ECLI:NL:GHARL:2021:9301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.267.097
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor overcapaciteit na fusie van ziekenhuizen en de aanspraken van medisch specialisten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanspraak van een medisch specialist, [appellante], op een vergoeding uit het frictiefonds na de fusie van ziekenhuizen. [appellante] was lid van de maatschap Anesthesiologie van het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en heeft na de fusie met het Sint Antonius Ziekenhuis aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding. De rechtbank Midden-Nederland had in eerste aanleg de vorderingen van [appellante] afgewezen, waarop zij in hoger beroep ging. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat [appellante] geen recht had op een vergoeding uit het frictiefonds. Het hof overwoog dat er geen sprake was van overcapaciteit als gevolg van kwalitatieve mismatch, omdat er wel degelijk plaats was voor [appellante] binnen de fusiemaatschap. De voorwaarden waaronder zij werd toegelaten, zoals de beperkte duur van de overeenkomst, waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van overcapaciteit. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.267.097
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, NL18.12337
arrest van 5 oktober 2021
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.AJ. Stollenwerck te Maastricht,
tegen
Stichting Sint Antonius Ziekenhuis,
gevestigd te Nieuwegein,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: het Sint Antonius Ziekenhuis,
advocaat: mr. A.C. Beijering-Beck te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 17 juli 2019 dat de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht heeft gewezen onder bovenvermeld zaaknummer (hierna: het bestreden vonnis).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 september 2019,
- de memorie van grieven met akteverzoek tot vermindering van de eis, met producties,
- de memorie van antwoord,
- de akte van 15 december 2020 van [appellante] ,
- de antwoordakte van 12 januari 2021 van het Sint Antonius Ziekenhuis.
2.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en is arrest bepaald.
2.3.
[appellante] concludeert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en het Sint Antonius Ziekenhuis veroordeelt tot betaling van € 75.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van het Sint Antonius Ziekenhuis in de kosten van beide instanties.
2.4.
Het Sint Antonius Ziekenhuis concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[appellante] was vanaf 1 februari 1996 lid van de maatschap Anesthesiologie van Zuwe Hofpoort Ziekenhuis (hierna ook: ZHZ) in Woerden. Zij was tot 1 januari 2015 werkzaam op basis van een zogeheten toelatingsovereenkomst (overeenkomst van opdracht) met dat ziekenhuis. Ingegeven door de gewijzigde fiscale behandeling van medisch specialisten is nadien gekozen voor een andere opzet: het ziekenhuis geeft opdracht aan het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) om medische zorg te verlenen en het MSB schakelt daarvoor haar leden (de specialisten) in, die die zorg daadwerkelijk uitvoeren. Die relatie is vastgelegd in een zogeheten Samenwerkingsovereenkomst.
3.2.
In het kader van de voorgenomen fusie tussen het (oude) Sint Antonius Ziekenhuis, locaties Utrecht en Nieuwegein (hierna ook: StAZ), en het ZHZ is de notitie Regeling overcapaciteit medisch specialisten van 16 oktober 2014 opgesteld (hierna: de Regeling). Het doel van de Regeling was ervoor te zorgen dat maatschappen een redelijke compensatie zouden krijgen voor de impact van de fusie op hun maatschap en dat het proces van de bepaling en de compensatie van de overcapaciteit eerlijk zou verlopen.
3.3.
Naar aanleiding van de Regeling is de Commissie Overcapaciteit Medisch
Specialisten (hierna: de COMS) ingesteld om advies uit te brengen over redelijke
compensatie van maatschappen en specialisten voor overcapaciteit van medisch specialisten als gevolg van de fusie. De COMS moest advies uitbrengen aan de Regiegroep samenwerking ZHZ en StAZ (hierna: de Regiegroep) waarin de Raden van Bestuur, de MSB’s en de Verenigingen Medische Staf van beide ziekenhuizen waren vertegenwoordigd. De Regiegroep kon slechts op zwaarwegende gronden van het COMS-advies afwijken.
3.4.
Eind 2015 hebben de maten van de (beoogde) fusiemaatschap Anesthesiologie
onder begeleiding van verschillende mediators fusieafspraken gemaakt. Hierbij is
afgesproken dat [appellante] na het fusieproces zou toetreden tot de fusiemaatschap voor een periode van vier jaar. Bij het maken van de fusieafspraken heeft [appellante] zich evenals de fusiemaatschap laten bijstaan door een advocaat.
3.5.
