ECLI:NL:GHARL:2021:9268

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
21-000778-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling tijdens vechtpartij tussen twee families

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een massale vechtpartij tussen twee families, waarbij zij met haar auto op een van de slachtoffers is ingereden. Het slachtoffer kon ternauwernood aan een aanrijding ontsnappen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en poging tot doodslag, maar het hof oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de verdachte met een aanmerkelijke snelheid reed, waardoor de poging tot doodslag niet bewezen kon worden. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de eerdere overwegingen van de rechtbank heeft overgenomen, maar tot een andere conclusie kwam met betrekking tot de poging tot doodslag. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak van een ander feit. De straf die door de rechtbank was opgelegd, werd vernietigd en het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie dagen op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte voor een jaar de rijbevoegdheid ontzegd.

De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rol van de familie van de verdachte in de escalatie van de ruzie niet kon worden genegeerd. Het hof oordeelde dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000778-18
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2018 met parketnummer 05-720288-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 juni 2020 en 21 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. M.W.J. Rosendaal, en door de raadsman van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] , mr. E.J.M.J. Damen, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Verdachte zal daarom ten aanzien van feit 3 niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Gelderland heeft verdachte bij vonnis van 26 januari 2018 ter zake van openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, veroordeeld tot een gevangenisstraf van
18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het (onder meer) tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hollandseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] welk geweld bestond uit:
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 2] en/of inrijden op een personenauto, zijnde een [auto 2] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 3] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op/botsen tegen de fiets van die [benadeelde 3] en/of
- het met een schep/spade althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan (in richting van) van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of
-
- het met een personenauto, zijnde een [auto 3] , meerdere malen, althans eenmaal, inrijden op die [benadeelde 1] en/of
- het met een (al dan niet metalen) honkbalknuppel/slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan op/tegen/in richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 2] en/of
- het met een (al dan niet metalen) slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan en/of zwaaien op/tegen/in richting van het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde 1] en/of
-
- het (met kracht) gooien van een fiets op/tegen/in de richting van die [benadeelde 1] ,

terwijl de door de verdachte gepleegde geweldshandeling(en) enig lichamelijk letsel, te weten (een) diepe snijwond(en) op de (linker) elleboog, althans de (linker) arm en/of (een) losse tand(en) en/of (een) striem(en) op de buik van die [benadeelde 2] en/of een gebroken middelvinger en/of een (diepe) snede in voornoemde middelvinger, althans in de hand(en) en/of op de arm(en) en/of de buik van die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;

2.

