6.5Overweging met betrekking tot het bewijs
Modus operandi
De feiten 1, 2, 4 en 5 zijn in de periode januari tot en met maart 2018 gepleegd in de gemeenten
Doetinchem, Duiven en Arnhem. De aangevers spreken van een (nagenoeg) zelfde werkwijze
(modus operandi): het afsluiten van telefoonabonnementen waarbij een kostbare mobiele
telefoon (Iphone 8 of Iphone X) wordt verkregen, een verhaal dat verdachte en zijn mededader
ervoor zouden zorgdragen dat de BKR registratie verwijderd zou worden na het afsluiten van
deze telefoonabonnementen en waarbij verbale druk of geweld of bedreiging met geweld is
uitgeoefend om deze personen te bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen bij
steeds dezelfde (telefoon)winkels in Doetinchem, Duiven en Arnhem.
Deze werkwijze wordt, naast de aangevers, bevestigd door twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2] .
[getuige 1] (verder: [getuige 1] ) is op 14 maart 2018 met [benadeelde 3] mee geweest naar [medeverdachte 1] en een jongen die [naam 1] heette. De jongens begonnen een verhaal over het afsluiten van abonnementen. [naam 1] vertelde dat [getuige 1] bij verschillende winkels telefoonabonnementen moest afsluiten. Hij zei dat een bekende van hen bij het BKR werkte en dat die haar dan weer uit het systeem kon halen zodat ze geen maandelijkse kosten zou hebben voor de abonnementen.
[getuige 2] (verder: [getuige 2] ) hoorde [medeverdachte 1] , [naam 4] en een jongen uit Terborg in februari 2018 praten over het aansmeren van abonnementen aan jongens. Ze lieten hen een telefoon en een abonnement kopen. Ze maakten hen dan wijs dat ze hun gegevens weer konden verwijderen. Ze gaven die jongens dan geld voor de telefoon. De jongens dachten dan geld verdiend te hebben, maar bleven natuurlijk wel vast zitten aan het abonnement. [medeverdachte 1] verkocht de telefoons dan weer voor veel geld door. Ze gebruikten hiervoor jongens die niet zo slim waren.
De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier volgt dat [benadeelde 2] woont in instelling [naam instelling] in Doetinchem. Hij woont begeleid bij [naam instelling] omdat hij is gediagnosticeerd met autisme. Hij is makkelijk beïnvloedbaar en denkt snel bevriend te zijn met iemand. [benadeelde 3] is naar Graafschap Helpt Scoren gegaan omdat ze verslaafd is aan blowen en voor het leren van aanbrengen van structuur en discipline. Ze heeft ADD en Asperger. [benadeelde 4] woont begeleid bij [naam instelling] in Doetinchem. De rechtbank stelt daarnaast vast dat [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] kwetsbare personen zijn gelet op de door hen beschreven persoonlijkheidsproblematiek.
Op basis van de aangiften van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een identieke werkwijze, die bestond uit:
-- het uitkiezen van kwetsbare personen om telefoonabonnementen af te sluiten;
- het door die personen op hun eigen naam laten afsluiten van telefoonabonnementen
waarbij kostbare mobiele telefoons, Iphone 8 of Iphone X, worden verkregen- de mededeling dat verdachte en zijn mededader ervoor zouden zorgdragen dat de BKR
registratie van de slachtoffers zou worden verwijderd na het afsluiten van deze
telefoonabonnementen zodat zij van het abonnement af zouden zijn en
- het uitoefenen op de slachtoffers van verbale druk of dwang of geweld om ze te
bewegen tot het afsluiten van deze telefoonabonnementen gevolgd door afgifte van de
verkregen telefoons.