Met ingang van 1 januari 2016 is de fusie tussen de beide ziekenhuizen van kracht geworden; de anesthesiologie-afdelingen zijn later gefuseerd.
3.6.
Op 25 april 2016 hebben de maten van de (beoogde) fusiemaatschap
Anesthesiologie een gezamenlijk plan bij de COMS ingediend. Op bladzijde 10 van het plan is opgenomen dat het voornemen bestond om 3,5 fte aan voormalige maten van het ZHZ te laten toetreden tot de maatschap van het (oude) Sint Antonius Ziekenhuis. Vermeld wordt dat reeds op hoofdlijnen naar wederzijdse tevredenheid zakelijke afspraken zijn gemaakt. De beoogde (volledige) toetreders hebben aangegeven voor zichzelf een toekomst te zien in het fusieziekenhuis, wat in nadere gesprekken positief op realiteit en haalbaarheid is getoetst. [appellante] heeft als beoogd toetreder het gezamenlijke plan ondertekend.
3.7.
Zes leden van de Anesthesiologie-maatschap van het ZHZ die hadden besloten om hun betrekking op te zeggen en (gedeeltelijk) elders een betrekking te aanvaarden (hierna ook: de vertrekkende specialisten), hebben op enig moment een eigen plan ingediend bij de COMS.
3.8.
Op 1 juni 2016 heeft de COMS in conceptvorm het “Advies Commissie Overcapaciteit Medisch Specialisten” uitgebracht. In het algemeen gedeelte staat onder meer het volgende:

III. Overcapaciteit
i. Definitie
Overcapaciteit wordt door de commissie gedefinieerd als het verschil tussen de feitelijke aanwezige fte medisch specialist in beide ziekenhuizen voor de fusie en het benodigd aantal fte medisch specialist in de beoogde eindtoestand na de fusie, inbegrepen feitelijke boventalligheid. Van feitelijke boventalligheid is sprake als voor een medisch specialist in de eindtoestand na de fusie geen plek blijkt te zijn binnen de maatschap of vakgroep, ongeacht de oorzaak daarvan. De commissie
beperkt zich tot overcapaciteit die gerelateerd is aan de fusie van de beide ziekenhuizen (COMS reglement, paragraaf I)
ii. Oorzaken van overcapaciteit
(…)
Kwalitatieve mismatch: Van kwalitatieve mismatch is sprake indien er voor een medisch specialist geen plaats blijkt te zijn binnen een fusiemaatschap omdat zijn expertise niet beantwoordt aan de expertise waar binnen de fusiemaatschap behoefte aan is. Ook onoverbrugbare verschillen van vakinhoudelijke inzichten of karakters die tot vertrek van een medisch specialist leiden vallen onder deze noemer.
(...)
IV. Compensatie vanwege overcapaciteit
i. Grondslag voor de bepaling van compensatie
(…). Bij overcapaciteit wordt gecompenseerd op basis van praktijkomzet verminderd met kosten. De COMS gaat ervan uit dat bij vertrek van specialisten vanwege het beëindigen van de professionele
carrière goodwillvergoeding volstaat. Bij vertrek vóór de pensioengerechtigde leeftijd kunnen er omstandigheden zijn waardoor een vertrekkend specialist in aanmerking komt voor extra compensatie (billijkheidsvergoeding) vanuit het frictiefonds.
(…)
iv. Kwalitatieve mismatch
Indien overcapaciteit op grond van kwalitatieve mismatch, zoals gedefinieerd onder paragraaf III.III.ii, leidt tot het beëindigen van de toelatingsovereenkomst van een medisch specialist, komt deze sowieso in aanmerking voor vergoeding van de goodwill door de fusiemaatschap (andere oorzaken van overcapaciteit buiten beschouwing gelaten). Daarnaast kan de COMS adviseren tot de toekenning van een aanvullende billijke vergoeding als er sprake is van vertrek voor het einde van de professionele carrière.
(…)
3.9.
In het maatschap-specifieke gedeelte van het COMS-advies (pagina 29 e.v.) wordt het volgende opgemerkt:
“(…)
3. Compensatie op grond van kwalitatieve mismatch
Geadviseerde compensatie:
Billijkheidsvergoeding aan vertrekkend specialisten uit de mts ZHZ
Toelichting:
(…)
De COMS is alles overziend van mening dat de [vertrekkende specialisten, hof] niet veel te verwijten valt v.w.b. het niet tot stand komen van de fusie van de volledige maatschappen. De COMS acht het dan ook terecht dat aan deze specialisten naast uitkering van goodwill vanwege de fusiemaatschap een billijkheidsvergoeding wordt toegekend.
