ECLI:NL:GHARL:2021:9271

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
200.289.607/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van eenhoofdig gezag aan de vader en vaststelling van omgangsregeling onder regie van de GI

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader en de moeder van het kind, geboren in 2014, zijn verwikkeld in een langdurige en verstoorde communicatie, wat heeft geleid tot een verzoek van de vader om het eenhoofdig gezag over het kind te verkrijgen. De ouders zijn sinds 2017 gescheiden en de minderjarige woont bij de vader. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vader vastgesteld en een zorgregeling tussen de moeder en het kind ingesteld. De moeder heeft echter verzocht om wijziging van deze zorgregeling, wat door de vader werd betwist.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen de ouders, waarbij communicatie en samenwerking volledig ontbreken. Ondanks eerdere pogingen tot hulpverlening is er geen verbetering in de situatie te verwachten. Het hof heeft daarom besloten om het verzoek van de vader om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten toe te wijzen, in het belang van het kind. Dit besluit is genomen om verdere juridische procedures te voorkomen en om stabiliteit en duidelijkheid te creëren voor de minderjarige.

Daarnaast heeft het hof de omgangsregeling tussen de moeder en het kind vastgesteld op eens per veertien dagen, onder regie van de gecertificeerde instelling (GI). De door de moeder verzochte uitgebreide omgangsregeling werd afgewezen, omdat de ouders niet in staat zijn gebleken om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft de nieuwe regeling vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.289.607/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 132965)
beschikking van 28 september 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Schlepers te Groningen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman te Leiderdorp.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verder te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het verloop van het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 29 januari 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 16 februari 2021 met bijlage(n);
- een e-mailbericht namens de vader van 19 februari 2021;
- de tussenbeschikking van het hof van 23 februari 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 24 februari 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 9 maart 2021 met bijlage(n);
- een brief namens de vader van 25 maart 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een brief van de raad van 1 april 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 13 juli 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 26 juli 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 augustus 2021 plaatsgevonden.
Aanwezig waren de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de advocaat van de moeder. Namens Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de GI) is
[naam1] (via een beeldbel-verbinding) verschenen. Namens de raad is [naam2] verschenen. De zaak is gelijktijdig behandeld met een hoger beroep van de vader tegen een vonnis in kort geding van 1 februari 2021 (200.291.279/01). In die zaak beslist het hof heden bij arrest.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in]
2014, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 is de samenwoning tussen de ouders verbroken en is [de minderjarige] bij de vader blijven wonen.
3.2
Bij beschikking van 27 november 2019 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader bepaald. Ook is een zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vastgesteld van eens per veertien dagen van
13:00 uur tot 19:00 uur op een door de ouders in overleg te bepalen dag.
3.3
De moeder heeft in september 2020 een verzoek tot wijziging (uitbreiding) van
de zorgregeling ingediend. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en tevens
zelfstandige verzoeken ingediend, strekkende tot eenhoofdig gezag en beëindiging /schorsing van de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] . Bij de nu bestreden beschikking zijn de verzoeken van zowel de moeder als de vader afgewezen.
3.4
Bij vonnis in kort geding van 1 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter – kort samengevat – de vader bevolen, zijn medewerking te verlenen aan het laten plaatsvinden van de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] , met dien verstande dat deze zorgregeling niet bij de vader thuis plaatsvindt, maar in de woning van de moeder dan wel op een andere door Humanitas te bepalen plek.
3.5
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI sinds 10 maart 2021. De maatregel geldt tot 10 maart 2022.
3.6
De raad heeft het hof in zijn rapport van 31 maart 2021 geadviseerd om het verzoek van de vader inzake het eenhoofdig gezag af te wijzen en de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de moeder – kort gezegd – onder regie van de GI vorm te laten geven.
3.7
Bij vonnis in kort geding van 26 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter aan de vader vervangende toestemming verleend om voor [de minderjarige] een paspoort aan te vragen en om samen met hem voor de duur van drie weken gedurende de zomervakantie van 2021 naar Portugal te reizen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil zijn het ouderlijk gezag van de moeder en de zorg-/omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige] .
4.2
De vader verzoekt het hof, na wijziging ter zitting, de beschikking van 2 december 2020 te vernietigen voor zover daarbij zijn verzoek om hem alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten is afgewezen en, opnieuw rechtdoende dat verzoek alsnog toe te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader, onder wijziging van de beschikking van 27 november 2019 tot in zoverre een omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vast te stellen van 1x per veertien dagen een dagdeel in overleg, onder regie van de GI als ook om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel hoger beroep, althans het door de moeder ingediende incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt het hof, na wijziging ter zitting, de beschikking van 2 december 2020 te vernietigen voor zover het de afwijzing van de verzoeken van de moeder betreft en opnieuw rechtdoende,
