ECLI:NL:GHARL:2021:9423

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
21-004910-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak poging tot moord, bewezen openlijke geweldpleging tegen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor poging tot moord en openlijke geweldpleging tegen goederen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte enige wetenschap had van het wapen dat door de medeverdachte werd gebruikt. De enkele gelegenheid tot overleg was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van medeplegen. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen goederen, omdat hij met tuinstoelen tegen de woning van het slachtoffer had geslagen. Het hof legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs voor medeplegen en de rol van de verdachte in de gepleegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004910-20
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 december 2020 met parketnummer 05-285033-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. V. Poelmeijer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft verdachte bij vonnis van 18 december 2020 veroordeeld wegens het medeplegen van poging tot moord en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, tot gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Velp, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Velp, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Velp gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Velp openlijk, te weten, op of aan [adres] ter hoogte van perceel […] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten: een woning gelegen aan [adres] en/of een raam/ruit van de woning gelegen aan [adres] , door
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, op de woning gelegen aan [adres] , te schieten met een vuurwapen,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een (tuin)stoel en/of tuintafel tegen voornoemd raam/voornoemde ruit te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen wegens het onder 1 primair tenlastegelegde: het medeplegen van poging tot moord. Volgens de advocaat-generaal is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat er sprake was van een plan, waarbij de verdachten de tijd hebben gehad om zich te beraden op het besluit om [slachtoffer] te doden en gelegenheid hebben gehad om over de gevolgen na te denken. Er is geen sprake geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dat niet bekend is wat verdachten bij het tankstation en in de woning in Presikhaaf hebben besproken en of bijvoorbeeld het wapen in de woning in Presikhaaf is opgehaald, doet hieraan niet af. Volgens de advocaat-generaal is er met voorbedachte raad gehandeld. Vlak nadat medeverdachte [medeverdachte] uit de auto was gestapt en begon te schieten, stapte ook verdachte uit en begon met een stoel tegen het raam te slaan en te schreeuwen. Hij riep dat [slachtoffer] boven was, daarmee medeverdachte [medeverdachte] wijzend op [slachtoffer] . Op geen enkel moment heeft verdachte zich gedistantieerd van het schieten of zich daaraan onttrokken. Sterker nog, hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het geweld en de agressie jegens [slachtoffer] . Zijn bijdrage aan het delict is van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van alle varianten tenlastegelegd onder 1. De verdediging concludeert dat geen sprake is van medeplegen, opzet en/of voorbedachte rade. Verdachte heeft geen enkele weet gehad van bedreigingen die zouden zijn geuit tijdens een telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer] . Op het moment dat verdachte voor het eerst verneemt van het feit waarvan hij wordt beticht is het zijn vrouw die zegt dat de onderste steen boven moet komen, en wordt er niet gesproken over vuurwapens, schieten of andere doodsbedreigingen. Tijdens de rit naar het tankstation is absoluut niet gesproken over enige vorm van geweld, laat staan het gebruik van een vuurwapen op dat moment. Ter plaatse is niet het plan opgevat om [slachtoffer] iets aan te doen, er is tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] slechts gesproken over de beschuldigingen, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] . Tijdens de stop in Presikhaaf is verdachte zeer kort in de woning geweest, om te plassen en om te kijken waarom het zo lang duurde voordat medeverdachte [medeverdachte] terug kwam. Ook toen en daar is geen plan opgevat om [slachtoffer] iets aan te doen. Medeverdachte [medeverdachte] is degene geweest die heeft geschoten. Het lijkt er sterk op dat medeverdachte [medeverdachte] zeer snel, mogelijk zelfs uit een rijdende auto, is gesprongen en heeft geschoten. Dit klinkt alsof hij in een opwelling besloot om het wapen dat hij bij zich droeg te gebruiken. Verdachte is pas na het schieten naar de woning gelopen en heeft daar al dan niet met stoelen gegooid. Om als medepleger verantwoordelijk gehouden te kunnen worden dient hij een grotere rol- te hebben in de voorbereiding. Van een vooropgezet plan was echter geen sprake en verdachte wist niets van een wapen. Het gooien van een stoel tegen een raam levert geen directe bijdrage op aan poging moord en is niet geschikt om iemand te doden.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden
vrijgesproken.