3.10.
Vervolgens wordt in het specialist-specifieke gedeelte voor ieder van de betreffende vertrekkende specialisten een voorstel gedaan voor een billijkheidsvergoeding (variërend van € 57.046,00 tot € 174.418,00).
3.11.
Op 5 juli 2016 is de definitieve versie van het COMS-advies gedeeld met de betrokken maatschappen en specialisten. Deze versie is ten aanzien van het voorgaande identiek aan de conceptversie van 1 juni 2016, met dien verstande dat het specialist-specifieke gedeelte enkel is verstuurd aan de desbetreffende maatschap/specialisten.
3.12.
In de begeleidende aanbiedingsbrief van 2 juni 2016 van de COMS aan de Regiegroep wordt onder meer opgemerkt:
“(…)
Het advies van de COMS is niet bindend voor maatschappen en specialisten. We kunnen ons wel voorstellen dat de compensatie aan de vertrekkend specialisten anesthesiologie alleen wordt toegekend door de Regiegroep onder de voorwaarde dat zij afzien van verder juridische procedures.
3.13.
Op 20 juli 2016 heeft de advocaat van [appellante] een brief gestuurd aan de Regiegroep. Daarin staat:

(…)
Mevrouw [appellante] heeft eertijds niet duidelijk kenbaar gemaakt, dat zij ook aanspraak maakt op een vergoeding uit het frictiefonds.
Zij doet een beroep op de kwalitatieve mismatch.
De vakgroep anesthesiologie van het St. Antoniusziekenhuis stelt zich op het standpunt, dat mevrouw [appellante] maar voor een beperkte periode tot de nieuwe vakgroep kan worden toegelaten. Het daarvoor gebruikte argument is dat zij niet allround zou zijn. Zij gaat alleen in de locatie Utrecht werken.
Mevrouw [appellante] is geboren [in] 1957 en zou zonder fusie tot 2 mei 2024 hebben doorgewerkt.
Nu wordt haar slechts deelname aangeboden tot 1 januari 2020.
Mevrouw [appellante] wil om die reden hierbij alsnog aanspraak doen op een billijkheidsvergoeding uit het frictiefonds.
Ik ga ervan uit dat u deze brief zult doorgeleiden aan de COMS en ik wacht uw berichten verder in belangstelling af. (...)
3.14.
Bij brief van 14 september 2016 is hierop door de Regiegroep geantwoord, zakelijk weergegeven, dat de geboden deelname tot 1 januari 2020 van [appellante] in eerste instantie een interne discussie is van de fusiemaatschap en dat zij als toetredende maat geen recht heeft op een vergoeding uit het frictiefonds.
3.15.
Ondanks het feit dat [appellante] middels de eerder genoemde brief van 20 juli 2016 via haar advocaat te kennen had gegeven ontevreden te zijn met het aanbod van de fusiemaatschap, ondertekende [appellante] op 28 september 2016 de fusieafspraken van de fusiemaatschap, zoals vastgelegd in de fusieovereenkomst, de overeenkomst van praktijkassociatie, de toetredingsakte en de overeenkomst inzake de financiering van de uitbreiding van de maatschap Anesthesiologie, waarvan de financiële afwikkeling van de COMS-gelden onderdeel uitmaakt (zie de productie 12 tot en met 15 bij verweerschrift).
In genoemde fusieovereenkomst is onder meer bepaald:

8. Collega [appellante] zal toetreden voor een vastgestelde periode van vierjaar na 1-10-2016, derhalve tot en met 30 september 2020. Met wederzijdse instemming, staat de mogelijkheid open om daarna een nieuwe overeenkomst te sluiten.
a. Tot aan de lateralisatie van de locatie Woerden (beoogd per 1-1-2018) zal [appellante] werkzaam zijn op de locatie Woerden (inclusief diensten). Daarna zal deze focus verschuiven naar de locatie Utrecht (inclusief diensten).
b. [appellante] zal zich niet inwerken op de thoraxchirurgie en andersoortige complexe ingrepen en daarmee ook geen diensten gaan doen in Nieuwegein. (...)
3.16.
Op 1 oktober 2016 zijn de twee anesthesiologie-afdelingen gefuseerd en is gestart met de geïntegreerde werkzaamheden op de verschillende locaties van het (nieuwe) Sint Antonius Ziekenhuis.