Feit 1:
Op 19 januari 2018 kreeg aangever [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) een appje van [betrokkene 1] of hij geld wilde verdienen door twee telefoons op zijn naam te zetten. [benadeelde 1] is bij [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en een onbekende jongen in de auto gestapt. Er werd tegen hem gezegd dat het drie tegen één was en wanneer hij zou weigeren, hij klappen zou krijgen en dat hij het toch niet zou winnen. [benadeelde 1] kreeg € 120,- om telefoons van te betalen. Ze zijn naar het centrum van Doetinchem gereden. [betrokkene 2] en de onbekende jongen liepen met hem mee naar de KPN winkel en daar heeft hij een telefoonabonnement afgesloten met een zwarte
I-phone 8+. Bij de Vodafonewinkel heeft hij een telefoonabonnement afgesloten met een zwarte I-phone 8. Bij het instappen in de auto moest [benadeelde 1] de telefoons direct afstaan. Eind januari kreeg [benadeelde 1] een mail van Vodafone en KPN dat de belkosten erg hard opliepen. Hij kon de abonnementen niet meer stopzetten omdat hij de bijbehorende telefoons niet meer had.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij in de auto heeft gezeten met [betrokkene 1] en dat ze
[benadeelde 1] hebben opgehaald. Ze zijn toen naar het centrum gereden. [benadeelde 1] kwam terug met twee I-phones. Verdachte heeft één of twee van deze telefoons doorverkocht.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 1] , omdat de in zijn
verklaring beschreven werkwijze op verschillende punten ondersteuning vindt in de
verklaringen van de aangevers in de vergelijkbare zaken, zoals hierna nader uiteengezet wordt
Feiten 2, 3 en 4:
De rechtbank zal de bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4 gezamenlijk
bespreken nu deze feiten met elkaar samenhangen.
Aangever [benadeelde 2] heeft het volgende verklaard. Op 7 maart 2018 zijn [verdachte] (verder:
[verdachte] ) en [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) naar de instelling [naam instelling] aan de [adres] in
Doetinchem gegaan, waar aangever [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ) woont. Ze vroegen hem of hij snel geld wilde verdienen. Hij zou mobiele telefoonabonnementen moeten afsluiten en [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden de verkregen telefoons weer doorverkopen. De opbrengst van de verkoop van deze telefoons zou worden verdeeld. Het was veilig om te doen omdat [benadeelde 2] weer uit de BKR registratie gehaald zou worden.
De dag erna zijn ze met z’n drieën naar het centrum van Doetinchem gereden. [verdachte] is met hem de Vodafonewinkel ingelopen. Hij heeft daar een telefoonabonnement afgesloten met een zwarte Iphone 8. [verdachte] deed de bijbetaling. [benadeelde 2] moest de telefoon daarna in de auto laten liggen.
Daarna zijn ze naar Arnhem gereden en heeft [benadeelde 2] bij de Mediamarkt een Tele2 telefoonabonnement afgesloten met Iphone X, space grijs. De bijbetaling van € 197,- is contant voldaan. [benadeelde 2] moest de telefoon in de auto aan [verdachte] geven. Ze zijn daarna naar de T-Mobile winkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 2] een telefoonabonnement afgesloten met een Iphone 10. Hij had geld meegekregen voor bijbetaling van € 125,-. [medeverdachte 1] had toen de telefoon en heeft deze aan [verdachte] gegeven. [benadeelde 2] moest van [verdachte] nog twee abonnementen afsluiten. [benadeelde 2] zei dat hij dat niet wilde. Door de manier waarop [verdachte] praatte durfde [benadeelde 2] geen “nee” te zeggen. De dag erna kwamen [medeverdachte 1] en [verdachte] hem weer ophalen en zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden. Daar moest hij van [medeverdachte 1] en [verdachte] een telefoonabonnement van Hollands Nieuwe afsluiten met een Iphone X of 8. [benadeelde 2] gaf expres een te laag inkomen op, waardoor het afsluiten niet lukte.
