ECLI:NL:GHARL:2021:9306

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.271.236
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening na schuldoverneming van schuld van gefailleerde aan derde voorafgaand aan faillissement

In deze zaak gaat het om de vraag of verrekening mogelijk is na een schuldoverneming van een schuld van een gefailleerde aan een derde partij, voorafgaand aan het faillissement. De appellant, Gasselte Bio Energie B.V., heeft in eerste aanleg een vordering tot terugbetaling van een lening van € 4.000,00 aan de curator van de gefailleerde Haantje Bio Energie B.V. betwist. Gasselte stelde dat de schuld van de gefailleerde aan Deeterink Transport B.V. was overgenomen, waardoor verrekening mogelijk zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat Gasselte niet te goeder trouw was ten tijde van de schuldoverneming en dat er geen bewijs was van de gestelde schuldoverneming. Het hof bevestigde deze beslissing in hoger beroep, waarbij het benadrukte dat de curator betwistte dat de schuldoverneming had plaatsgevonden en dat er geen schriftelijke vastlegging was. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde schuldoverneming en dat Gasselte daarom geen beroep op verrekening kon doen. De kosten van het hoger beroep werden aan Gasselte opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.271.236
(zaaknummer rechtbank 7503247 AC EXPL 19-328 RB/40162)
arrest van 5 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
Gasselte Bio Energie B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Gasselte,
advocaat: mr. M.B. Bollen,
tegen:
mr. Sandra Buddinghin haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Haantje Bio Energie B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: de curator,
advocaat: mr. M.D.B. Stap.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 11 september 2019 dat de kantonrechter in Amersfoort heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 11 december 2019,
- het arrest van 28 januari 2020 waarbij het hof partijen heeft uitgenodigd voor een
comparitie na aanbrengen, waar partijen evenwel van hebben afgezien,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord met zes producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1
Bij vonnis van 5 juni 2018 is Haantje Bio Energie B.V. (hierna: gefailleerde) in staat van faillissement verklaard en is de curator als zodanig aangesteld.
3.2
De heer [naam1] was de middellijk bestuurder van zowel Gasselte als van gefailleerde. Gefailleerde werd bestuurd door BBE Biogas B.V.
3.3
Op 28 april 2017 is vanuit gefailleerde per bank een bedrag van € 4.000,00 overgemaakt aan Gasselte met als omschrijving “lening”.
3.4
In 2017 heeft Deeterink Transport B.V. (hierna: Deeterink Transport) voor € 5.582,37 transportwerkzaamheden uitgevoerd voor gefailleerde. De terzake door Deeterink Transport verzonden factuur werd niet betaald door gefailleerde, waarna Deeterink Transport in oktober 2017 aankondigde over te gaan tot incassomaatregelen. Deeterink Transport is een vennootschap van [naam2] (hierna: [naam2] ), die de zoon is van [naam3] (hierna: [naam3] ).
3.5
[naam3] en [naam1] hebben begin 2018 besprekingen gevoerd over de overname van de aandelen in Gasselte door (een vennootschap van) [naam3]
3.6
Na het faillissement op 5 juni 2018 van gefailleerde, is op 13 juli 2018 Deeterink Bio Gas B.V. (hierna: Deeterink Bio) enig aandeelhouder en bestuurder geworden van Gasselte. [naam3] is de middellijk bestuurder.
3.7
In de administratie van gefailleerde trof de curator het bankafschrift aan van de overschrijving aan Gasselte van € 4.000,00 met als omschrijving “lening”. Op 15 november 2018 heeft de curator Gasselte aangesproken tot terugbetaling van de lening.
3.8
Betaling is niet gevolgd.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
De curator heeft in eerste aanleg betaling van de lening gevorderd. Gasselte heeft daartegen ingebracht dat de vordering is verrekend nadat zij in januari 2018 de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport had overgenomen.
4.2
De kantonrechter heeft met toepassing van artikel 54 lid 1 Fw geoordeeld dat Gasselte ten tijde van de schuldoverneming niet te goeder trouw was, zodat het beroep op verrekening niet kan slagen. Dit nog afgezien van de vraag of de schuldoverneming wel heeft plaatsgevonden, waarover partijen eveneens van mening verschillen. De vordering is toegewezen.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
Gasselte komt met drie grieven op tegen het oordeel van de kantonrechter. De eerste grief houdt in dat ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 54 lid 1 Fw. De tweede grief is gericht tegen het oordeel dat Gasselte ten tijde van de schuldoverneming niet te goeder trouw is geweest. De derde grief komt op tegen de toewijzing van de vordering met rente en kosten.
