ECLI:NL:GHARL:2021:9499

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
200.288.507/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot zorg- en informatieregeling in het kader van ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verzoeken van de vader om een zorg- en informatieregeling met betrekking tot zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Hofman-de Jong, verzocht om een regeling voor contact met zijn kinderen, die na de scheiding bij de moeder wonen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Bouwhuis, verzet zich tegen deze verzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen gecompliceerd is, met ernstige zorgen over hun welzijn na beschuldigingen van seksueel misbruik door de vader. De raad voor de kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld en geadviseerd om het contact tussen de vader en de kinderen zorgvuldig te onderzoeken via het ROW-traject, dat gericht is op het opbouwen van een veilig contact. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om het ROW-traject te volgen en dat het nu vaststellen van een zorg- en contactregeling het proces zou doorkruisen. Daarom zijn de verzoeken van de vader afgewezen en is de beschikking van de rechtbank Overijssel bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.507/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 247696)
beschikking van 7 oktober 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H. Hofman-de Jong te Emmen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Bouwhuis te Zwolle.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verder te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, gedateerd op 24 augustus 2020, hersteld
bij herstelbeschikking van 26 oktober 2020 naar 7 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 6 januari 2021;
- het verweerschrift van de moeder met bijlage(n), ingekomen op 4 maart 2021;
- een brief van de raad van 16 juni 2021;
- een brief van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel (hierna: de GI) van 10 augustus 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 19 augustus 2021 met bijlage(n),
- een journaalbericht namens de moeder van 24 augustus 2021 met bijlage(n),
- een tweetal journaalberichten namens de vader van 30 augustus met bijlage(n),
- een tweetal journaalberichten namens de vader van 1 september 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 6 september 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 8 september 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 september 2021 plaatsgevonden.
De vader en de moeder zijn verschenen, ieder bijgestaan door zijn of haar advocaat.
Namens de GI, die als informant voor de zitting is opgeroepen, zijn [naam1] en [naam2] verschenen. Namens de raad is [naam3] verschenen.
2.3
Namens de vader zijn audiobestanden ingediend bij het hof zonder dat daarbij de relevantie van de bestanden is aangeven. Desgevraagd heeft de advocaat van de vader ter zitting toegelicht dat de relevantie van de bestanden is dat zij aantonen wat het met de vader doet dat hij geen contact met zijn kinderen heeft. Het hof neemt daar nota van en laat de audiobestanden verder buiten beschouwing.

