Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren uit de moeder die alleen belast is met het gezag. De moeder, hierna aangeduid als verzoekster, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 23 maart 2021 de minderjarige onder toezicht had gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) voor de duur van een jaar. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, terwijl de raad voor de kinderbescherming verweer voerde en vroeg om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 22 juni 2021 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 augustus 2021. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de moeder in een moeder-kindhuis verbleef en dat er zorgen waren over haar vermogen om de zorg voor de minderjarige adequaat te vervullen. De GI en de raad stelden dat de moeder ondersteuning nodig had en dat er twijfels bestonden over haar samenwerking met hulpverleners. Het hof oordeelde dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd zou worden indien de ondertoezichtstelling niet zou worden voortgezet.
Het hof concludeerde dat de moeder, ondanks haar wens om voor de minderjarige te zorgen, niet in staat was om de noodzakelijke zorg en opvoeding te bieden. De moeder had een belaste voorgeschiedenis en was gestart met EMDR-therapie, maar het hof oordeelde dat de zorgen over haar opvoedingscapaciteiten en de acceptatie van hulpverlening nog steeds aanwezig waren. Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de kinderrechter en compenseerde het de proceskosten in hoger beroep, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.