van deze abonnementen, duidelijk omschreven. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting voldoende duidelijk toegelicht dat en waarom de benadeelde partij niet bij machte is geweest de telefoonabonnementen te ontbinden. Het verweer van de verdediging dat de benadeelde partij diens schadebeperkingsplicht heeft geschonden, wordt daarom verworpen. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt zoals gevorderd. Wel is het hof van oordeel dat deze met € 9,33 moeten worden verminderd, aangezien het gevorderde bedrag ad € 14,00 gezamenlijk gemaakte reiskosten met aangevers [benadeelde 3] , Engelberts en de benadeelde partij betreft. Het hof is daarom van oordeel dat een bedrag van € 3.198,27 voor de door [benadeelde 1] opgelopen materiële schade toewijsbaar is.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019
- Immateriële schade
Het hof acht, gelet op de modus operandi waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en de persoon van [benadeelde 1] het aannemelijk dat hij psychische schade heeft geleden. Hij heeft zijn studie tijdelijk moeten onderbreken en is zodanig angstig geworden dat hij therapie heeft moeten volgen. Het hof acht aannemelijk dat de impact van het bewezen verklaarde feit zwaarder is geweest voor de benadeelde dan voor een gemiddeld persoon. Het hof zal de door de benadeelde partij gevraagde immateriële schade geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2018.
- Conclusie
Het hof zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.448,27, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven aangegeven. Verdachte is voor de toegekende
schadevergoeding hoofdelijk aansprakelijk, nu sprake is van medeplegen. Het is het hof ambtshalve bekend dat in de zaak van medeverdachte M. [medeverdachte] door de
benadeelde partij eenzelfde vordering is ingediend. Daarom zal het hof bepalen dat,
indien de medeverdachte M. [medeverdachte] dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte inzoverre zal zijn bevrijd.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
11.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] - feit 2
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.263,92, bestaande uit € 3.663,92 aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.963,92. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader rechtstreeks schade heeft geleden tot vergoeding waarvan verdachte net als de mededader naar burgerlijk recht (artikel 6:166 BW) volledig aansprakelijk is, een en ander zoals hierna overwogen en beslist.
- M
ateriele schade
Uit de onderbouwing bij de vordering zijn de kosten, gebaseerd op de afbetaling van een Iphone 8 verkregen bij een abonnement van Vodafone, een Iphone X verkregen bij een abonnement van T-Mobile, een Iphone X verkregen bij een abonnement van Tele2 en een Iphone 8 verkregen bij een abonnement van Hollandse Nieuwe, duidelijk omschreven. Het hof is daarom van oordeel dat een bedrag van € 3.663,92 voor de door [benadeelde 2] opgelopen materiële schade toewijsbaar is.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2018.
- Immateriële schade
Bewezen is verklaard dat de benadeelde partij het slachtoffer is geworden van oplichting.
Dat is een vermogensdelict. Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Gesteld noch gebleken is dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Voor wat betreft de in artikel 6:106 eerste lid onder a BW genoemde mogelijkheid moet naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte het oogmerk had om de benadeelde partij in een persoonlijkheidsrecht aan te tasten. Verdachte heeft zich zo een aantasting niet tot doel gesteld. Voor wat betreft de in lid 1 onder b genoemde mogelijkheid is het hof van oordeel dat verdachte door het plegen van de oplichting niet het oogmerk had om benadeelde lichamelijk letsel toe te brengen, of haar eer of goede naam te schaden of op andere wijze in haar persoon aan te tasten. Hetgeen ter onderbouwing van de gestelde schade (voorts) is aangevoerd ten aanzien van de psychische gevolgen van de oplichting is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van geestelijk letsel.
Nu de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 eerste lid BW niet in aanmerking komt voor deze vergoeding zal de vordering tot immateriële schadevergoeding worden afgewezen.
- Conclusie
Het hof zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.663,92, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven aangegeven. Verdachte is voor de toegekende
schadevergoeding hoofdelijk aansprakelijk, nu sprake is van medeplegen. Het is het hof
ambtshalve bekend dat in de zaak van medeverdachte M. [medeverdachte] door de
benadeelde partij eenzelfde vordering is ingediend. Daarom zal het hof bepalen dat,
indien de medeverdachte M. [medeverdachte] dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte inzoverre zal zijn bevrijd.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
11.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] – feit 3
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.499,92 bestaande uit € 1.999,92 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.290,59. Bij de stukken bevindt zich geen zogenoemd handhavingsformulier zodat de vordering tot dit laatst genoemde bedrag in hoger beroep aan de orde is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader rechtstreeks schade heeft geleden tot vergoeding waarvan verdachte net als de mededader naar burgerlijk recht (artikel 6:166 BW) volledig aansprakelijk is, een en ander zoals hierna overwogen en beslist.