3.De feiten

3.1
Uit de verbroken affectieve relatie van de ouders zijn [in] 2014 geboren [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , hierna ook tezamen te noemen: de kinderen.
De vader heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
3.2
Na het uit elkaar gaan van de ouders in maart 2019 zijn de kinderen bij de moeder blijven wonen en hebben zij ruim een half jaar omgang gehad met de vader. Er is geen ouderschapsplan opgesteld. Tussen de ouders gold een mondelinge afspraak dat de kinderen een weekeinde in de twee weken naar de vader gingen, alsook de helft van de vakanties.
3.3
Eind oktober 2019 heeft de huisarts een melding gedaan bij [naam4] . De moeder heeft in november 2019 bij de politie aangifte gedaan tegen de vader vanwege vermeend seksueel misbruik van de kinderen. Er is spoedhulp en vervolgens ambulante hulpverlening ingezet.
3.4
De vader heeft in januari 2020 tweemaal begeleide omgang met de kinderen gehad. Daarna heeft [naam4] de omgang van de vader met de kinderen stopgezet.
3.5
De raad heeft een onderzoek ingesteld en aanleiding gezien om de kinderrechter te verzoeken om de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van de GI. Dat verzoek is toegewezen bij beschikking van 24 augustus 2020 .
3.6
De officier van justitie heeft op 16 oktober 2020 kenbaar gemaakt dat de vader niet (verder) wordt vervolgd voor seksueel misbruik van de kinderen wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.7
De ondertoezichtstelling is op 17 augustus 2021 verlengd met een jaar, tot 24 augustus 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader om een regeling vast te stellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met betrekking tot de kinderen (hierna: zorg- en contactregeling) afgewezen.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Tevens heeft hij zijn verzoek vermeerderd. De grieven van de vader zien op het recht van de vader om contact met de kinderen te hebben.
De vader verzoekt het hof (zo heeft de advocaat van de vader op de zitting verduidelijkt):
- primair: te bepalen dat een zorg- en contactregeling dient te gelden tussen de vader en de kinderen in de vorm van een opbouwregeling, een en ander nader door het hof te bepalen, met, bij voorkeur, als uiteindelijke regeling een weekend per veertien dagen alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
- subsidiair: de beslissing omtrent de zorg- en contactregeling aan te houden in afwachting van het verloop van het traject Resoluut Oplossingsgericht Werken (hierna ROW-traject);
- en meer subsidiair, voor het geval het hof beslist dat er geen zorg- en contactregeling zal gelden tussen de vader en de kinderen: te bepalen dat de moeder de vader uiterlijk de laatste week van elke maand schriftelijk per e-mail dient te informeren over de kinderen. Zij dient daarbij een recente, goed gelijkende kleurenfoto van elk van de kinderen toe te voegen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,- voor elke keer dat de moeder niet voldoet aan het voorgaande, tot een maximum van € 5.000,-.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, dan wel de verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.
5.2
Het hof is van oordeel dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen. Het hof zal hierna uitleggen waarom.
5.3
Het hof stelt voorop dat de situatie van de 7-jarige tweeling [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gecompliceerd is. Zij hebben in hun leven al (te) veel narigheid meegemaakt en zijn kwetsbaar. Voor het hof is niet vast te stellen hoe de opvoedsituatie van de kinderen was toen de ouders nog bij elkaar waren (hierover verschillen de ouders van mening met elkaar) maar duidelijk is dat na het uit elkaar gaan van de ouders ernstige zorgen over de kinderen zijn ontstaan. Volgens de moeder hadden de kinderen nadat de ouders uit elkaar zijn gegaan vaak last van slapeloze nachten en driftbuien en waren de kinderen vaak ongehoorzaam en verdrietig. Ook de leerkracht van de kinderen heeft opvallend en afwijkend gedrag bij de kinderen waargenomen. Begin 2020 stagneerde hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling waarna deze zelfs achteruit ging.
5.4
De wijzigingen in de ontwikkeling en het gedrag van de kinderen in combinatie met de vermoedens van seksueel misbruik door de vader zijn aanleiding geweest om de kinderen te laten begeleiden en te laten behandelen door een psycholoog en zich daarbij met name te richten op traumaverwerking. De kinderen hebben bij Psychologenpraktijk [naam5] (hierna: [naam5] ) allebei traumatherapie gehad in de vorm van EMDR-therapie. Daarna is (ook op de school van de kinderen) de behandeling van de kinderen door [naam5] voortgezet met psychomotorische therapie om lichamelijkheid en aanrakingen te normaliseren, grenzen te leren kennen en te hanteren, om emoties te herkennen en adequaat te uiten en te oefenen in de sociale omgang met elkaar en met andere kinderen.
Ook de moeder is in behandeling bij [naam5] zodat zij voldoende stabiel blijft om de traumabehandeling van de kinderen adequaat te ondersteunen.
