ECLI:NL:GHARL:2021:9270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
200.287.448/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en kinderen in hoger beroep met verzoek om aanvullend onderzoek

In deze zaak verzoekt de vader om omgang met zijn kinderen. De zaak is voor de tweede keer aangehouden om meer inzicht te krijgen in de situatie van de vader. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 28 september 2021 een tussenbeschikking gegeven. De vader heeft zijn standpunt dat hij een stabiel leven leidt gedeeltelijk onderbouwd, met een huurcontract, een arbeidsovereenkomst en een uittreksel justitiële documentatie. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om een omgangsregeling van minimaal twee uur per twee weken vast te leggen, onder begeleiding van professionele hulpverlening.

Echter, het hof oordeelt dat de aangeleverde informatie onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een verantwoorde beslissing over de omgangsregeling. Er zijn onduidelijkheden over de woonsituatie van de vader en de noodzaak van persoonlijke hulpverlening is niet duidelijk aangetoond. De kinderen hebben bovendien aangegeven geen contact met de vader te willen. Het hof heeft daarom besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de raad te verzoeken om aanvullend onderzoek te doen naar de mogelijkheden van omgang en de stabiliteit van het leven van de vader. De raad moet uiterlijk op 4 januari 2022 rapporteren, waarna beide ouders de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren. De verdere beslissing wordt aangehouden tot na het raadsrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.448/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 179600)
beschikking van 28 september 2021
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Schuring te Groningen,
en
[verweerster](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. H.A. Jonker-van Dijk te Beilen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 29 juli 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de vader van 17 augustus 2021 met bijlage(n);
- een brief namens de raad van 1 september 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 3 september 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 8 september 2021 met bijlage(n).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van
29 juli 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de vader de gelegenheid geboden om zijn standpunt dat hij een stabiel leven leidt te onderbouwen met de volgende stukken:
- het huurcontract van de door hem recent betrokken woning;
- de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van zijn baan in de bouw;
- een afschrift van het hem betreffende ‘uittreksel justitiële documentatie’;
- de (afsluitende rapportage)(s)) van de reclassering (als gevolg van zijn strafrechtelijke vervolging(en)) waaruit zou blijken dat de reclassering geen persoonlijke hulpverlening nodig acht);
- alle overige stukken waarvan de vader denkt dat ze zijn standpunt onderbouwen.
De raad en de moeder hebben de mogelijkheid gekregen hier weer op te reageren.
2.3
Na de indiening van stukken en inneming van standpunten constateert het hof het volgende. De vader heeft zijn standpunt dat zijn leven stabiel is gedeeltelijk onderbouwd. Hij heeft een baan, een woning, lijkt geen drugs meer te gebruiken en hij heeft op dit moment geen detentie meer in het vooruitzicht.
2.4
De raad heeft op grond van de aangeleverde informatie haar advies gehandhaafd en geadviseerd om een omgangsregeling vast te leggen tussen de kinderen en de vader van minimaal twee uur per twee weken onder begeleiding van professionele hulpverlening en regie van het Centrum Jeugd en Gezin.
2.5
Voor het hof biedt de aangeleverde informatie onvoldoende aanknopingspunten om op dit moment een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over een eventueel vast te leggen omgangsregeling. De moeder heeft de informatie zoals door de vader overgelegd op meerdere punten en gemotiveerd in twijfel getrokken en/of aan de orde gesteld dat de informatie niet overeenkomt met eerdere informatie zoals door de man verstrekt. Met de vrouw is het hof van oordeel dat relevante zaken onduidelijk zijn gebleven, waardoor niet vaststaat dat het leven van de vader voldoende stabiel is. Er zijn onduidelijkheden over de exacte woonsituatie van de vader. Hij zegt samen te wonen met zijn nieuwe vriendin en haar dochter, maar zij staan niet op hetzelfde adres als de vader ingeschreven. Verder - en belangrijker - blijkt uit de afsluitende rapportage van de reclassering niet dat de vader geen verdere persoonlijke hulpverlening nodig heeft. Een verlenging van de voorlopige invrijheidstelling van de vader wordt weliswaar niet nodig geacht omdat hij zich aan de voorwaarden houdt, maar over de noodzaak van persoonlijke hulpverlening wordt niets concreets gezegd. In de rapportage komen bovendien nadrukkelijk zorgen, over het reflecterend vermogen van de vader en zijn neiging om in beginsel een ontkennende houding aan te nemen tot het moment dat hij merkt dat het geen zin meer heeft, naar voren. Tot slot heeft de moeder erop gewezen dat de kinderen op dit moment, anders dan ten tijde van de eerdere onderzoeken van de raad (28 maart 2019 en 7 april 2020), hebben aangegeven geen contact met de vader te willen.
2.6
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken om een (aanvullend) onderzoek in te stellen naar en te adviseren over de mogelijkheden van omgang, en zo ja, wat in het belang van de kinderen de meest gewenste vorm is, tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Hierbij dient in ieder geval aan de orde te komen of de vader een voldoende stabiel leven leidt en of persoonlijke hulpverlening voor de vader nog geïndiceerd is, omdat dit eerder belemmerende factoren zijn geweest. Ook dient de mening van de kinderen bij het onderzoek te worden betrokken, omdat de moeder erop gewezen heeft dat hun behoeften zijn veranderd. De raad zal worden verzocht om uiterlijk 4 januari 2022 aan het hof te rapporteren
.Na ontvangst van het rapport van de raad zullen beide ouders de gelegenheid krijgen om binnen twee weken een schriftelijke reactie te geven. Daarna zal de zaak in beginsel op de stukken worden afgedaan, tenzij het hof na gemotiveerd verzoek van (één van) partijen alsnog een zitting gelast, dan wel het hof daartoe ambtshalve aanleiding ziet. Iedere verdere beslissing zal het hof in afwachting van de raadsrapportage aanhouden.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen als hiervoor onder 2.6 omschreven en daaromtrent (aanvullend) te rapporteren op uiterlijk 4 januari 2022;
bepaalt dat partijen de gelegenheid krijgen binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport hun schriftelijke reactie daarop te geven;
bepaalt dat de zaak daarna in beginsel op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof na gemotiveerd verzoek van (één van) partijen alsnog een zitting gelast, dan wel het hof daartoe ambtshalve aanleiding ziet;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en J.L. Roubos, bijgestaan door mr. M.J. Muller als griffier en is op 28 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.