Op maandag 12 maart 2018 kwamen [medeverdachte 1] en [verdachte] met een meisje in de auto, weer naar de
woning van [benadeelde 2] . [benadeelde 2] zei tegen hen dat hij geen abonnementen meer wilde afsluiten. (…)
[benadeelde 2] wilde dat niet. [verdachte] en [medeverdachte 1] reden weg. [benadeelde 2] had een stuk van het gesprek opgenomen. Kort daarna kreeg [benadeelde 2] van [verdachte] een Snapchat dat hij naar buiten moest komen. [verdachte] gebaarde dat hij in de auto moest gaan zitten. Ze zijn naar de parkeerplaats bij het [naam school] gereden. [benadeelde 2] stapte uit met [medeverdachte 1] en [verdachte] , het meisje bleef zitten. Hij zag en voelde dat [verdachte] hem direct een klap in zijn gezicht gaf op zijn linkerwang. Door de klap viel de bril van zijn hoofd.’° [verdachte] zei dat hij de opname moest verwijderen en dat hij de bankpas van [benadeelde 2] wilde. [benadeelde 2] wilde daarover nadenken. (…)
De begeleider van [benadeelde 2] zag op 12 maart dat één van de wangen van [benadeelde 2] roder was dan de
andere.
[benadeelde 3] (verder: [benadeelde 3] ) heeft in haar aangifte verklaard dat zij [medeverdachte 1] leerde kennen op Graafschap Helpt Scoren in het Graafschap stadion in Doetinchem. Tijdens het kennismakingsgesprek met de groep heeft ze aangegeven dat ze een blowverslaving heeft). Op 9 maart 2018 stuurde [medeverdachte 1] haar een Snapchat met de vraag of ze iemand kende die snel geld wilde verdienen. [benadeelde 3] was benieuwd en maakte die dag een afspraak met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] kwam met een jongen in een donkerblauwe Volkswagen Golf naar haar woonplaats Varsseveld. Ze bleven maar pushen dat ze moest blowen.
[medeverdachte 1] vertelde haar dat ze een telefoonabonnement kon afsluiten. Diezelfde dag zou iemand die ze kenden bij het BKR haar registratie eruit halen. Ze had dan een telefoon maar geen
abonnement. De telefoon zou dan weer verkocht worden. Omdat er volgens [medeverdachte 1] en die andere jongen geen risico’s aan zaten, heeft ze ingestemd. Vanaf maandag zouden ze abonnementen gaan afsluiten en diezelfde dag zouden ze de telefoons weer doorverkopen aan mensen die [medeverdachte 1] en de jongen kenden.
Maandag 12 maart had [benadeelde 3] in Doetinchem afgesproken met [medeverdachte 1] en de andere
jongen. Ze hebben toen met de Volkswagen Golf nog een jongen opgehaald bij het begeleid
wonen complex aan de [adres] . Die jongen zou dat weekend ook een abonnement hebben afgesloten, maar wilde nu niet meer. Voordat de jongen de auto weer uit ging, zag [benadeelde 3] dat de jongen een spraakopname had gemaakt. Ze vertelde dit tegen [medeverdachte 1] . Ze zijn toen terug gereden, hebben de jongen weer opgehaald en zijn vervolgens naar het [naam school] gereden. Daar stapten [medeverdachte 1] , de andere jongen en de zojuist opgehaalde jongen uit, en gaf de bestuurder de jongen een klap in zijn gezicht. Zijn bril werd van zijn hoofd geslagen. De bestuurder keek de telefoon van de jongen nog na. (…)
De jongen wilde dit niet. [medeverdachte 1] en de bestuurder hebben toen de jongen weer bij de [adres] afgezet. [benadeelde 3] is toen met [medeverdachte 1] en de bestuurder naar Mediamarkt gereden. Daar hebben ze haar verteld wat ze moest zeggen. Ze zijn met z’n drieën de Mediamarkt binnengelopen. Ze moest een telefoonabonnement van Tele2 afsluiten met een Iphone X. In de auto moest ze de telefoon en simkaart afgeven. Ze zijn daarna naar de Vodafonewinkel in Doetinchem gegaan, waar ze een telefoonabonnement heeft afgesloten met een Iphone 8. Ze moest € 195,- bij betalen. Daarna zijn ze naar de Mediamarkt in Duiven gereden, waar [benadeelde 3] een telefoonabonnement van
Hollands Nieuwe met een Iphone 8 heeft afgesloten. Vooraf had ze € 120,- van [medeverdachte 1] gekregen voor de bijbetaling. Ze zijn daarna naar [plaats] gereden, naar een parkeerplaats bij een sportcentrum, bij een [sportschool] . [benadeelde 3] begreep dat ze de telefoons gingen verkopen. De bestuurder is uit gestapt en kwam na enige tijd terug. [medeverdachte 1] zei op de terugweg dat er geen telefoons waren verkocht. [benadeelde 3] heeft [medeverdachte 1] meermalen gevraagd het BKR te regelen. [medeverdachte 1] zei steeds dat hij het zou regelen. Op dinsdagavond belde [medeverdachte 1] dat het BKR geregeld was en dat ze woensdag de telefoons zouden verkopen en dat ze haar geld zou krijgen. Ze heeft daarna geen contact meer kunnen krijgen met [medeverdachte 1] .