5.2
Het verweer van Gasselte tegen de vordering van de curator komt erop neer dat de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport door middel van schuldoverneming is overgedragen aan Gasselte en dat die twee verbintenissen (de vordering van gefailleerde op Gasselte uit hoofde van geldlening en de schuld van gefailleerde aan Gasselte na overneming door Gasselte van de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport) tot hun gemeenschappelijk beloop met elkaar zijn verrekend met instemming van [naam1] als middellijk bestuurder van Gasselte en van gefailleerde. Die afspraak zou begin 2018 zijn gemaakt in besprekingen met [naam3] in het kader van de overname door (een vennootschap van) laatstgenoemde van de aandelen in Gasselte. Volgens [naam3] is daarbij besproken dat de hiervoor in r.o. 3.4 genoemde schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport voor € 4.000,00 zou worden overgenomen door Gasselte onder gelijktijdige verrekening met de vordering die gefailleerde op Gasselte had uit hoofde van de in geding zijnde geldlening. Met deze verrekening zijn vordering en schuld – aldus Gasselte – tenietgegaan, zodat de curator ter zake niets meer te vorderen heeft.
5.3
De curator betwist dat schuldoverneming en verrekening ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Als die schuldoverneming begin 2018 niet komt vast te staan, moet het verweer van Gasselte hoe dan ook worden afgewezen, want dan valt er voor Gasselte niets te verrekenen.
5.4
Op grond van artikel 6:155 BW gaat een schuld van de schuldenaar (hier: gefailleerde) over op een derde (hier: Gasselte), indien deze de schuld van de schuldenaar overneemt. De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser (hier: Deeterink Transport), indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven. De curator betwist dat de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport door Gasselte is overgenomen. Ook volgens [naam1] zou er geen schuldoverneming hebben plaatsgevonden, zo stelt de curator, en uit de administraties van zowel gefailleerde als Gasselte zou dit evenmin blijken. Daarin staan de vordering van gefailleerde op Gasselte en de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport nog gewoon geadministreerd, aldus de curator.
5.5
Kennelijk heeft geen schriftelijke vastlegging van de schuldoverneming in een contract of akte plaatsgevonden. Gasselte heeft ter onderbouwing van haar standpunt in eerste aanleg twee – identieke – schriftelijke verklaringen van [naam3] en [naam2] overgelegd, inhoudende dat [naam1] tijdens de besprekingen over de overname van de aandelen in Gasselte door [naam3] in januari 2018 heeft voorgesteld dat Gasselte de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport zou overnemen voor € 4.000,00 met gelijktijdige verrekening van hetgeen Gasselte nog schuldig was aan gefailleerde uit hoofde van geldlening. Daar zouden alle betrokkenen mee hebben ingestemd. Na de overdracht van de aandelen zijn [naam1] en [naam3] in een strijd verwikkeld geraakt over de vraag of de administratie van Gasselte wel deugde, hetgeen uiteindelijk tot een schikking heeft geleid. Tegen die achtergrond is volgens Gasselte te begrijpen dat [naam1] nu ontkent de hiervoor bedoelde afspraak te hebben gemaakt.
5.6
Naast een algemeen geformuleerd bewijsaanbod is specifiek aangeboden te bewijzen dat [naam1] geen deugdelijke administratie voerde. Dat laatste staat als zodanig in deze zaak echter (nog) niet ter beoordeling. Het gaat er immers, zoals hiervoor reeds is overwogen, allereerst om of toen is afgesproken dat Gasselte de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport zou overnemen en vervolgens of daar ook uitvoering aan is gegeven. Daarna zal nog moeten worden beoordeeld of terecht een beroep op verrekening wordt gedaan.
