In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 30 juni 2021, aangevochten. In deze beschikking was de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en was er een machtiging verleend tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, omdat zij van mening was dat de termijn van de uithuisplaatsing van zes maanden te lang was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2021 was de moeder niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. B. Willemsen, en vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de GI waren wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder psychische problemen heeft, waardoor zij niet in staat is om de nodige zorg en structuur aan [de minderjarige] te bieden. Dit heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige], die moeite heeft met het accepteren van grenzen en regels.
Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Ondanks de inspanningen van de moeder om haar situatie te verbeteren, is er nog veel werk aan de winkel. De hulpverlening is recent gestart en de moeder's behandeling voor PTSS is uitgesteld. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing niet te verkorten en de bestreden beschikking te bekrachtigen.