In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitwerking van het opgenomen
spraakbericht van [benadeelde 2] staat het volgende:
“als jij zorgt dat jij die pasje gewoon hebt met code en die inlog dan regelen we alles vanavond BKR en die... dat komt goed Als het goed is.... dan wordt het sowieso niet morgen. Dat wordt overmorgen...
Uit onderzoek naar de IMEI-nummers van de door [benadeelde 2] gekochte telefoons is de gebruiker van de IPhone 10 achterhaald. De gebruiker heeft verklaard de telefoon te hebben gekocht bij [bedrijf] in [plaats] . [betrokkene 3] (verder: [betrokkene 3] ), eigenaar van het bedrijf [bedrijf] , heeft verklaard dat hij de desbetreffende telefoon heeft gekocht van [naam 2] . [betrokkene 7] heeft verklaard dat haar man, [betrokkene 4] , als bijnaam [naam 2] heeft, in telefoons handelt en ook verkoopt aan [bedrijf] . [betrokkene 4] (verder: [betrokkene 4] ) heeft in een app-gesprek met [betrokkene 3] een foto gestuurd van een jongen. Deze foto was afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer] en was als profielfoto ingesteld.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent op deze foto [medeverdachte 1] . [betrokkene 4] noemt zichzelf ook wel [naam 2] en
[betrokkene 3] heeft een eigen bedrijf, lphoniels.
[betrokkene 4] wordt een fotoblad met twee foto’s getoond van twee personen. Op de linker foto staat
[verdachte] en op de rechter foto staat [medeverdachte 1] . [betrokkene 4] herkent de rechterjongen als de
jongen die hem twee keer telefoons verkocht heeft in Arnhem en één keer in [plaats] . Hij heeft van de linker jongen een keer bij de [sportschool] in [plaats] gekocht. Hij zei dat hij half Joegoslaaf was. Hij heeft een Iphone 8 en twee keer een Iphone X gekocht in de periode februari of maart 2018. Van de rechter jongen kocht hij een Iphone 8 of X. De linker jongen zei dat hij de telefoons had van jongens die geld nodig hadden en dat hij ze hielp. Er zat altijd een bon bij de telefoon. Bonnen van de KPN, Mediamarkt, T-Mobile en Vodafone.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij met [benadeelde 2] naar een telefoonwinkel in Doetinchem is
gegaan. [benadeelde 2] had een telefoonabonnement afgesloten. Daarna is hij met [benadeelde 2] naar een
telefoonwinkel in Arnhem gegaan. Daar heeft [benadeelde 2] één of twee abonnementen afgesloten. [verdachte] heeft de telefoons van [benadeelde 2] doorverkocht.
Hij is met [benadeelde 3] naar een aantal telefoonwinkels gegaan, waar [benadeelde 3] meerdere telefoonabonnementen heeft afgesloten. Verdachte heeft de telefoons doorverkocht.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4 waarmee het hof zich verenigt.