5.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig is verstoord. Nadat de moeder de vader in juli 2019 heeft geconfronteerd met de verhalen van de kinderen over het seksueel misbruik en de vader de aantijgingen heeft ontkend is een groot wantrouwen en een hevige strijd tussen de ouders ontstaan die inmiddels ruim twee jaar duurt. Zij staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de oorzaak van de ernstige zorgen die er over de kinderen bestaan en de wenselijkheid en mogelijkheid van omgang tussen de kinderen en de vader. De moeder heeft een beeld geschetst van de vader als zijnde een man die er tijdens hun relatie nauwelijks was voor de kinderen en die kampt met een alcoholverslaving. Volgens de moeder werd de vader tijdens hun relatie onder invloed van alcohol verbaal agressief en pakte hij de moeder dan vast. Vanwege de verhalen die de moeder van de kinderen heeft gehoord, vermoedt de moeder dat de vader ook agressief gedrag heeft vertoond in aanwezigheid van de kinderen. De moeder gelooft de verhalen van de kinderen over het seksueel misbruik.
De vader op zijn beurt heeft een beeld geschetst van de moeder als zijnde een leugenachtige en manipulatieve vrouw die tijdens hun relatie tekort schoot in de zorg voor de kinderen. Volgens de vader kon de moeder de zorg voor de kinderen niet aan, mishandelde de moeder de kinderen lichamelijk en schreeuwde zij naar de kinderen. Zij zou ook naar hem hebben geschreeuwd en geschopt als hij zich met de opvoeding van de kinderen bemoeide. De vader ontkent dat hij de kinderen heeft misbruikt en /of mishandeld.
5.6
In het evaluatieverslag van [naam5] van 23 augustus 2021 staat dat de traumaklachten van de kinderen inmiddels sterk verminderd zijn. [naam5] wijst in het verslag op het risico dat contact van de kinderen met de vader bij de kinderen kan leiden tot toename van (trauma)klachten en hernieuwde onveiligheid. In het verslag valt verder te lezen dat het een ingewikkelde opgave is af te wegen wat met betrekking tot het contact met hun vader het belang van de kinderen is, nu het strafrechtelijke traject is afgesloten en er bij de kinderen toch sterke aanwijzingen worden gezien van seksueel misbruik. [naam5] erkent dat normaliter het contact tussen een kind en de ouder (waar het kind niet verblijft) van groot belang is voor een kind. Daarom vindt [naam5] dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de vraag of het mogelijk is het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen op een manier die veilig is en de ontwikkeling van de kinderen niet verder schaadt. [naam5] heeft geadviseerd om die vraag via het ROW-traject te onderzoeken. Bij het ROW-traject staat niet de vraag centraal wie precies wat gedaan heeft, maar wordt, onder leiding van de GI, in beeld gebracht of en hoe kan worden voldaan aan de voorwaarden voor het opbouwen van een veilig en gezond contact tussen de vader en de kinderen.
5.7
Het ROW-traject is inmiddels gestart. Het hof heeft geconstateerd dat het ROW-traject onder leiding van de GI een zorgvuldig en passend traject is voor de kinderen, waarbij stap voor stap en door middel van tussentijdse evaluaties en adviezen wordt gekeken wat in hun belang is. De moeder heeft zich gecommitteerd aan het ROW-traject. De vader vindt dat het allemaal te lang duurt, maar daarmee gaat de vader eraan voorbij dat het de nodige tijd vergt om een dergelijk traject zorgvuldig en goed uit te voeren. Het nu vaststellen van een zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen zou het ROW-traject doorkruisen en dat is naar het oordeel van het hof in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het hof is het eens met de raad en de GI dat het ROW-traject gevolgd moet worden in het tempo dat de GI aangeeft waarbij het belang van de kinderen leidend is. Het hof zal het verzoek van de vader een zorg- en contactregeling vast te stellen dan ook afwijzen.
5.8
Op grond van het vorenstaande ligt aanhouding van de beslissing over een zorg- en contactregeling niet in de rede. Het hof zal ook het – subsidiaire – verzoek van de vader de beslissing aan te houden afwijzen.
5.9
Met betrekking tot de door de vader – meer subsidiair – verzochte informatieregeling oordeelt het hof als volgt. Het hof zal, gelet op de gecompliceerde gezinssystematiek in combinatie met de kwetsbaarheid van (het verloop van) het ROW-traject, geen informatie-regeling aan de moeder opleggen. Het vastleggen van een verplichting voor de moeder om de vader van informatie te voorzien zou escalerend kunnen werken en daarmee de situatie kunnen verslechteren. Het komt het hof daarbij logisch voor dat de vader zich zal laten informeren door de GI.

6.De slotsom

Het vorenstaande betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 7 oktober 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en E.M.J. Brink, bijgestaan door mr. T. van der Veen-Hamstra als griffier, en is op 7 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.