ECLI:NL:GHARL:2021:9364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.298.079
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 30 juni 2021, aangevochten. In deze beschikking was de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en was er een machtiging verleend tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, omdat zij van mening was dat de termijn van de uithuisplaatsing van zes maanden te lang was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2021 was de moeder niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. B. Willemsen, en vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de GI waren wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder psychische problemen heeft, waardoor zij niet in staat is om de nodige zorg en structuur aan [de minderjarige] te bieden. Dit heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige], die moeite heeft met het accepteren van grenzen en regels.

Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Ondanks de inspanningen van de moeder om haar situatie te verbeteren, is er nog veel werk aan de winkel. De hulpverlening is recent gestart en de moeder's behandeling voor PTSS is uitgesteld. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing niet te verkorten en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.079
(zaaknummer rechtbank Gelderland 389160)
beschikking van 5 oktober 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Willemsen te Lent, gemeente Nijmegen,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 30 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 21 juli 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 september 2021 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • mr. Willemsen;
  • [naam1] namens de raad;
  • [naam2] namens de GI, via een Skype-verbinding.
De moeder is opgeroepen, maar was niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
[de minderjarige] is [in] 2016 in [plaats1] geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] verblijft sinds juli 2021 in een gezinshuis in Reek, gemeente Landerd. Daarvóór woonde hij sinds augustus 2020 met de moeder in een moeder-kindhuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bestreden beschikking heeft de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 30 juni 2021 tot 30 juni 2022 en machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 30 juni 2021 tot (het hof begrijpt:) 30 december 2021. De rechtbank heeft het verzoek van de raad om een machtiging tot uithuisplaatsing voor een langere duur dan zes maanden afgewezen.
4.2
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de uithuisplaatsing.
De moeder verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en alsnog te bepalen dat het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] wordt afgewezen.
4.3
De raad en de GI vragen het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Door haar psychische problemen is de moeder niet in staat om [de minderjarige] de rust, veiligheid en structuur te bieden die hij nodig heeft. Bij [de minderjarige] wordt gezien dat hij hier last van heeft. Hij heeft moeite met het accepteren van grenzen en regels en er zijn zorgen over zijn hechting en over mogelijke traumaproblematiek. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat ook de moeder inziet dat [de minderjarige] op dit moment niet thuis kan wonen. De moeder werkt er hard aan om de zorgen weg te nemen zodat dit zo snel mogelijk verandert. Daarom vindt zij de termijn van de uithuisplaatsing van zes maanden te lang. Het hof is echter net als de raad en de GI van oordeel dat deze termijn nodig is. Hoewel de moeder stappen zet, moet er nog veel gebeuren. De hulpverlening vanuit [naam3] is pas kortgeleden gestart en het is nog niet duidelijk wat dit zal opleveren. De opname van de moeder in het kader van de behandeling van haar PTSS is uitgesteld en moest op het moment van de mondelinge behandeling nog plaatsvinden. Dit betreft een intensieve behandeling en het is nog onduidelijk of deze behandeling succesvol zal zijn, ook gelet op de zorgen van de behandelaar over het ontbreken van een voldoende stabiele thuissituatie. Gelet op alle stappen die nog gezet moeten worden voordat de moeder de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] weer zelf kan dragen, ziet het hof geen aanleiding om de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in te korten.

6.De slotsom

Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 30 juni 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 5 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.