zij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven,

- met een door haar -verdachte- bestuurde [auto 3] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere malen, althans eenmaal, is/heeft ingereden op die [benadeelde 3] en/of
- met een (al dan niet metalen) slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
zij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een door haar -verdachte- bestuurde [auto 3] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere malen, althans eenmaal, is/heeft ingereden op die [benadeelde 1] en/of
- met een (al dan niet metalen) slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 2] heeft geslagen , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van alle onder feit 1 tenlastegelegde geweldshandelingen, met uitzondering van het bij gedachtestreepjes 5 en 6 genoemde, namelijk het inrijden met de [auto 3] op [benadeelde 1] en het slaan met de knuppel van [benadeelde 2] . Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de andere geweldshandelingen en dat zij niet kon weten dat medeverdachten wapens bij zich hadden.
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde (en bewezenverklaarde) poging tot doodslag op [benadeelde 1] heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen opzet gehad op het doodrijden van [benadeelde 1] . Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het tenlastegelegde niet kan kwalificeren als poging tot doodslag nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de kans op overlijden van [benadeelde 1] aanmerkelijk is geweest. Bepalend voor de aanmerkelijke kans op overlijden is immers de snelheid waarmee de [auto 3] kwam aanrijden en die snelheid is niet door objectieve gegevens gestaafd.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat verdachte betrokken is geweest bij de openlijke geweldpleging (met uitzondering van de eerste drie en het laatste gedachtestreepje) en opzettelijk is ingereden op [benadeelde 1] . Het hof neemt die overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne.
Het hof is echter met de raadsman van oordeel dat het inrijden op [benadeelde 1] niet als poging tot doodslag kan worden gekwalificeerd. Hoewel uit de getuigenverklaringen en de camerabeelden duidelijk is geworden dat verdachte zeker niet stapvoets kwam aanrijden, is de exacte snelheid van de [auto 3] niet (meer) vast te stellen. De schatting van getuige [getuige] over de snelheid van het voertuig is, nu niet blijkt dat hij over speciale deskundigheid of ervaring op dat gebied beschikt, onvoldoende om aan te nemen dat de kans op overlijden van [benadeelde 1] aanmerkelijk is geweest.
De kans op zwaar lichamelijk letsel acht het hof echter aanzienlijk en verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [benadeelde 1] zou aan- of overrijden met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Verdachte kwam zonder snelheid te verminderen de kruising oprijden, terwijl daar duidelijk zichtbaar de auto’s van haar man en [benadeelde 2] stonden met een aantal mensen er omheen. Zij had een onbelemmerd uitzicht op [benadeelde 1] en reed, zoals op de camerabeelden is te zien, recht op hem af. Als [benadeelde 1] niet net op tijd opzij was gesprongen, was de [auto 3] vol op hem ingereden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op
of omstreeks16 september 2016 te Wageningen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hollandseweg,
in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3]welk geweld bestond uit
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 2] en/of inrijden op een personenauto, zijnde een [auto 2] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 3] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op/botsen tegen de fiets van die [benadeelde 3] en/of
- het met een schep
/spade althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan (in richting van)
vandie [benadeelde 2] en
/ofdie [benadeelde 1] en
/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 3]
, meerdere malen, althans eenmaal,inrijden op die [benadeelde 1] en
/of
- het met een
(al dan nietmetalen
)honkbalknuppel/slagwapen,
althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal,slaan op/tegen
/in richting vanhet hoofd en
/ofhet (boven)lichaam van die [benadeelde 2] en
/of
- het met
een (al dan niet metalen)slagwapen
, althans een daarop gelijkend voorwerp,meerdere malen
, althans eenmaal,slaan
en/of zwaaienop/tegen
/in richting vanhet hoofd en
/ofhet lichaam van die [benadeelde 1]
en/of
-
- het (met kracht) gooien van een fiets op/tegen/in de richting van die [benadeelde 1],
terwijl de door de verdachte gepleegde geweldshandeling
(en
)enig lichamelijk letsel, te weten
(een) diepe snijwond(en) op de (linker) elleboog, althans de (linker) arm en/of (een
)losse tand
(en)en
/of (een
)striem
(en)op de buik van die [benadeelde 2]
en/of een gebroken middelvinger en/of een (diepe) snede in voornoemde middelvinger, althans in de hand(en) en/of op de arm(en) en/of de buik van die [benadeelde 1]ten gevolge heeft gehad;
2.