Het hof overweegt ten aanzien van de feiten 2 en 3 daarnaast nog het volgende:
[benadeelde 2] is door de rechter-commissaris op 14 januari 2019 gehoord. Uit die verklaring blijkt dat [benadeelde 2] vanaf het begin bang was voor de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Conclusie
Het hof ziet geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . De verklaring van [benadeelde 3] is concreet en specifiek op relevante onderdelen. Haar verklaring biedt steun aan de aangifte van [benadeelde 2] . Bovendien heeft [benadeelde 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij vanaf het begin bang was voor verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . Daarbij komt dat de door [benadeelde 2] beschreven werkwijze van verdachte past binnen de beschreven modus operandi.
De ontkenning van verdachte dat hij [benadeelde 2] heeft mishandeld (feit 3) acht het hof niet
aannemelijk. De aangifte van [benadeelde 2] wordt namelijk ondersteund door de verklaring van
[benadeelde 3] , die heeft gezien dat [benadeelde 2] door [verdachte] wordt geslagen. Getuige Sessink zag kort
daarna een rode wang bij [benadeelde 2] .
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde 2] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] is gedwongen tot het afsluiten van telefoonabonnementen en tot het afgeven van de daarmee verkregen telefoons door dreiging van geweld en de feitelijkheden (feit 2). Daarbij is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het vierde en zevende gedachtestreepje nu die handelingen verdachte niet hebben bewogen tot het afsluiten van de telefoonabonnementen. De telefoonabonnementen waren immers al afgesloten toen aan [benadeelde 2] om zijn bankpas en code werd gevraagd en toen hij werd bedreigd. Daarna heeft [benadeelde 2] geen telefoonabonnementen meer afgesloten.
Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 2] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan, zoals onder feit 3 is tenlastegelegd.
Feit 5:
De rechtbank heeft met betrekking tot dit feit het volgende overwogen waarbij het hof zich aansluit:
[benadeelde 4] (verder: [benadeelde 4] ) heeft verklaard dat hij via een vriend in contact is gekomen met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en [verdachte] vertelden over het frauderen met telefoonabonnementen. Ze zeiden dat hier veel geld mee te verdienen was. Ze lieten [benadeelde 4] veel contant geld zien, rond de € 800,-. Ze zeiden dat ze een mannetje bij het BKR hadden zitten die registraties weg kon halen.
Begin februari 2018 zeiden [verdachte] en [medeverdachte 1] dat [benadeelde 4] een telefoonabonnement moest gaan
afsluiten. Ze zouden de telefoon doorverkopen en [benadeelde 4] zou een deel van het geld krijgen.
Op 5 februari 2018 zijn ze samen naar het centrum van Doetinchem gereden. Ze stelden hem gerust door te zeggen dat het goed was. Bij de Tele2 winkel heeft hij een telefoonabonnement met een Iphone 8 afgesloten. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn meegelopen de winkel in. [benadeelde 4] heeft de telefoon in de auto aan [verdachte] gegeven. Hij zou € 600,- krijgen voor de verkoop van dit toestel. Op 7 februari 2018 moest [benadeelde 4] bij de Mediamarkt een telefoonabonnement afsluiten. Dat mislukte. Ze zijn doorgereden naar de Mediamarkt in Duiven. Daar heeft [benadeelde 4] een abonnement afgesloten, maar hij kon de Iphone 8 pas later ophalen. Deze telefoon heeft hij later ook aan [verdachte] gegeven. Ook voor deze telefoon zou hij € 600,- krijgen. Ze zijn die dag doorgereden naar de Mediamarkt in Arnhem en daar heeft [benadeelde 4] een abonnement afgesloten met een Iphone X. Hij heeft deze telefoon overgedragen aan [verdachte] . [medeverdachte 1] en [verdachte] gaven uitdrukkelijk aan dat ze eerst de telefoon moesten verkopen en dat hij dan pas zijn geld zou krijgen. Na 7 februari hoorde [benadeelde 4] niets meer van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hij heeft geen geld ontvangen van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] .