I. onder wijziging van de beschikking van 27 november 2019, de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] te wijzigen (na een periode van opbouw zoals nader omschreven in haar verzoekschrift) naar één weekend per veertien dagen van zaterdag tot zondagavond 19.00 uur als ook iedere donderdag uit school en de helft van de vakantie- en feestdagen, als nader omschreven in haar verzoekschrift. Waarbij de vader de moeder niet meer blokkeert op WhatsApp en zelf, zonder tussenkomst van familieleden of andere derden, het overleg met de moeder over de minderjarige voert.
II. Aan de naleving van voornoemde zorgregeling een dwangsom ad € 250,- per keer dat de zorgregeling niet wordt nagekomen, te verbinden met een maximum van € 50.000,-.
Subsidiair – voor het geval dat haar verzoek tot uitbreiding van de zorgregeling wordt afgewezen – verzoekt de moeder een zorgregeling tussen haar en [de minderjarige] vast te stellen van tenminste 1x per veertien dagen een dagdeel in overleg, onder regie van de GI.
4.4
Het hof zal de grieven en verzoeken in het principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Ten aanzien van het gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal het verzoek van de vader om hem alleen te belasten met het ouderlijk gezag toewijzen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.3
Feit is dat er, los van de oorzaak daarvan, al jarenlang sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen de vader en de moeder, terwijl elk zicht op verbetering ontbreekt. Tussen de ouders mist elke vorm van vertrouwen in elkaar en ontbreekt ook de bereidheid om tot communicatie, laat staan om tot samenwerking te komen.
Hoewel de advocaat van de moeder ter zitting van het hof heeft verklaard dat de moeder graag een mediationtraject in wil gaan met de vader, leest het hof in de stukken, waaronder het raadsrapport van 31 maart 2021, dat beide ouders erkennen dat het voor hen blijvend onmogelijk is om met de andere ouder te communiceren. Zo heeft de moeder aangegeven dat zij niets meer met de vader te maken wil hebben. De vader op zijn beurt is ervan overtuigd dat de moeder een psychiatrisch patiënte is en vindt dat [de minderjarige] als gevolg daarvan niet altijd veilig is bij de moeder.
5.4
Het is de vader en de moeder ondanks dat diverse vormen van hulpverlening zijn aangeboden, niet gelukt om in het belang van [de minderjarige] zelfs maar tot een begin van constructieve samenwerking te komen. Al jarenlang is sprake van ook gerechtelijke procedures die [de minderjarige] betreffen. Zo is er ook recent, eind juni 2021, weer een procedure geweest. Deze procedures zijn illustratief voor de slechte samenwerking tussen de vader en de moeder. Als gevolg van de fors verstoorde communicatie tussen de ouders wordt [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd.
5.5
Gelet op voornoemde omstandigheden valt niet te verwachten dat er binnen afzienbare tijd voldoende noemenswaardige verbetering zal komen in de verhouding tussen de ouders als het gaat om het nemen van gezagsbeslissingen. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de verhouding tussen de vader en de moeder zodanig ernstig is verstoord dat elke basis voor de uitoefening van gezamenlijk ouderlijk gezag (nu en in de nabije toekomst) ontbreekt.
5.6
De raad heeft ter zitting van het hof weliswaar geadviseerd om het gezamenlijk gezag (voorlopig) in stand te laten, maar de reden daarvoor zit met name - zoals ter zitting door de raadsvertegenwoordiger toegelicht - in de lopende ondertoezichtstelling en de mogelijkheden van de GI om de regie te voeren bij de omgangsregeling en de mogelijkheden om in dat geval schriftelijke aanwijzingen te kunnen geven aan beide ouders.
Het hof deelt met de raad de hoop dat het binnen de lopende ondertoezichtstelling lukt om een stabiele omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder tot stand te brengen. Het is daarbij aan de ouders om in het belang van [de minderjarige] goed samen te werken met de GI, en ook als niet gezaghebbende ouder de noodzakelijke regie vanuit de GI te accepteren en daar gehoor aan te geven, ook zonder dat de moeder daartoe gedwongen kan/moet worden door middel van eventuele schriftelijke aanwijzingen.
5.7
Toewijzing van het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig ouderlijk gezag te belasten geeft duidelijkheid en voorkomt mogelijk verdere juridische procedures tussen de ouders die beslissingen met betrekking tot [de minderjarige] aangaan. Het is nu het meest in het belang van [de minderjarige] dat er zoveel als mogelijk duidelijkheid, rust en stabiliteit ontstaat en dat de ouders hun energie gaan steken in het structureel en positief vormgeven van de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder. Gelet op het verleden valt te verwachten dat de vader en de moeder al hun energie alleen daarvoor al nodig hebben.
Ten aanzien van de omgangsregeling
5.8
Ingevolge artikel 1:377e (BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.9
Het hof zal het verzoek van de vader en het subsidiaire verzoek van de moeder toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
5.1
De door de moeder primair verzochte omgangsregeling acht het hof niet toewijsbaar. Feit is immers dat het zelfs binnen de huidige ondertoezichtstelling nog niet is gelukt om tot een stabiele omgangsregeling te komen. De uitgebreide en gedetailleerde omgangsregeling die de moeder verzoekt is reeds daarom niet haalbaar. Afgezien daarvan zijn de ouders niet in staat gebleken naar behoren te communiceren, terwijl dat beslist een voorwaarde is voor een dergelijke omgangsregeling. Dit oordeel brengt mee dat er ook geen ruimte is voor toewijzing van de aan de primair verzochte omgangsregeling gekoppelde dwangsom.
5.11
De door de moeder subsidiair verzochte omgangsregeling is gelijk aan de door de vader verzochte en door de raad geadviseerde omgangsregeling. Het hof vindt die regeling het meest in het belang van [de minderjarige] en zal daarom overeenkomstig beslissen. Het spreekt daarbij voor zich dat uitbreiding kan plaatsvinden indien en voor zover de GI dat in het belang van [de minderjarige] vindt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
2 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2014 alleen aan de vader toekomt;
stelt vast als omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] (onder wijziging van de beschikking van 27 november 2019 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden tot in zoverre): eens per veertien dagen, een dagdeel, onder regie van de GI;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, M.P. den Hollander en
A.P. de Jong-de Goede, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 28 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.