- M
ateriele schade
Uit de onderbouwing bij de vordering zijn de kosten van de afgesloten
telefoonabonnementen (Vodafone, Hollands Nieuwe en Tele2), toestelkosten, aanmaningen
en herinneringen vanwege het niet kunnen beëindigen van deze abonnementen, duidelijk
omschreven. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting voldoende duidelijk toegelicht dat en waarom de benadeelde partij niet bij machte is geweest de telefoonabonnementen te ontbinden. Het verweer van de verdediging dat de benadeelde partij diens schadebeperkingsplicht heeft geschonden, wordt daarom verworpen. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt zoals gevorderd. De rechtbank had deze post met € 9,33 verminderd, aangezien het gevorderde bedrag ad € 14,00 gezamenlijk gemaakte reiskosten met aangevers [benadeelde 1] , Engelberts en de benadeelde partij betreft. Het hof is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 1.990,59 voor de door [benadeelde 1] opgelopen materiële schade toewijsbaar is.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019.
- Immateriële schade
Bewezen is verklaard dat de benadeelde partij het slachtoffer is geworden van oplichting.
Dat is een vermogensdelict. Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Gesteld noch gebleken is dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Voor wat betreft de in artikel 6:106 eerste lid onder a BW genoemde mogelijkheid moet naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte het oogmerk had om de benadeelde partij in een persoonlijkheidsrecht aan te tasten. Verdachte heeft zich zo een aantasting niet tot doel gesteld. Voor wat betreft de in lid 1 onder b genoemde mogelijkheid is het hof van oordeel dat verdachte door het plegen van de oplichting niet het oogmerk had om benadeelde lichamelijk letsel toe te brengen, of zijn eer of goede naam te schaden of op andere wijze in zijn persoon aan te tasten. Hetgeen ter onderbouwing van de gestelde schade (voorts) is aangevoerd ten aanzien van de psychische gevolgen van de oplichting is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van geestelijk letsel.
Nu de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 eerste lid BW niet in aanmerking komt voor deze vergoeding zal de vordering tot immateriële schadevergoeding worden afgewezen.
- Conclusie
Het hof zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.990,59, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven aangegeven. Verdachte is voor de toegekende
schadevergoeding hoofdelijk aansprakelijk, nu sprake is van medeplegen. Het is het hof
ambtshalve bekend dat in de zaak van medeverdachte M. [medeverdachte] door de
benadeelde partij eenzelfde vordering is ingediend. Daarom zal het hof bepalen dat,
indien de medeverdachte M. [medeverdachte] dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte inzoverre zal zijn bevrijd.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof zal de vervangende gijzeling bepalen op nul (0) dagen. Het hof houdt daarbij rekening met de landelijke afspraken die hieromtrent zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraken af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
4 (vier) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht Toezicht en Begeleiding;
- zijn medewerking verleent aan een training wanneer dit door de jeugdreclassering wordt
nodig geacht en zich houdt aan de aanwijzingen die de behandelaar hem in het kader van
die training geeft.
Aan de bijzondere voorwaarden zijn van rechtswege de volgende voorwaarden verbonden:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het
vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel
77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Gelderland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.448,27 (vierduizend vierhonderdachtenveertig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 3.198,27 (drieduizend honderdachtennegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.448,27 (vierduizend vierhonderdachtenveertig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 3.198,27 (drieduizend honderdachtennegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
13 maart 2019 en van de immateriële schade op 12 maart 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.663,92 (drieduizend zeshonderddrieënzestig euro en tweeënnegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.663,92 (drieduizend zeshonderddrieënzestig euro en tweeënnegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 juni 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.990,59 (duizend negenhonderdnegentig euro en negenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.990,59 (duizend negenhonderdnegentig euro en negenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 maart 2019.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 12 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 oktober 2021.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. A.M. Tromp, advocaat-generaal,
mr. J. de Paauw - de Jong, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.