Getuige [getuige 3] (verder: [getuige 3] ) heeft rond 14 februari 2018 whatsapp-contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer] om een Iphone 8 te kopen. Hij heeft deze telefoon gekocht voor een cash bedrag van € 550-, Verbalisanten [verbalisant 2] en [betrokkene 6] herkennen de hun ambtshalve bekende [medeverdachte 1] op de profielfoto van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verdachte heeft verklaard dat hij met [benadeelde 4] naar verschillende telefoonwinkels in
Doetinchem en andere plaatsen is gegaan, waar [benadeelde 4] meerdere telefoonabonnementen heeft afgesloten. Hij heeft de telefoons weer verkocht.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1, 4 en 5
De vraag is of de tenlastegelegde feiten onder 1, 4 en 5 onder dwang van of door het
voorwenden van leugens door verdachte (en/of anderen) hebben plaatsgevonden. Daarbij speelt de modus operandi een rol, alsmede de vraag of schakelbewijs kan worden toegepast. Van belang is voorts of sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels.
De rechtbank overweegt over het steunbewijs voor de aangiften van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] het volgende.
De aangifte van [benadeelde 3] wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde 2] . Hij ziet een
meisje in de auto zitten op het moment dat hij wordt opgehaald om telefoonabonnementen af te sluiten. Verdachte heeft verklaard dat hij met [benadeelde 3] en [benadeelde 2] in de auto heeft gezeten en met hen mee is gelopen naar (telefoon)winkels om telefoonabonnementen af te sluiten. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 3] , omdat haar verklaring verder bevestiging vindt in de modus operandi zoals beschreven in de aangiften van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] .
De aangifte van [benadeelde 4] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte [verdachte] dat hij met [benadeelde 4] mee is gegaan naar telefoonwinkels om telefoonabonnementen met telefoons af te sluiten. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 4] , omdat zijn aangifte verder bevestiging vindt in de modus operandi zoals beschreven in de aangiften van [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2].
Schakelbewijs
De Hoge Raad laat het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten
grondslag liggende bewijsmiddelen toe als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of
ketenbewijs). Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op
essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te
bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat de feiten in de relatief korte periode van januari 2018 tot en met maart 2018 plaatsvonden, dat daarbij telkens dezelfde modus operandi werd toegepast en telkens dezelfde (telefoon)winkels gevestigd in Doetinchem, Duiven en Arnhem, werden
bezocht. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ten aanzien van feit 2 ( [benadeelde 2] ) als schakelbewijs in onderlinge samenhang bezien, redengevend is voor de feiten 1, 4 en 5.
Samenweefsel van verdichtsels
Door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] is tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 4] gezegd dat zij
geld zouden verdienen aan de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gepresenteerde
constructie.
Vaststaat wel, dat in werkelijkheid in deze constructie voor de afsluiters van de abonnementen geen geld te verdienen viel. Zij zaten immers vast aan de contractuele verplichtingen van het abonnement. De genoemde BKR-optie bestaat en bestond niet.
De rechtbank stelt hiermee vast dat het misleidend is geweest te zeggen dat er door
[benadeelde 3] en [benadeelde 4] geld verdiend zou kunnen worden met de gepresenteerde constructie.
Uit de feiten en omstandigheden blijkt immers dat er door [benadeelde 3] en [benadeelde 4] niets kon worden verdiend. Zij worden tot op de dag van vandaag geconfronteerd met de kosten. Zelfs al zouden [benadeelde 3] en [benadeelde 4] een deel van de opbrengst van de verkoop van de telefoons hebben ontvangen, dan zouden zij daarvan de maandelijkse kosten van de
telefoonabonnementen nooit hebben kunnen voldoen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het eveneens misleidend is geweest dat “iemand bij de
BKR” de BKR registraties van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] uit het systeem zou halen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het BKR een instelling is die uitsluitend leningen van
personen registreert, en dat het BKR niet de bevoegdheid heeft om lopende contracten,
aangegane schulden teniet te doen. Dit maakt dat de rechtbank concludeert dat de werkwijze van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] een samenweefsel van verdichtsels is, nu de werkwijze een verband van leugens is geweest die elkaar wederkerig een bedrieglijke schijn van de waarheid hebben gegeven.
Tussenconclusie ten aanzien van de feiten 1, 4 en 5.
