ECLI:NL:GHARL:2021:9409

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
21-002980-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor diefstal en heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 27 augustus 2020, waarin zij werd veroordeeld voor diefstal in vereniging. Het hof heeft het hoger beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen, samen met een ander, kledingstukken en levensmiddelen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft ter zitting van het hof bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte en bevindingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook gelast dat de in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende worden bewaard. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002980-20
Uitspraak d.d.: 30 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 augustus 2020 met parketnummer 18-100173-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake van hetgeen haar is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 27 augustus 2020 de verdachte ter zake van de diefstal in vereniging bij de [naam1 1] te [plaats1] , de [naam1 1] te [plaats2] , de [naam2] te [plaats2] en de [naam1 1] te [plaats3] , veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft de verdachte partieel vrijgesproken van de diefstal bij de [naam1 1] ( [adres1] te [plaats4] ).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het aan verdachte tenlastegelegde betreft een impliciet cumulatieve tenlastelegging.
Verdachte is vrijgesproken van de diefstal bij de [naam1 1] aan de [adres1] te [plaats4] . Gelet op hetgeen is bepaald bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze partiële vrijspraak.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
zij op meerdere tijdstippen, op of omstreeks 10 april 2020 te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of te [plaats3] , in ieder geval in de provincie Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een (groot) aantal kledingstukken (onder andere merk Armani) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam1 1] ( [adres2] te [plaats1] )en/of
- een (groot) aantal kledingstukken (onder andere merk Armani) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam1 1] ( [adres3] te [plaats2] ) en/of
- een (grote) hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] ( [adres4] te [plaats2] ) en/of
- een (groot) aantal kledingstukken (onder andere merk Armani) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam1 1]
( [adres5] te [plaats3] )
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bekend het tenlastegelegde te hebben gepleegd en door of namens haar is geen vrijspraak bepleit. Daarom volstaat het hof, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van bewijsmiddelen.
Deze opgave luidt als volgt: [1]
1. De bekennende verklaring van de verdachte ter zitting van het hof, d.d. 16 september 2021.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 april 2020, opgenomen op pagina 172 en volgende van het dossier, inhoudende de verklaring van [naam3] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2020, opgenomen op pagina 176 en volgende van het dossier, inhoudende de verklaring van [naam4] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2020, opgenomen op pagina 182 en volgende van het dossier, inhoudende de verklaring van [naam5] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 april 2020, opgenomen op pagina 190 en volgende van het dossier, inhoudende de verklaring van [naam6] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2020, opgenomen op pagina 74 en volgende van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant(en): [verbalisant1] en [verbalisant2] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2020, opgenomen op pagina 78 en volgende en pagina 95 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant3] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2020, opgenomen op pagina 188 en volgende van het dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant4] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2020, opgenomen op pagina 83 en volgende van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant5] en [verbalisant6] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op meerdere tijdstippen, op 10 april 2020 te [plaats1] en te [plaats2] en te [plaats3] tezamen en in vereniging met een ander,
- een (groot) aantal kledingstukken (onder andere merk Armani), dat geheel toebehoorde aan het winkelbedrijf [naam1 1] ( [adres2] te [plaats1] ) en
- een (groot) aantal kledingstukken (onder andere merk Armani) dat geheel toebehoorde aan het winkelbedrijf [naam1 1] ( [adres3] te [plaats2] ) en
- een (groot) aantal kledingstukken dat geheel toebehoorde aan het winkelbedrijf [naam1 1] ( [adres5] te [plaats3] )
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
zij op 10 april 2020 te [plaats2] een hoeveelheid levensmiddelen, dat geheel toebehoorde aan het winkelbedrijf [naam2] ( [adres4] te [plaats2] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

