ECLI:NL:GHARL:2021:9493

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.863/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking van goederen door bewindvoerder aan partner van rechthebbende met dementie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder. De bewindvoerder, die is aangesteld over de goederen van een rechthebbende met dementie, verzocht om machtiging om de inboedel, auto en woning van de rechthebbende aan diens partner te schenken. De rechthebbende, geboren in 1952, lijdt aan een vergevorderd stadium van dementie en is sinds 2020 opgenomen in een zorginstelling. De partner woont nog in de woning van de rechthebbende en heeft een samenlevingscontract met hem. De kantonrechter had eerder de verzoeken van de bewindvoerder afgewezen, waarop de bewindvoerder in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende niet meer in staat is om zelfstandig zijn wil te bepalen en dat een gesprek met hem onnodig belastend zou zijn. De bewindvoerder heeft een medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat de rechthebbende niet in staat is om zijn belangen te behartigen. Het hof heeft de verzoeken van de bewindvoerder tot schenking van de inboedel en de auto aan de partner toegewezen, maar de schenking van de woning is afgewezen. Het hof oordeelde dat uit de volmacht van de rechthebbende niet voldoende blijkt dat hij de woning aan de partner wilde schenken, terwijl er wel een wens tot schenking van de inboedel en de auto kon worden afgeleid. De beslissing van het hof is gebaseerd op de sociale en financiële belangen van de rechthebbende en zijn partner.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.863/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 8870132, 8870136 en 8870140)
beschikking van 5 oktober 2021
inzake
[verzoekster], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[de rechthebbende] ,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in
de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 januari 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 8 april 2021;
- een journaalbericht van de bewindvoerder van 18 juni 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 september 2021 plaatsgevonden. Namens de bewindvoerder is [naam1] verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1952. Hij lijdt al langere tijd aan dementie.
3.2
De rechthebbende is op 28 januari 1993 gaan samenwonen met [de partner] (de partner). Zij hebben op 3 september 2014 ten overstaan van een notaris een samenlevingscontract gesloten. Op 20 augustus 2015 heeft de rechthebbende bij een notaris een algemene volmacht opgemaakt waarbij hij de partner als gevolmachtigde (“vertegenwoordiger”) heeft benoemd.
3.3
Bij beschikking van 8 augustus 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op verzoek van de partner een bewind ingesteld over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende, vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Daarbij is [verzoekster] tot bewindvoerder benoemd.
3.4
De rechthebbende woont sinds april 2020 in een zorginstelling in [woonplaats] . De partner woont nog in het huis van de rechthebbende in [plaats] .
3.5
Bij verzoekschrift van 15 oktober 2020, ingekomen bij de kantonrechter op
12 november 2020, heeft de bewindvoerder verzocht haar te machtigen om de inboedel, de auto en de woning van de rechthebbende aan de partner te schenken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van de bewindvoerder afgewezen.
4.2
De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat aan haar toestemming wordt verleend voor:
- de schenking van de inboedel, die in eigendom toebehoort aan de rechthebbende;
- de schenking van de auto, die in eigendom toebehoort aan de rechthebbende;
- de schenking van de eigen woning van de rechthebbende, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] (het hof begrijpt: de schenking steeds aan de partner), althans een zodanige beschikking te wijzen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

Het horen van de rechthebbende
5.1
In het dossier zit een medische verklaring van [de arts] , onafhankelijk arts, van
16 oktober 2019. Deze arts heeft de rechthebbende op 15 oktober 2019 thuis bezocht. Op basis van onderzoek en eigen bevindingen oordeelde [de arts] destijds dat de rechthebbende gelet op zijn geestelijke toestand niet meer in staat is zelfstandig zijn wil te bepalen en de reikwijdte van zijn beslissingen te overzien inzake notariële akten, zo ook niet ten aanzien van het opstellen of wijzigen van een testament. Bij onderzoek staat de stoornis in het spreken en in het begrip sterk op de voorgrond, aldus [de arts] . Daardoor is het niet goed mogelijk om specifiek de geestelijke vermogens te beoordelen. De rechthebbende bleek bij het onderzoek niet in staat om adequaat op vragen te antwoorden of eenvoudige opdrachten uit te voeren. Hij is permanent zorgafhankelijk en kan niet alleen gelaten worden, en is dus vanwege neurologische/psychogeriatrische beperkingen niet meer in staat zelfstandig zijn zakelijke en persoonlijke belangen te behartigen.
5.2
Ter zitting heeft de bewindvoerder aangegeven dat de gezondheidstoestand van de rechthebbende sinds oktober 2019 is verslechterd. Er is inmiddels sprake van een vergevorderd stadium van dementie. Het besef van dag, tijd en plaats is bij de rechthebbende ernstig verstoord.