3.17.
Nadien heeft nader overleg plaatsgevonden tussen de advocaat van [appellante] en de Regiegroep zonder dat dat tot wijziging van de wederzijdse standpunten heeft geleid.
3.18.
[appellante] heeft in oktober 2017 haar lidmaatschap van de fusiemaatschap Anesthesiologie per 1 februari 2018 opgezegd. Per e-mail van 30 oktober 2017 aan het bestuur van het MSB schrijft zij:

(…)
De opzegging per 1 februari 2018 heeft als reden de overgang van de klinische activiteiten per half januari van de locatie Woerden naar Utrecht.
De werkzaamheden op de nieuwe locatie en de meer belaste diensten hebben mijn besluitvorming mede bepaald.
Tevens bevalt het werken in de grote organisatie mij niet en vind ik het nog steeds spijtig dat de werkzaamheden in het goed georganiseerde Hofpoort ziekenhuis ten einde zijn gekomen.
Was er geen sprake geweest van fusie dan had ik zeker niet op deze leeftijd mijn carrière beëindigd.
Overigens heb ik wel met veel plezier in de nieuwe maatschap met mijn collegae samen gewerkt. (...)

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg, na eisvermindering, gevorderd dat het Sint Antonius Ziekenhuis wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding op
basis van het frictiefonds, vast te stellen in lijn met de eerder door het Sint Antonius Ziekenhuis aan anesthesiologen uitbetaalde vergoedingen van tussen € 77.000,00 en € 174.000,00, met wettelijke rente en met veroordeling van het Sint Antonius Ziekenhuis in de kosten.
[appellante] legt aan haar vordering ten grondslag dat het Sint Antonius Ziekenhuis jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van verplichtingen uit de Samenwerkingsovereenkomst doordat het op grond van die overeenkomst een billijke vergoeding had moeten betalen uit het frictiefonds en dat niet heeft gedaan. [appellante] vordert schadevergoeding in de vorm van een billijke vergoeding, vast te stellen in lijn met de eerder aan de vertrekkende specialisten uitbetaalde vergoedingen.
4.2
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat [appellante] geen aanspraak toekomt op een vergoeding uit het frictiefonds. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] op in hoger beroep met zeven grieven. Met de grieven 1 tot en met 5, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, betoogt [appellante] dat de rechtbank haar vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. Bij memorie van grieven heeft [appellante] haar eis verminderd. Zij vordert thans dat het Sint Antonius Ziekenhuis wordt veroordeeld tot schadevergoeding ten bedrage van € 75.000,00, met wettelijke rente.
5.2.
Het Sint Antonius Ziekenhuis voert – ook in hoger beroep – aan dat [appellante] in het geheel geen beroep toekomt op het frictiefonds omdat de desbetreffende regeling is overeengekomen tussen het MSB en het Sint Antonius Ziekenhuis, waarbij [appellante] noch haar praktijkvennootschap partij is. Volgens het Sint Antonius Ziekenhuis is ook geen sprake van een derdenbeding in de ledenovereenkomst tussen [appellante] c.q. haar praktijkvennootschap en het MSB op grond waarvan zij rechtstreeks aanspraak zou kunnen maken op de Regeling.
5.3.
[appellante] heeft daartegenover gesteld dat zij als lid van de maatschap met welke het MSB een overeenkomst van opdracht heeft gesloten rechtstreeks aanspraak kan maken op de Regeling. In hoger beroep heeft zij een ledenovereenkomst met het MSB van een collega-anesthesioloog overgelegd.
5.4.
Nu [appellante] niet haar eigen ledenovereenkomst heeft overgelegd, maar die van een collega, kan niet worden beoordeeld of [appellante] krachtens een derdenbeding dan wel anderszins rechtstreeks aanspraak kan maken op de Regeling. Anderzijds moet worden vastgesteld dat de zes vertrekkende specialisten ook aanspraak konden maken op de Regeling en dat aan hen ook daadwerkelijk een compensatie uit het frictiefonds is betaald. Een en ander is door het Sint Antonius Ziekenhuis op zichzelf ook niet weersproken. Bij die stand van zaken zal het hof net als de rechtbank veronderstellenderwijs ervan uitgaan dat [appellante] in beginsel een beroep op de Regeling toekomt.