Op grond van vorenstaande (het hof: genoemde) bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde en dat daarbij sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank is namelijk van oordeel dat, gelet op de aangiftes van [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en de getuigenverklaring van [betrokkene 4] , waaruit blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de tenlastegelegde periode verkopers van mobiele telefoons waren, en gelet op de overige feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rollen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waren inwisselbaar en de bekendheid met de aangever was doorslaggevend of [verdachte] of [medeverdachte 1] de leiding nam in de benadering tot en communicatie met de aangevers. De werkwijze -modus operandi- bleef bij alle bewezenverklaarde feiten nagenoeg gelijk. Ten aanzien van feit 1 primair -de afpersing van [benadeelde 1] , hebben verdachte en zijn medeverdachte beiden een rol gespeeld in deze afpersing. Dat verdachte niet aan de uitvoering van alle onderdelen, zoals geformuleerd onder de gedachtestreepjes, heeft deelgenomen, doet daar niet aan af.
Eindconclusie van het hof met betrekking tot het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde.
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof net als de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en samen met een ander het hem onder feit 1 primair heeft begaan en samen met medeverdachte [medeverdachte 1] feit 2 primair, feit 4 primair en feit 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 6
De rechtbank heeft met betrekking tot dit feit het volgende overwogen waarbij het hof zich aansluit:
[benadeelde 5] (verder: [benadeelde 5] ) was op 24 november 2017 rond 21:15 uur met [betrokkene 5] bij tankstation […] in [plaats] omdat hij met iemand had afgesproken voor het kopen van vuurwerk. Hij had een telefoonnummer van [betrokkene 6] (verder: [betrokkene 6] ) gekregen van een jongen die vuurwerk zou verkopen. Dit was een telefoonnummer van [naam 3] : [telefoonnummer] . [betrokkene 6] had dit nummer van [verdachte] gekregen, omdat de vriend van [verdachte] , [naam 3] , in vuurwerk handelde.
Bij tankstation […] in [plaats] trof [benadeelde 5] de jongen met wie hij had afgesproken.
Omdat de jongen vroeg of hij geld bij zich had, toonde [benadeelde 5] € 50,-. De jongen vroeg hem
of hij nog meer geld had. Er ontstond een worsteling. Er stapte toen een andere jongen uit de auto. Deze jongen schopte [benadeelde 5] in zijn buik en rug. Ze riepen dat ze geld wilden. [benadeelde 5] heeft toen € 1100,- afgegeven aan de jongens. De jongens zijn weggereden in een blauwe Opel Astra met kenteken [kenteken] [medeverdachte 2] is de te naam gestelde van de blauwe Opel Astra met kenteken [kenteken] .
Tussen 21 november 2017 tot en met 24 november 2017 is er tussen het telefoonnummer van
[benadeelde 5] ( [telefoonnummer] ) en het telefoonnummer van [naam 3] ( [telefoonnummer] ) vele malen contact
geweest. Op 24 november 2017 is er van 18:30 uur tot 21:18 uur 73 maal contact geweest tussen het nummer van [naam 3] en het nummer van [benadeelde 5] .
De telefoon met nummer van [naam 3] , [telefoonnummer] , straalt op 24 november 2017 de volgende
masten aan: om 20:53-54 uur in Gaanderen, om 20:55-57 uur in Terborg, om 21:00 uur in
Silvolde, om 21:14 uur tot 21:18 uur in Dinxperlo , om 23:44 uur in Doetinchem, [adres] .
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 november 2017 in Dinxperlo is geweest. Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [verdachte] . Dit telefoonnummer verplaatst zich in de periode 24 november 2017 om 19:00 uur en 24 november 2017 om 22:00 uur van Doetinchem via Silvolde en Ulft naar Dinxperlo . Tussen 21:09 uur en 21:32
uur wordt de zendmast [adres] aangestraald.