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Nadat medeverdachte [medeverdachte] van zijn zus hoorde dat aangever [slachtoffer] beweerde dat verdachte de dochter van [slachtoffer] zou hebben verkracht, belde hij aangever [slachtoffer] . Volgens medeverdachte [medeverdachte] heeft hij [slachtoffer] gevraagd om naar hem toe te komen. Toen [slachtoffer] dit niet wilde, besloot [medeverdachte] om naar de woning van [slachtoffer] toe te gaan. Hij is bij een vriend in de auto gestapt en heeft vanuit de auto gebeld naar verdachte, om hem op de hoogte te stellen van de beschuldiging. Verdachte was op dat moment met zijn vrouw op visite bij getuigen [getuige 2] en [getuige 1] . Verdachte wilde na het telefoontje van zijn schoonzoon ook naar [slachtoffer] toe om verhaal te halen. Hij was boos en de emoties liepen bij hem en zijn vrouw hoog op. Verdachte sprak met medeverdachte [medeverdachte] af bij een tankstation in Velp. Getuige [getuige 2] bestuurde de auto, met naast haar getuige [getuige 1] en achterin zaten verdachte en zijn vrouw. Bij het tankstation in Velp hebben de verdachten elkaar ontmoet. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet duidelijk geworden wat daar tussen de verdachten is besproken. Getuige [getuige 2] reed vervolgens achter de auto aan waarin medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriend zaten, naar een woning in Presikhaaf. Daar zijn zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] de woning binnengegaan. Medeverdachte [medeverdachte] liep met de jongen van de auto mee, en verdachte volgde iets later. Het hof kan op basis van het voorliggende dossier niet vaststellen wat er in de woning is gebeurd of besproken.
Vervolgens, na een paar minuten, stapten beide verdachten in de auto bij [getuige 2] en reed getuige [getuige 2] op aanwijzing van de verdachten naar de woning van aangever [slachtoffer] aan de [adres] in Velp. Bijna bij de woning aangekomen sprong medeverdachte [medeverdachte] uit de nog rijdende auto en begon meteen te schieten in de richting van aangever [slachtoffer] , die vervolgens naar binnenging en de deur dichttrok. Uit het forensisch onderzoek blijkt immers dat er in en om de voordeur van de woning drie beschadigingen zijn geconstateerd die passen bij inschoten vanaf de openbare weg: in de voordeur, in het kozijn van de deur en in de buitenmuur naast de deur. Het schotspoor in de voordeur zit op 1,75 m hoogte. Ook is uit het forensisch onderzoek gebleken dat de inschoten in de voordeur en in het kozijn zijn veroorzaakt terwijl de voordeur deels open was. Het doorschot in de scharnierzijde van het deurkozijn heeft daarnaast een schotbeschadiging veroorzaakt in het kozijn van het toilet dat zich achter de voordeur bevond.
Toen de auto was gestopt stapten ook verdachte en zijn vrouw uit de auto. Verdachte stond in de voortuin, sloeg met tuinstoelen tegen het raam, wees medeverdachte [medeverdachte] erop dat hij aangever boven achter het raam zag en schreeuwde naar aangever. Getuige [getuige 2] had de auto gekeerd en even later liepen medeverdachte [medeverdachte] , verdachte en zijn vrouw terug naar de auto. Ze stapten in en getuige [getuige 2] reed met hen weg.
Om tot een beoordeling te kunnen komen van de onder 1 tenlastegelegde varianten, acht het hof van doorslaggevend belang of verdachte wist van de aanwezigheid van het wapen bij medeverdachte [medeverdachte] . Zowel het medeplegen van poging tot moord, de poging tot doodslag als de poging tot zware mishandeling zien op dezelfde gedraging: het met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] schieten. Deze gedraging is enkel verricht door medeverdachte [medeverdachte] . Het hof kan op grond van het voorliggende dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk enige wetenschap had van het wapen dat [medeverdachte] bij zich droeg en gebruikte. Het enkel hebben van gelegenheid tot overleg op diverse momenten tijdens de rit, is hiertoe onvoldoende.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering of bijdrage van verdachte aan het onder primair, subsidiair of meer subsidiair tenlastegelegde.
Nu naar het oordeel van het hof geen sprake is van medeplegen, komt het hof tot de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen wegens de onder 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen de woning gelegen aan de [adres] te Velp.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vermoedelijk wel een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging, met uitzondering van het schieten op de woning. Verdachte is pas na het schieten door medeverdachte [medeverdachte] naar de woning toegelopen en heeft toen al dan niet met stoelen gegooid.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van een deel van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het gedeelte in het tenlastegelegde “meerdere malen, in elk geval eenmaal, op de woning gelegen aan [adres] , te schieten met een vuurwapen” moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen opzet heeft gehad op de door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde geweldshandelingen, nu hij slechts met tuinstoelen heeft gegooid
nadat[medeverdachte] had geschoten.