5.7
Voor de afspraak van schuldoverneming is nodig een overeenkomst tussen Gasselte en gefailleerde met deze strekking. Voor beide rechtspersonen geldt dat zij op dat moment middellijk werden bestuurd door [naam1] . Hij was toen de enige natuurlijke persoon die feitelijk beide rechtspersonen kon vertegenwoordigen en daartoe kon besluiten en hij kon dit met [naam3] zo afspreken. Maar ook als dat zou zijn gebeurd, betekent dat nog niet dat vervolgens binnen de vennootschappen die met het bestuur van Gasselte en gefailleerde (BBE Biogas) waren belast, ook besluitvorming met die strekking heeft plaatsgevonden. Het verrekeningsverweer van Gasselte gaat - nogmaals - alleen op indien vaststaat dat de schuld daadwerkelijk is overgenomen.
De vraag is dan ook of het besluit tot schuldoverneming vervolgens ook door de besturende rechtspersoon van Gasselte en door BBE Biogas als bestuurder van gefailleerde is genomen. Dergelijke besluitvorming zou normaliter in de administratie van de besturende rechtspersonen moeten zijn vastgelegd, waarna in de boekhouding van Gasselte en gefailleerde de daaruit voortvloeiende schuldoverneming, de betaling daarvoor en de verrekening zouden moeten zijn doorgevoerd. Vervolgens had dit dan bij de overname van de aandelen op 13 juli 2018 gecontroleerd kunnen worden door de overnemende partij ((een vennootschap van) [naam3] ). Kennelijk is dit alles niet gebeurd. De stelling van de curator dat zij hiervan niets heeft kunnen terugvinden wordt immers op geen enkele wijze betwist.
Onvoldoende is dan ook gebleken dat de door Gasselte gestelde schuldoverneming in het voorjaar van 2018 daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dan moet ervan worden uitgegaan dat er geen wederkerig schuldenaarschap is ontstaan en kan er door Gasselte geen beroep op verrekening worden gedaan.
5.8
Tegen deze achtergrond moet aan het verder niet gespecificeerde bewijsaanbod om de beide heren Deeterink als getuigen te horen over kennelijk het feit dat [naam1] in januari 2018 bereid was Gasselte de schuld van gefailleerde aan Deeterink Transport te laten overnemen om dit dan vervolgens te verrekenen met de schuld van Gasselte aan gefailleerde, als niet ter zake doend voorbij worden gegaan. In het licht van het hiervoor overwogene is ook niet relevant dat de administratie niet deugdelijk werd gevoerd, zoals Gasselte stelt, want ook als dat komt vast te staan, zoals Gasselte aanbiedt te bewijzen, staat daarmee nog niet vast dat door het onmiddellijk bestuur van Gasselte en gefailleerde is besloten in de hiervoor bedoelde zin.
5.9
Gezien het voorgaande kunnen de grieven niet tot vernietiging leiden. Het vonnis zal op bovenstaande gronden worden bekrachtigd. Daaraan doet niet af dat in hoger beroep met juistheid is aangevoerd dat in het bestreden vonnis ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 54 Fw. Hier is immers sprake van de overneming van een schuld van de gefailleerde, terwijl die bepaling uitsluitend ziet op het geval dat een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde is overgenomen om vervolgens een verrekeningspositie te creëren (vgl. Hoge Raad 10 juli 2015, HR:2015:1825). Op die wijze kan de overnemende partij zich in een veel gunstigere positie manoeuvreren en kan de in faillissement geldende gelijkheid van schuldeisers (de paritas creditorum) worden omzeild. Een dergelijke verrekening wordt daarom alleen toelaatbaar geacht indien de overnemende partij te goeder trouw handelde. Voor de overneming van een schuld van de gefailleerde vóór faillissement geldt daarentegen geen bijzondere regel. Dit zal immers altijd geschieden met medeweten van de schuldenaar/gefailleerde, die - zolang er nog geen sprake is van een faillissement - in beginsel naar eigen inzicht over zijn vermogen mag beschikken. Op de voet van artikel 54 lid 1 Fw zou de door Gasselte gestelde verrekening dan ook zijn toegestaan, mits de hiervoor bedoelde schuldoverneming zou hebben plaatsgevonden. Omdat daarvan niet kan worden uitgegaan, houdt het in eerste aanleg gegeven oordeel stand.
5.1
Gasselte zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de curator zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 741,00
- salaris advocaat € 787,00 (1 punt x tarief I)

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Amersfoort van 11 september 2019;
6.2
veroordeelt Gasselte in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 741,00 voor griffierecht en op € 787,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
6.3
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.M. Vaessen, O.G.H. Milar en G.M. Menon, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.