Om 19:38 en om 20:38 uur zoekt het telefoonnummer [telefoonnummer] , op naam van [verdachte] ,
contact met [telefoonnummer] , het telefoonnummer op naam van [medeverdachte 2] , wonende aan de
van [adres] . Op adres van [adres]
is [medeverdachte 2] , medeverdachte, ingeschreven. De broer van
de mede
verdachte, [betrokkene 8] , beltde mede
verdachte altijd op telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] ,
[telefoonnummer] , blijkt dat op 24 november 2017 tussen 21:12 en 21:18 uur contact is met de
zendmast aan de [adres] .
In de periode van 18 november 2017 tot 12 december 2017 stralen de telefoons van ‘ [naam 3] ’ ( [telefoonnummer] ) en van [verdachte] op dezelfde momenten dezelfde masten aan..
Overwegingen
De rechtbank staat voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat
verdachte samen met een ander, [benadeelde 5] heeft afgeperst bij tankstation […] in [plaats] . De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte vast dat hij op 24 november 2017 rond 21:15 uur in [plaats] is geweest. Het telefoonnummer van contactpersoon [naam 3] en het telefoonnummer van verdachte stralen in dezelfde tijdsperiode, kort voor de afspraak met [benadeelde 5] , dezelfde routeaan
. [benadeelde 5] heeft een afspraak gemaakt met [naam 3] . [benadeelde 5] heeft het nummer van [naam 3] van [betrokkene 6] gekregen, die op zijn beurt het nummer van [naam 3] van verdachte [verdachte] heeft gekregen. [benadeelde 5] en getuige [betrokkene 5] hebben tijdens de afspraak die avond twee personen gezien. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zelf contactpersoon [naam 3] is geweest en dat verdachte zelf op de afspraak met [benadeelde 5] is verschenen.
Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is bij de afpersing. Hij stelt die avond bij vrienden te zijn geweest in [plaats] maar wil geen namen noemen. Verdachte geeft als verklaring voor de onderzoeksresultaten dat zijn telefoon in het bijzijn van de telefoon van [naam 3] is geweest, dat hij door onbekende jongens is afgeperst en dat hij mogelijk op dat moment met [naam 3] in de auto heeft gezeten.
Nog daargelaten dat verdachte pas met een alternatieve uitleg is gekomen nadat hij gedurende het onderzoek lange tijd heeft gezwegen en nadat hij kon beschikken over alle
onderzoeksresultaten, is het geschetste alternatieve scenario niet concreet, niet verifieerbaar en vindt het ook op geen enkele wijze steun in de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet aannemelijk geworden.
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat verdachte op de afspraak met [benadeelde 5] is verschenen. Gelet op het feit dat de auto van de broer van medeverdachte [medeverdachte 2] ter plaatse is gezien als auto van de daders, de telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte rond 21:15 uur contact met elkaar hebben, ondanks het gegeven dat niet op dezelfde momenten dezelfde zendmasten worden aangestraald, maar dat wel zendmasten in [plaats] worden aangestraald, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] tegelijkertijd en samen in [plaats] waren, op de plaats delict en dat zij samen het feit hebben gepleegd.
Uit de verklaring van [benadeelde 5] en getuige [getuige 4] blijkt dat op het moment dat verdachte met
[benadeelde 5] in een worsteling komt, medeverdachte [medeverdachte 2] zich mengt in het geweld tegen [benadeelde 5] door hem te schoppen en tegen [benadeelde 5] te roepen dat hij zijn geld moest afgeven. Beide verdachten hebben daarmee naar het oordeel van de rechtbank een significante en wezenlijke bijdrage geleverd in het creëren van een dreigende situatie waardoor [benadeelde 5] zich gedwongen voelde zijn geld af te geven, waardoor er sprake is van een bewust en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] .
Tot zover de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 6 waarmee het hof zich verenigt.
Conclusie
Het hof is, gelet op het vorenstaande en in onderlinge samenhang bezien, net als de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op 24 november 2017 in [plaats] samen [benadeelde 5] hebben afgeperst door [benadeelde 5] te duwen, meermalen te slaan, te schoppen en te roepen “geef geld! geef geld!” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De bewijsverweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen zodat deze geen verdere bespreking behoeven.