ECLI:NL:GHARL:2021:951

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
21-001682-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf na terugwijzing door de Hoge Raad wegens winkeldiefstallen met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een verdachte die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar wel was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor andere winkeldiefstallen. De Hoge Raad heeft het eerdere arrest van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen voor herbeoordeling van de straf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen, waarbij zij ook geweld heeft gebruikt om aan arrestatie te ontkomen. De feiten zijn gepleegd tussen december 2016 en januari 2017, waarbij de verdachte goederen ter waarde van duizenden euro's heeft gestolen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden passend is. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001682-20
Uitspraak d.d.: 1 februari 2021
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 april 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-017849-17 en 18-264433-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Procesgang en omvang van het hoger beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 5 april 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte vrijgesproken ter zake van het bij parketnummer 18-017849-17 onder 2 en 3 ten laste gelegde. De rechtbank heeft verdachte voorts ter zake van de bij parketnummer 18017849-17 onder 1, 4, 5 en 6 en bij parketnummer 18-264433-16 onder 1 ten laste feiten gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in hoger beroep bij arrest van 7 maart 2018 het vonnis waarvan beroep bevestigd.
Verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij arrest van 11 februari 2020 het bestreden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen.
De omvang van het hoger beroep is daarom thans beperkt tot de strafoplegging, waarbij het hof uitgaat van de bewezenverklaring, de kwalificaties en de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van verdachte zoals bepaald in het vonnis van de rechtbank van 5 april 2017, welk vonnis is bevestigd bij arrest van dit hof van 7 maart 2018.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis – voor zover dit na de terugwijzing door de Hoge Raad aan het oordeel van het hof is onderworpen – zal worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof overweegt daarnaast het volgende.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen, waarbij ze ook eenmaal geweld heeft gebruikt in een poging om, na te zijn betrapt, aan haar aanhouding te ontkomen. De eerste keer dat verdachte werd betrapt had ze met gebruikmaking van een voor het plegen van diefstal geprepareerde tas op 22 december 2016 bij een winkel genaamd [naam1] goederen met een totale waarde van
€ 187,94 weggenomen. De andere feiten heeft zij gepleegd in de periode van 17 tot en met 27 januari 2017. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat zij de feiten heeft gepleegd voor ‘een ander’, maar dat deze gestelde betrokkenheid van de door verdachte genoemde personen afdoet aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachte zelf is geenszins aannemelijk geworden. Uiteindelijk heeft verdachte bij de van 17 tot en met 27 januari 2017 gepleegde feiten voor enkele duizenden euro’s aan dure cosmetica-artikelen weggenomen. Dergelijk handelen, met het karakter van een strooptocht, veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de gedupeerde winkeliers. Verdachte heeft daarbij kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit een oogpunt van financieel gewin en zij heeft geen respect getoond voor de eigendomsrechten van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 december 2020, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd kan niet worden volstaan met een afdoening als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals bepleit. Met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, dan wel een fors lagere onvoorwaardelijke straf in de vorm van een boete of een zeer korte vrijheidsstraf, zoals door de raadsman op 21 februari 2018 werd verzocht, wordt eveneens onvoldoende recht gedaan aan de voornoemde aard en ernst van het bewezenverklaarde.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 27, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover na terugwijzing door de Hoge Raad aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 1 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.