ECLI:NL:GHARL:2021:9407

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
21-003413-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed van verdovende middelen en snelheidsovertreding met niet-geijkte boordsnelheidsmeter

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor rijden onder invloed van cocaïne en een snelheidsovertreding. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot taakstraffen en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 27 januari 2019 een voertuig bestuurde na gebruik van cocaïne, met een bloedwaarde van 220 microgram per liter, en op 24 november 2019 met een snelheid van 186 kilometer per uur reed op de A28, terwijl de maximumsnelheid 130 kilometer per uur was. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting bevestigd en de verdachte veroordeeld tot taakstraffen van 30 en 20 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor middelengebruik en positieve ontwikkelingen in zijn leven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003413-20
Uitspraak d.d.: 29 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 september 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-128427-19 en 96-171805-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-128427-19 tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-171805-20 tot een taakstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 25 september 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld ter zake van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-128427-19 tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, en verdachte veroordeeld ter zake van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-171805-20 tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
96-128427-19:
hij op of omstreeks 27 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 220 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
96-171805-20 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 24 november 2019, te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A28, welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 186 kilometer per uur, in elk geval de toegestane maximumsnelheid van 130 kilometer per uur met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-171805-20. Volgens de raadsman kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de meting van de snelheidsovertreding op juiste wijze is verricht, nu uit het proces-verbaal van bevindingen onvoldoende blijkt onder welke omstandigheden de achtervolging tussen verdachte en de politie heeft plaatsgevonden. Zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat, toen verdachte plots de A28 weer opreed, de verbalisanten hebben geremd, alvorens zij verdachte zijn achterna gereden, waardoor de (begin)afstand tussen het voertuig waar verdachte in reed en het politievoertuig niet duidelijk is. Tevens blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen onvoldoende of er ten tijde van de achtervolging andere verkeersdeelnemers op de weg waren, waardoor het inhalen van het voertuig van verdachte voor de politie werd belemmerd.
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-128427-19, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Feit onder parketnummer 96-171805-20 [1]
Volgens de § 2.1.4 uit de Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers [2] wordt voor het vaststellen van snelheidsoverschrijdingen in beginsel alléén een gekalibreerde boordsnelheidsmeter gebruikt. In de uitzonderlijke gevallen dat toch (mede) gebruik wordt gemaakt van een dienstvoertuig waarvan de boordsnelheidsmeter niet is gekalibreerd, moet de afwijking van de snelheidsmeter in het dienstvoertuig zo spoedig mogelijk na de constatering worden bepaald met behulp van een gecertificeerde snelheidsmeter met een geldig certificaat.
Op 24 november 2019 omstreeks 23:30 uur rijdt verdachte in een auto in [plaats3] en negeert een stopteken van de politie. De verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] besluiten verdachte te volgen. Op de A28 ter hoogte van de afrit Rogat geven de verbalisanten, die inmiddels voor verdachte rijden, nogmaals een stopteken. Op het moment dat de verbalisanten voorbij het ‘uit’-bord rijden, stuurt verdachte plots naar links, de A28 weer op en rijdt met hoge snelheid weg. Het dienstvoertuig remt en rijdt achter het voertuig van verdachte de A28 op. Verbalisant [verbalisant1] ziet op de boordsnelheidsmeter van hun dienstvoertuig dat zij met een snelheid van ongeveer 210 kilometer per uur achter verdachte aanrijden, waarbij verdachte op hen uitloopt. [3]
Op een recht stuk autosnelweg, zonder overige weggebruikers, wordt vervolgens door gecertificeerd verbalisant [verbalisant3] met een geldig geijkte TruSpeed-laser (TS005180) op de voorgeschreven wijze de snelheid gemeten van het dienstvoertuig van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] , terwijl zij op hun (niet-geijkte) boordsnelheidsmeter een snelheid van 210 kilometer per uur aflezen. Verbalisant [verbalisant3] meet dan een snelheid van 192 kilometer per uur, op een afstand van 172,3 meter, met een afstand tot de rijstrook van 2 meter. [4]
Blijkens het proces-verbaal snelheid, heeft verdachte op 24 november 2019 om 23:42 uur, na correctie, met een snelheid 186 kilometer per uur ter hoogte van [plaats2] gereden, waarbij de toegestane snelheid 130 kilometer per uur bedroeg. [5]
Het hof stelt vast dat de verbalisanten overeenkomstig de Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers hebben gehandeld. Het hof ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de door de verbalisanten uitgevoerde snelheidsmeting en aan hetgeen door hen op ambtsbelofte is geverbaliseerd in het proces-verbaal snelheid en de processen-verbaal van bevindingen. De verbalisanten hebben daarin voldoende concreet en specifiek beschreven wat zij hebben waargenomen en de wijze waarop ze hebben gehandeld. Dat niet duidelijk is wat de (begin)afstanden waren tussen het voertuig van verdachte en het dienstvoertuig is naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden niet van belang, nu de verbalisant die in het dienstvoertuig achter verdachte reed, heeft waargenomen dat verdachte op hen uitliep bij een - naar later gemeten, gecorrigeerde en gevalideerde - snelheid van 186 km/u. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat de verbalisant door de afstand zou zijn gehinderd in haar waarnemingsvermogen en/of dat de verbalisant die het dienstvoertuig bestuurde ten tijde van de achtervolging enige hinder zou hebben ondervonden van andere verkeersdeelnemers. Het hof acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit onder parketnummer 96-128427-19
Gelet op de omstandigheid dat verdachte het tenlastegelegde feit onder parketnummer 96-128427-19 heeft bekend, zal het hof, in het licht van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht het feit bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg; [6]
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 21 februari 2019, met bijlagen; [7]
- een deskundigenrapport van Eurofins Forensics d.d. 13 februari 2019. [8]