en

diefstal

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van diezelfde straf.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de gestolen goederen relatief gering is geweest en dat geen sprake is geweest van mobiel banditisme, zoals omschreven in de Richtlijn van het Openbaar Ministerie.
Verdachte verblijft al langere tijd in Nederland. Indicator drie is van de voornoemde richtlijn is niet van toepassing en reeds daarom is in de onderhavige zaak geen sprake van mobiel banditisme. Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat zij één keer eerder is veroordeeld voor winkeldiefstal.
Primair verzoekt de raadsman, kijkend naar de LOVS-oriëntatiepunten bij eenvoudige winkeldiefstal, aan verdachte een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Indien het hof tot het oordeel komt dat sprake is geweest van mobiel banditisme, verzoekt de raadsman het hof bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte daarvoor first offender is.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 10 april 2020 samen met een ander, schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen van een groot aantallen kledingstukken bij verschillende [naam1 1] ’s Deze goederen hebben verdachte en haar mededader achtereenvolgens en met een vooropgezet plan uit de [naam1 1] ’s weggenomen. Daarmee hebben zij zich ten koste van de winkeliers – die schade en overlast ondervinden van dit soort strafbare feiten – willen verrijken. Verdachte en medeverdachte hanteerden daarbij eenzelfde modus operandi, waarbij goederen eerst in een winkelwagen en vervolgens, terwijl de medeverdachte het zicht afschermde, door verdachte in een tas werden gestopt, waarna zij de winkel verlieten zonder te betalen. De werkwijze van verdachte en medeverdachte was professioneel, gewiekst en uitermate brutaal. Ook heeft verdachte een diefstal gepleegd bij de [naam2] . Verdachte geeft er met haar handelen blijk van geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij een wezenlijke bijdrage aan de bewezenverklaarde diefstallen heeft geleverd.
Het hof is van oordeel dat de gepleegde diefstallen bij de [naam1 1] ’s dienen te worden geplaatst in het kader van mobiel banditisme, een verschijningsvorm van internationaal georganiseerde vermogenscriminaliteit. Verdachte heeft in vereniging in korte tijd meerdere vermogensdelicten gepleegd. Het betrof een grote hoeveelheid verhandelbare, lang houdbare goederen die niet voor eigen gebruik bestemd was. In het dossier bevinden zich WhatsAppgesprekken en foto’s van de telefoon van verdachte, waaruit haar betrokkenheid blijkt bij het doorverkopen van gestolen goederen naar Roemenië. Uit deze berichten blijkt de betrokkenheid van beide verdachten. Daar komt bij dat verdachte en medeverdachte niet over een legale bron van inkomsten in Nederland beschikten, de waarde van de goederen enkele honderden euro’s bedroeg en verdachte geen aantoonbare vaste of duurzame woon- of verblijfplaats in Nederland had ten tijde van het plegen van voornoemde delicten. Verdachte en medeverdachte verbleven op een vakantiepark. Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat verdachte en medeverdachte geen binding met Nederland hadden. Verdachte heeft bij de politie weliswaar verklaard dat zij in Nederland heeft gewerkt, maar dit is niet met concrete gegevens onderbouwd. Bovendien volgt uit het dossier niet dat verdachte doorlopend in Nederland heeft verbleven. Ondanks doorvragen heeft verdachte onvoldoende aanknopingspunten gegeven waaruit zou moeten blijken dat zij enige binding heeft met Nederland. Verdachte en medeverdachte gingen professioneel en planmatig te werk met als enig doel: het (veelvuldig) plegen van vermogensdelicten.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatieregister d.d. 10 augustus 2021, blijkt dat verdachte eerder een geldboete opgelegd heeft gekregen voor winkeldiefstal, welke boete ten tijde van de onderhavige feiten reeds onherroepelijk was. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht een geldboete, al dan niet gecombineerd met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals betoogd door de raadsman, niet passend, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit werd gepleegd, te weten het mobiel banditisme.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest (vier dagen), passend en geboden.

