ECLI:NL:GHARL:2021:9406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
21-000446-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal in vereniging met een taakstraf en zonder meldplicht bij jeugdreclassering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging, gepleegd op 5 oktober 2020. De kinderrechter had een taakstraf van 50 uren opgelegd, waarvan 25 uren voorwaardelijk, en een meldplicht bij de jeugdreclassering. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 15 september 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft gepleit voor bevestiging van de eerdere veroordeling, maar het hof heeft geoordeeld dat de meldplicht niet nodig is gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte sinds het delict niet meer in aanraking is gekomen met de politie en haar leven weer op orde lijkt te hebben. Ze is bezig met haar opleiding en heeft een bijbaan.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De meldplicht bij de jeugdreclassering is niet opgelegd, omdat het hof van oordeel is dat begeleiding niet geïndiceerd is. De beslissing is genomen op basis van de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000446-21
Uitspraak d.d.: 29 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 28 januari 2021 met parketnummer 16-281625-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 25 uren voorwaardelijk, subsidiair 12 dagen vervangende jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. Z. Nahar, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 28 januari 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 25 uren voorwaardelijk, subsidiair 12 dagen vervangende jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 5 oktober 2020 te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer levensmiddelen en/of een hoeveelheid snoep en/of een of meer verzorgingsartikelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] ,
- een of meer verzorgingsartikelen en/of een telefoonhoesje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam2] ,
- een of meer kledingstukken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam3] ,
- een of meer cosmeticaproducten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam4] ,
- een of meer sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam5] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door de verdediging is ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit geen verweer gevoerd. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat:
zij op 5 oktober 2020 te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een ander,
- een of meer levensmiddelen en een hoeveelheid snoep en een of meer verzorgingsartikelen, toebehorende aan [naam1] ,
- een of meer verzorgingsartikelen en een telefoonhoesje, toebehorende aan [naam2] ,
- een of meer kledingstukken, toebehoorde aan [naam3] ,
- een of meer cosmeticaproducten, toebehoorde aan [naam4] ,
- een of meer sieraden, toebehoorde aan [naam5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met een vriendin een strooptocht gehouden door het winkelcentrum van [plaats1] en heeft daarbij bij vijf winkels goederen gestolen. Winkeldiefstallen brengen naast (financiële) schade ook veel ongemak met zich mee voor de gedupeerde winkels en zijn daarom uitermate hinderlijk.
Bij het bepalen van een gepaste strafrechtelijke reactie op de bewezenverklaarde diefstallen heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en door verdachte en haar raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Daaruit blijkt dat verdachte haar leven thans weer op orde lijkt te hebben. Sinds het bewezenverklaarde feit is verdachte niet meer met politie en justitie in contact gekomen. Ze heeft haar opleiding aan het ROC te [plaats2] bijna afgerond en wil daarna aan een vervolgopleiding beginnen. Daarnaast loopt verdachte een aantal dagen stage en heeft ze een bijbaan. Ook is ze op zoek naar een eigen woning. Verdachte heeft verklaard dat ze, gelet op haar naderende achttiende verjaardag, voornemens is om samen met de gezinsvoogd verlengde jeugdzorg voor haar aan te vragen, omdat ze - naar eigen zeggen - nog ondersteuning nodig heeft.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 22 januari 2021, waarin geadviseerd wordt om verdachte een werkstraf op te leggen. Omdat er volgens de Raad onvoldoende aanknopingspunten tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen waar de jeugdreclassering mee aan de slag zou kunnen gaan en er al een gezinsvoogd bij het gezin van verdachte betrokken is, adviseert de Raad om geen bijzondere voorwaarde(en) in de vorm van een jeugdreclasseringsmeldplicht op te leggen.
Gelet op het adviesrapport van de Raad en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof, overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat begeleiding door de jeugdreclassering niet geïndiceerd is en een werkstraf een voldoende adequate reactie is op het bewezenverklaarde feit. Het hof is derhalve, alles afwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur, zónder oplegging van bijzondere voorwaarden, een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
25 (vijfentwintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 29 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.