Uit het dossier volgt dat verdachte kort nadat medeverdachte [medeverdachte] uit de (nog rijdende) auto stapte ook uit de auto stapte. Vervolgens stond hij samen met medeverdachte [medeverdachte] voor de woning van aangever toen [medeverdachte] het vuurwapen gebruikte. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de knallen afkomstig waren van het vuurwapen van [medeverdachte] acht het hof, gelet op de verklaring van aangever en overige aanwezigen ter plaatse, niet aannemelijk. Ook verdachte wilde naar de woning van aangever om verhaal te halen. In plaats van zich te distantiëren, sloeg verdachte vervolgens met tuinstoelen tegen het raam van de woning.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op alle ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 november 2019 te Velp openlijk, te weten, op
of aan[adres] ter hoogte van perceel […] , in elk geval op of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten: een woning gelegen aan [adres] en
/ofeen raam
/ruitvan de woning gelegen aan [adres] , door
- meerdere malen,
in elk geval eenmaal,op de woning gelegen aan [adres] , te schieten met een vuurwapen,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een (tuin)stoel
en/of tuintafeltegen voornoemd raam
/voornoemde ruitte slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van het voorarrest. De verdachten zijn om wraak te willen nemen overgegaan tot een zeer vergaande vorm van eigenrichting. Verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn acties en bagatelliseert zijn eigen rol. Aangezien volgens de advocaat-generaal sprake is van medeplegen, is er geen reden om verschil te maken in strafmaat. Dat verdachte niet geschoten heeft, doet aan de ernst van het feit en de rol die verdachte daarbij heeft gehad niet af.
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met het feit dat deze zaak wordt afgedaan na 1 juli 2021 en dus de gewijzigde regeling met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling van toepassing is. Verdachten die na die datum worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan zes jaar zullen op grond van deze wet doorgaans (aanzienlijk) later vrijkomen dan verdachten die tot 1 juli 2021 tot een gevangenisstraf van dezelfde duur zijn veroordeeld. Ook verzoekt de raadsman om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is dagelijks bezig met het feit en kan het niet loslaten. Hij kampt met depressies. Op 14 oktober 2021 heeft hij een intakegesprek bij een psychiater.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige vorm van openlijke geweldpleging tegen goederen. Verdachte is samen met anderen hevig geëmotioneerd naar de woning van aangever gegaan alwaar medeverdachte [medeverdachte] op de woning heeft geschoten en verdachte met tuinstoelen tegen het raam van de woning heeft geslagen. Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor (financiële) schade en overlast, maar jagen slachtoffers ook angst aan. Ook zorgt het voor een gevoel van onveiligheid bij de mensen die hier getuige van zijn geweest.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2021 volgt dat verdachte meermalen veroordeeld is, voornamelijk wegens vermogensdelicten. Verdachte is niet eerder veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Omtrent de persoon van verdachte is door de reclassering gerapporteerd. In het rapport van 22 mei 2020 concludeert de reclassering dat verdachte al langere tijd, ook ten tijde van het ten laste gelegde, kampte met burn-out klachten en stress, ten gevolge van een gebrek aan dagbesteding en financiële malaise. Ondanks dit leek hij zich prima te redden met steun vanuit zijn gezin en familieleden, hetgeen als grootste beschermende factor kan worden aangemerkt. De reclassering vindt na onderzoek geen aanwijzingen voor het bestaan van structurele agressieproblematiek. Verdachte komt over als een rustige man, hetgeen hij ook binnen de penitentiaire inrichting laat zien.
Ter terechtzitting van het hof heeft reclasseringswerker Hesselinck verklaard dat verdachte hele dagen bezig is met de beschuldiging die tot het feit en de onderhavige strafzaak heeft geleid. Hij kan het niet loslaten. Inmiddels zijn er gesprekken met de reclassering, ook over het onderhavige delict. Verdachte heeft via de huisarts een intakegesprek bij een psychiater geregeld. Hoewel hij graag een bedrijf op wil starten, hangt hem in een andere strafzaak mogelijk ook nog een forse vrijheidsstraf boven het hoofd.
Het hof komt tot een lagere straf dan opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal, nu het hof verdachte geheel vrij zal spreken van feit 1. Wel is het hof van oordeel dat het in dit geval gaat om een zo ernstige vorm van openlijke geweldpleging, gepleegd onder dusdanig heftige omstandigheden, dat nog steeds een forse vrijheidsstraf op zijn plaats is. Al het bovenstaande afwegende acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. H.W. Samson-Geerlings, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 8 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 8 oktober 2021.
Tegenwoordig:
mr. M.H.D.M. van Leent, voorzitter,
mr. J.B.H.M. Simmelink, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.