Beslag

Het hof stelt vast dat bij gelegenheid van het onderzoek onder verdachte verschillende goederen, als vermeld beslaglijst, d.d. 30 juli 2020, in beslag zijn genomen die nog niet zijn teruggegeven.
Nu niet vastgesteld kan worden dat deze voorwerpen toebehoren aan verdachte, gelast het hof de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep uitsluitend voor wat betreft de tenlastegelegde onderdelen die betrekking hebben op de [naam1 1] aan de [adres1] te [plaats4] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Beslaglijst, d.d. 30 juli 2020:
1. STK Kleding (omschrijving G1259544 donkerblauwe trainingsbroek, maat m, Blauw, merk: Nike Trainingsbroek)
2. 1 STK Kleding (omschrijving G1259546 Lichtblauwe trainginsjas Nike, maat m, Blauw, merk: Nike)
3. 1 STK Kleding (omschrijving G1259549 Donkerblauwe damesonderbroek merk Esmara met wit kant en strikje aan zijkant, maat S, Blauw, merk: Esmara)
4. 1 STK Kleding (omschrijving G1259550 zwarte Calvin Klein onderbroek maat m, Zwart, merk Calvin Klein)
5. 1 STK Kleding (omschrijving G1259551 Donkerblauwe dunne coltrui, maat m van Zara, Blauw, merk: Zara)
6. 1 STK Kleding (omschrijving G1259553 Grijze halve legging, maat S, Grijs, merk: Primark)
7. 2 STK Kleding (omschrijving G1259554 Zwarte onderbroek, witte boord, met verkoopclipje, Zwart, merk: Bjorn Borg)
8. 1 STK Kleding (omschrijving G1259555 Paar slippers van Emporio Armani, Blauw, merk: Emporio Armani)
9. 1 STK Kleding (omschrijving G1259557 Korte mouw shirt, maat L, Emporio Armani, Blauw, merk: Emporio Armani)
10. 1 STK Kleding (omschrijving G1259558 Korte mouw maat L, Tommy Hilfiger)
11. 1 STK Kleding (omschrijving G1259559 Donkerblauwe lange mouw, tommy jeans, maat m, blauw, merk: tommy jeans)
12. 1 STK Kleding (omschrijving G1259561 Shirt Zeeman met lange mouw, maat m, zwart/donkerblauw, merk: Zeeman)
13. 3 STK Kleding (omschrijving G1259533 3 onderbroeken van Calvin Klein 1x rood, 1x grijs, 1x blauw, rood/grijs/blauw, merk: Calvin Klein)
14. 4 STK Kleding (omschrijving G1259534 4 stuk Bjorn Borg onderbroek, opgerold met kunststof klip er no gaan., zwart, merk: Bjorn Borg)
15. 1 STK Kleding (omschrijving G1259535 Blauw trainingspak van Nike, broek, shirt en jack, blauw, merk: Nike)
16. 1 STK Kleding (omschrijving G1259537 Nike trainingspak maat M, shirt en broek, zwart, merk: Nike)
17. 3 STK Kleding (omschrijving G1259539 3 stuks Armani shirts zwart, merk: Armani)
18. 1 STK Kleding (omschrijving G1259540 Shirt van Armani Blauw, maat L, blauw, merk: Armani)
19. 2 STK Kleding (omschrijving G1259541 2 stuks Armani shirt, wit, Wit, merk: Armani)
20. 1 STK Kleding (omschrijving G1259542 Zwarte Armani slippers in maat 42 met wit logo, 1 paar, Zwart, Merk: Armani)
21. 1 STK Kleding (omschrijving G1259543 Up2Fashion, rood van kleur Trui, Rood, merk: Up2Fashion)
1. STK Kleding (omschrijving G1257481 3 stuks Shirts verpakt in Doos van Emporio Armani, kleuren Blauw en wit, merk: Emporio Armani)
2. 1 STK Kleding (omschrijving G1257485 1 Broek verpakt in Blister van Up2Fashion, betreft joggingsbroek, Grijs, merk: Up2Fashion)
3. 12 STK Kleding (omschrijving G1257486 12 stuks shirts diverse kleuren en maten, Divers, merk: Emporio Armani)
4. 9 STK Kleding (omschrijving G1257487 9 stuks trainingsjack in diverse kleuren en maten, diverse)
5. 2 STK Kleding (omschrijving G1257488 2 shirts aan 1 label, Up2Fashion).
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 30 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2020107441, gesloten en getekend op 25 juli 2020 door [verbalisant2] , brigadier van politie Landelijke Eenheid.