5.5.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op een billijkheidsvergoeding, zoals de vertrekkende specialisten die hebben ontvangen. In de kern betoogt [appellante] daartoe dat in haar geval sprake was van een frictie in de zin van de Regeling nu zij op grond van de gemaakte fusieafspraken slechts voor vier jaar in dienst zou komen. De collega’s van de fusiemaatschap hebben haar bij overgrote meerderheid te licht bevonden, hetgeen neerkomt op een kwalitatieve mismatch als bedoeld in de Regeling.
5.6.
Het hof overweegt dat volgens de desbetreffende definitie uit het COMS-advies (zie eerder onder 3.8) sprake is van overcapaciteit als gevolg van een kwalitatieve mismatch indien er ofwel voor een medisch specialist geen plaats blijkt te zijn binnen een fusiemaatschap omdat zijn expertise niet beantwoordt aan de expertise waar binnen de fusiemaatschap behoefte aan is of in geval het vertrek van een specialist voortkomt uit onoverbrugbare verschillen van vakinhoudelijke inzichten of karakters. Voor [appellante] was echter wel degelijk plaats binnen de fusiemaatschap. Reeds om die reden valt niet in te zien waarom in haar geval sprake was van overcapaciteit als gevolg van een kwalitatieve mismatch. Dat aan de haar geboden plaats voorwaarden waren verbonden (voor bepaalde tijd en enkel laagcomplexe behandelingen) doet daaraan niet af. In het midden kan daarom blijven of die voorwaarden voortkwamen uit het feit dat [appellante] – naar zij stelt maar verder niet onderbouwt – te licht was bevonden, hetgeen het Sint Antonius Ziekenhuis uitdrukkelijk betwist.
5.7.
Feit is dat [appellante] er voor heeft gekozen tot de fusiemaatschap toe te treden, na ondertekening van de in dat verband gemaakte fusieafspraken én nadat haar advocaat in juli 2016 namens haar nog een beroep gedaan heeft op het frictiefonds (vgl. eerder 3.15). Deze afspraken zijn tot stand gekomen onder begeleiding van een mediator en [appellante] is daarin bijgestaan door een advocaat. Het gaat dan niet aan om met terugwerkende kracht alsnog een beroep te doen op de Regeling, die voor onderhavige situatie ook niet is bedoeld. Het hof gaat voorbij aan de niet onderbouwde stelling dat het feit dat [appellante] is toegetreden tot de fusiemaatschap enkel relevant is voor de hoogte van de billijkheidsvergoeding, wat daar verder van zij.
5.8.
[appellante] betoogt nog dat zij feitelijk geen andere keuze had dan het accepteren van het aanbod vanuit de maatschap, ook omdat zij gelet op haar leeftijd destijds (59 jaar) weinig perspectief had op een betrekking elders. Om die reden zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd zijn dat zij toch een vergoeding uit het fonds krijgt.
5.9.
Voor zover [appellante] betoogt dat zij onder druk van omstandigheden de toetredingsvoorwaarden heeft geaccepteerd, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat zij onderdeel uitmaakte van een groep van vier maten, die zouden samengaan met 27 andere maten, is daarvoor onvoldoende. Als het al zo is dat [appellante] gelet op haar leeftijd weinig perspectief had op een betrekking elders valt zonder nadere, ontbrekende toelichting niet in te zien waarom dat voor rekening van het ziekenhuis zou moeten komen. Daar komt bij dat het ziekenhuis onvoldoende betwist heeft gesteld dat de toetreding voor bepaalde tijd juist werd ingegeven door de mogelijkheid voor [appellante] met vroegpensioen te gaan wanneer zij daaraan behoefte had. Gelet op het voorgaande faalt ook dat betoog.

6.Slotsom

6.1.
De grieven 1 tot en met 5 falen gelet op het voorgaande. De grieven 6 en 7 betreffende de afwijzing van het gevorderde en de kostenveroordeling missen zelfstandige betekenis en delen zodoende het lot van de andere grieven. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.2.
[appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten bedragen aan de zijde van het Sint Antonius Ziekenhuis:
- voor vast recht: € 2.020,00
- voor salaris advocaat € 2.031,00 (1 punt tegen appel-tarief IV)
6.3.
Aan het bewijsaanbod wordt voorbijgegaan omdat geen concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
7.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
7.2.
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Sint Antonius Ziekenhuis vastgesteld op € 2.020,00 aan verschotten en op € 2.031,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, C.J.H.G. Bronzwaer en J.N. de Blécourt, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.