5.3
Voor het hof staat hiermee voldoende vast dat een gesprek met de rechthebbende voor hem onnodig belastend zal zijn en geen toegevoegde waarde zal hebben nu hij zijn mening niet kenbaar kan maken, zodat het hof hiervan afziet.
De machtigingsverzoeken
5.4
Omdat de rechthebbende niet meer in staat is om daarvoor toestemming te geven heeft de bewindvoerder machtiging van de kantonrechter nodig voor het beschikken over een onder bewind staand goed (artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek).
5.5
Bij de beoordeling van verzoeken als deze worden in de regel de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen) in acht genomen, zoals deze door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld.
5.6
Binnen deze aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, slechts wordt toegestaan als er een schenkingstraditie wordt aangetoond. Vast staat dat daar in deze zaak geen sprake van is. Vervolgens is het de vraag of de wil van de rechthebbende tot de verzochte schenkingen uit de stukken kan worden opgemaakt en/of het doen van deze schenkingen in zijn belang is.
5.7
Het hof vindt dat de kantonrechter wat betreft de woning een goede beslissing heeft genomen. Het hof neemt die beslissing en de motivering daarvan - na eigen onderzoek - over. Wat betreft de inboedel en de auto komt het hof tot een andere conclusie dan de kantonrechter.
5.8
De rechthebbende heeft in hoofdstuk 2 onder 4 (woning en inboedel) van de volmacht - voor zover hier van belang - het volgende laten opnemen:
“Ik wil dat de vertegenwoordiger mijn woning verkoopt als ik blijvend niet meer in staat ben om naar de woning terug te keren. Dit geldt als mijn partner niet (meer) in die woning woont of als zij is overleden.
(…)
Kosten van opslag van mijn inboedel moeten zo veel mogelijk worden voorkomen.
Daarom wil ik dat de vertegenwoordiger mijn inboedel verkoopt, wegdoet, weggeeft aan haar zelf of aan een goeddoelinstelling.”
Niet ter discussie staat dat de rechthebbende vanwege zijn gezondheidstoestand blijvend niet meer in staat is om terug te keren naar zijn woning. Uit de volmacht kan voldoende worden afgeleid dat het dan zijn wens is dat de partner in de woning kan blijven, maar van een wil dat de partner de woning kan krijgen blijkt niet. Vooral niet omdat het doen van giften door de vertegenwoordiger (de partner) is uitgesloten.
Wel kan volgens het hof uit de volmacht worden afgeleid dat het de wil van de rechthebbende is dat de partner (zijn deel van) de inboedel krijgt. De rechthebbende heeft geen rangorde aangebracht in de wijze waarop de partner de opslagkosten van zijn inboedel dient te voorkomen. Het hof zal het verzoek van de bewindvoerder tot schenking van de inboedel aan de partner daarom toewijzen.
Hoewel een auto strikt genomen niet tot de inboedel behoort en de schenking daarvan zodoende niet direct uit de volmacht kan worden afgeleid, acht het hof ook die schenking aan de partner toelaatbaar. Het gaat om een auto van geringe waarde die meer dan tien jaar oud is. De partner heeft die auto nodig om de rechthebbende te kunnen bezoeken in het verpleeghuis. Zij doet dat één tot tweemaal per week. Het hof vindt de schenking van de auto in het sociaal belang van de rechthebbende, zodat de partner hem met regelmaat kan blijven bezoeken. Daarbij komt ook nog een financieel belang. De partner heeft toegezegd dat als zij eigenaar van de auto wordt zij ook de kosten daarvan voor haar rekening zal nemen. Zij is daartoe in staat, omdat zij inmiddels eigen inkomsten uit arbeid heeft. Zodoende zullen de kosten van de auto na de schenking niet meer ten laste van de boedel komen. Het hof zal daarom ook het verzoek van de bewindvoerder tot schenking van de auto aan de partner toewijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 januari 2021, voor zover daarbij het machtigingsverzoek van de bewindvoerder tot schenking van de woning van de rechthebbende aan de partner is afgewezen;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 januari 2021, voor zover daarbij de machtigingsverzoeken van de bewindvoerder tot schenking van de inboedel en de auto van de rechthebbende aan de partner zijn afgewezen, en in zoverre opnieuw beslissende:
verleent de bewindvoerder machtiging tot het schenken van de inboedel en de auto van de rechthebbende aan de partner;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J. Voerman, I.M. Dölle en M.A.F. Veenstra bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 5 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.