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 96-128427-19 en in de zaak met parketnummer 96-171805-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
96-128427-19:hij op 27 januari 2019 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 220 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg,
zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
96-171805-20 (gevoegd):
hij, op 24 november 2019, te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A28, welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 186 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 96-128427-19 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 96-171805-20 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 21, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersmisdrijf en een verkeersovertreding. Verdachte heeft zich op 27 januari 2019 schuldig gemaakt aan het rijden op de openbare weg in een personenauto na het gebruik van verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte op 24 november 2019 de toegestane maximumsnelheid zeer fors overschreden door in een personenauto met een snelheid van 186 kilometer per uur op de autosnelweg te rijden. Door zijn handelswijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland (hierna: VNN) d.d. 21 januari 2021, waaruit blijkt dat verdachte na het afronden van zijn opleiding is begonnen met recreatief gebruik van amfetamine. Toen hij in 2019 vanwege een nieuwe baan naar een andere stad verhuisde en zich daar niet op zijn plek voelde, is verdachte begonnen met het gebruik van cocaïne om zijn negatieve emoties te onderdrukken. In deze periode heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de onderhavige strafbare feiten. Als gevolg van het cocaïnegebruik is verdachte zijn baan kwijt geraakt en weer bij zijn ouders gaan wonen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Daaruit blijkt dat er sprake is van positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Zo heeft verdachte zich in 2020 voor zijn middelengebruik laten behandelen in het Intramuraal Motivatie Centrum te Beilen en is hij thans in behandeling bij de forensische poli van VNN Groningen. Verder heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat hij in een beschermde woonvorm van VNN in Groningen woont, een baan heeft en bezig is met het aflossen van zijn schulden.
Het hof wil deze positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte niet doorkruisen en ziet in deze omstandigheden aanleiding om hem voor de bewezenverklaarde feiten ieder een werkstraf van na te melden duur op te leggen. Anders dan de standpunten van de raadsman en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat het opleggen van lagere taakstraffen dan door de politierechter zijn opgelegd geen recht doet aan de ernst van de feiten. Om te bewerkstelligen dat verdachte het nieuw ingeslagen spoor vasthoudt en de geboden kans benut, zal het hof verdachte een rijontzegging in voorwaardelijke vorm op te leggen, waarmee tevens wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 21 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-128427-19 en in de zaak met parketnummer 96-171805-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-128427-19 en in de zaak met parketnummer 96-171805-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde met parketnummer 96-128427-19:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde met parketnummer 96-171805-20:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-171805-20 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 29 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 2 juli 2020, genummerd PL0300-241120192342188301, opgemaakt door politie Noord-Nederland, doorgenummerd van 1 tot en met 19. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.College van procureurs-generaal, reg. nr. 2018I001, in werking getreden op 1 februari 2018.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2019, p. 16.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2019, p. 19
5.Proces-verbaal snelheid d.d. 30 januari 2020, p. 2 t/m 5.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 25 november 2020.
7.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 21 februari 2019, met bijlagen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant4] en [verbalisant5] , proces-verbaalnummer PL0100- 2019023314-1, pagina’s 2 t/m 5 van het dossier van politie Eenheid Noord-Nederland, district Fryslan met pv-nummer 2019023314-1 d.d. 27 januari 2019.
8.Een deskundigenrapport Drugs in het verkeer d.d. 13 februari 2019, afkomstig van Eurofins Forensics, opgemaakt door Dr. Apr. Jan Cordonnier, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, zaaknummer F.NFI. 19.0045, opgenomen op pagina’s 19 t/m 22 in voornoemd dossier.