ECLI:NL:GHARL:2021:9272

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
200.296.298/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van huiselijk geweld en seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, die slachtoffer is van huiselijk geweld en seksueel misbruik. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die op 12 april 2021 had besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor een jaar. De vader, die ook betrokken is bij de zaak, heeft nauwelijks contact met de minderjarige sinds de ouders in februari 2020 feitelijk uit elkaar zijn gegaan.

De moeder heeft aangifte gedaan tegen de vader wegens seksueel misbruik van de minderjarige, maar de officier van justitie heeft besloten om de vader niet verder te vervolgen. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de GI, omdat er ernstige zorgen waren over haar ontwikkeling door de problematische thuissituatie. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat, alsook vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de GI aanwezig waren.

Het hof heeft de motivering van de kinderrechter overgenomen en benadrukt dat de minderjarige in een schadelijke omgeving is opgegroeid, wat haar ontwikkeling ernstig bedreigt. Het hof heeft de GI in overweging gegeven om een persoonlijkheidsonderzoek van beide ouders te laten uitvoeren om beter inzicht te krijgen in de problematiek en de benodigde hulp voor de ouders en de minderjarige. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de minderjarige voor een jaar onder toezicht is gesteld van de GI.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.296.298/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 135278)
beschikking van 28 september 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Alta te Hoogeveen,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] ,

wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,

2.de gecertificeerde instelling

Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 12 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 29 juni 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 8 juli 2021 met bijlage(n);
- een brief van de raad van 19 juli 2021;
- het verweerschrift van de raad, ingekomen op 21 juli 2021, met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 3 augustus 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 26 augustus 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 september 2021 plaatsgevonden.
De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [naam1] is namens de raad verschenen. Ook de vader is verschenen en [naam2] namens de GI.

3.De feiten

3.1
Uit het in de zomer van 2020 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders is [in] 2010 geboren: [de minderjarige] . Vanaf de geboorte oefenen de ouders van rechtswege gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .
3.2
In de thuissituatie bij de ouders is (ook in bijzijn van [de minderjarige] ) veelvuldig sprake geweest van huiselijk geweld
.
3.3
Na het feitelijk uit elkaar gaan van de ouders in februari 2020 is [de minderjarige] bij de moeder blijven wonen. De vader en [de minderjarige] hebben daarna niet of nauwelijks contact meer met elkaar gehad.
3.4
De moeder heeft aangifte gedaan tegen de vader vanwege seksueel misbruik van [de minderjarige] . Tegen de beslissing van de officier van justitie om de vader niet (verder) te vervolgen heeft de moeder een klacht ingediend. Op deze klacht is nog niet beslist.
3.5
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de raad [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de termijn van een jaar, met ingang van 12 april 2021 tot 12 april 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het
inleidende verzoek van de raad af te wijzen, althans een beschikking te geven die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.2
De raad voert verweer en verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof heeft kennis genomen van de klacht die de moeder heeft ingediend bij de raad ter zake van het door de raad uitgevoerde onderzoek naar [de minderjarige] . Deze lopende klachtprocedure weerhoudt het hof er niet van om een beslissing te nemen in het geschil over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, is voldoende voor het hof om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
5.3
Het hof is het eens met de beslissing van de kinderrechter en de motivering waarop die beslissing berust. Het hof neemt die motivering, na eigen onderzoek, hier over en voegt daar nog het volgende aan toe.
5.4
Vooropgesteld zij dat het voor het hof niet is vast te stellen wat zich precies in de thuissituatie van [de minderjarige] bij de ouders heeft voorgedaan. Echter, vast staat wel, dat [de minderjarige] slachtoffer is van kindermishandeling in de vorm van huiselijk geweld dat in haar aanwezigheid heeft plaatsgevonden. Dat zij in die thuissituatie jarenlang is blootgesteld aan forse problematiek wordt door de moeder en ook de vader erkend. Zo geeft de moeder aan dat [de minderjarige] behalve slachtoffer van huiselijk geweld in de thuissituatie ook slachtoffer is van seksueel misbruik door de vader, als ook slachtoffer is van pesterijen op school. De moeder schetst een beeld van de vader als zijnde een uiterst agressieve man die haar structureel ernstig heeft mishandeld en als gevolg waarvan zij en [de minderjarige] met angsten kampen en traumabehandeling nodig hebben. De vader is volgens haar ook een labiele man die een aantal zelfmoordpogingen heeft gedaan. De vader op zijn beurt schetst een beeld van de moeder als zijnde een dwingende en manipulatieve vrouw die tekort schoot in de zorg voor [de minderjarige] als gevolg van overmatig gebruik van opiaten. Hij ervaart klachten van herbelevingen, hyperarousal en vermijdingsgedrag als gevolg van de emotionele en fysieke dreiging en het geweld in de relatie met de moeder.
5.5
Gelet reeds op hetgeen door de ouders naar voren wordt gebracht, heeft het hof grote zorgen over [de minderjarige] en vindt het hof dat zij ernstig in haar ontwikkeling is/wordt bedreigd. [de minderjarige] is in haar eerste levensjaren opgegroeid in een uiterst belastende en ook voor haar ontwikkeling schadelijke omgeving. Het hof acht professionele en deskundige hulp voor [de minderjarige] voor langere tijd dan ook dringend geboden. De moeder heeft in dit kader gesteld dat zij vergeefs een hulpvraag voor [de minderjarige] heeft uitgezet bij [naam3] en om die reden haar (met instemming van [naam3] ) heeft aangemeld voor sessies bij Trainingscentrum [naam4] . Het staat verder vast dat de verstandhouding tussen de vader en de moeder ook nu nog ernstig is verstoord. Elk zicht op een vorm van gezamenlijk ouderschap ontbreekt. Ook de contacten tussen de vader en [de minderjarige] zijn verbroken. Dit zijn eveneens factoren die maken dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het is aan de GI om te toetsen of de hulpverlening die nu aan [de minderjarige] wordt gegeven volstaat en/of andere hulpverlening voor [de minderjarige] en/of haar ouders noodzakelijk is.
5.6
Gelet op de ernst en de complexiteit van de problematiek geeft het hof de GI in overweging om in het kader van de ondertoezichtstelling en in het belang van [de minderjarige] een persoonlijkheidsonderzoek van de beide ouders te gelasten om meer zicht te krijgen op de problematiek van de ouders en welke hulp zij behoeven teneinde de ernstige ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] te keren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, waarbij [de minderjarige] voor de periode van een jaar onder toezicht is gesteld van de GI, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 12 april 2021, waarbij [de minderjarige] (geboren [in] 2020) onder toezicht is gesteld van de GI voor de termijn van een jaar, met ingang van 12 april 2021 tot 12 april 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, M.P. den Hollander en E.M.J. Brink, bijgestaan door mr. T. van der Veen-Hamstra als griffier, en is op 28 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.