zij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven,

- met een door haar -verdachte- bestuurde [auto 3] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere malen, althans eenmaal, is/heeft ingereden op die [benadeelde 3] en/of
- met een (al dan niet metalen) slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
zij op
of omstreeks16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een door haar -verdachte- bestuurde [auto 3] met aanzienlijke snelheid,
althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere malen, althans eenmaal, is
/heeftingereden op die Van den Beld en
/of
- met een
(al dan nietmetalen
)slagwapen,
althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht
)op/tegen
/in richting vanhet hoofd en
/ofhet (boven)lichaam van die [benadeelde 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft en van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het beroep op noodweer. Er is volgens de raadsman geen sprake van een situatie van eigen schuld: verdachte zoekt de confrontatie niet op en ook al zou zij de kans op escalatie bewust hebben opgezocht, dan nog kan haar een beroep op noodweer toekomen. Verdachte kreeg van [naam 1] (
opmerking hof: de echtgenote van [naam 2]) te horen dat ‘ze’ messen hadden en haar man te pakken hadden, zij mocht er dus vanuit gaan dat haar man wederrechtelijk werd aangevallen. Die wederrechtelijke aanval was op dat moment ook acuut en verdachte heeft ervoor gekozen haar man te verdedigen.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer. Het is onbestaanbaar dat het inrijden op [benadeelde 1] slechts op basis van een gerucht en zonder dat er op dat moment enige gevaar voor
haar echtgenoot, [naam 3] , dreigde, als verdedigingshandeling kan worden aangemerkt. Op de opname van de dashcam van de [auto 3] (SUNP1726) is te horen dat verdachte wegrijdt na het incident en aan haar zoon vertelt dat “ [benadeelde 1] er tussen zat”(
opmerking hof: uit de context blijkt tussen de auto en de fiets).Vervolgens zegt verdachte : “Ik denk: nou heb ik je, jij gaat dood.” Daaruit blijkt wel dat verdachte op het moment dat [benadeelde 1] voor haar auto opdoemde, de intentie had om hem aan te rijden.
Op het moment dat verdachte kwam aanrijden stond haar man, zo blijkt uit de camerabeelden (“Vechtpartij Wageningen voor Pantarijn”) op de hoek van de kruising. Te zien is dat hij direct nadat de [auto 3] tot stilstand is gekomen, naar de auto toeloopt. Hij wordt niet bedreigd of achtervolgd. Op de camerabeelden (met name het “Filmpje [naam 4] ) is verder te zien dat [naam 3] op het moment dat verdachte de knuppel uit de [auto 3] pakt, met zijn schep op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] inslaat.
Op geen enkel moment van de bewezenverklaarde geweldshandelingen van verdachte is er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van haar of haar man. Verdachte is zelfs nog geruime tijd op de beelden te zien terwijl zij al meppend met de knuppel in de achtervolging gaat. Het hof is van oordeel dat noch op grond van de bedoeling van verdachte, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm haar gedragingen kunnen worden aangemerkt als "verdediging".

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.
Verdachte heeft verklaard dat ze volkomen in paniek was. Als zij de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit ter noodzakelijke verdediging heeft overschreden, vloeit dit voort uit deze hevige gemoedsbeweging.
Nu het hof van oordeel is dat er geen sprake is van een noodweersituatie, kan geen sprake zijn van noodweerexces. Het verweer zal daarom worden verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De raadsman heeft verzocht, indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, deze te beperken tot de duur van het voorarrest, eventueel met een hogere voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd, dat de redelijke termijn aanzienlijk is overschreden en dat de lange procedure tot veel onzekerheden en stress heeft geleid. Zo is verdachte haar baan verloren, zijn er hoge schulden, is haar gezondheid slecht en heeft ze de dagelijkse zorg voor haar zieke dochter en echtgenoot.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden en 2 weken met aftrek van voorarrest en 12 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Daarbij heeft zij haar auto ingezet als wapen en met een metalen knuppel de slachtoffers achtervolgd en geslagen. Dit zijn ernstige feiten, die ook nog eens in het volle zicht van de leerlingen van een middelbare school zijn gepleegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte verantwoordelijkheid voor de tenlastegelegde feiten heeft genomen. Dat is ter terechtzitting echter niet uit haar verklaring naar voren gekomen en het hof acht de kans op recidive -wanneer verdachte opnieuw met de familie Van den Beld wordt geconfronteerd- niet uitgesloten.
Verder heeft het hof gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat zij na de bewezenverklaarde feiten niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte heeft op 7 februari 2018 hoger beroep tegen het (tijdig gewezen) vonnis ingesteld. Zelfs als in aanmerking wordt genomen dat nog een getuige is gehoord door de raadsheer-commissaris en dat de coronamaatregelen de behandeling hebben vertraagd, is er sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
Het hof houdt naast de overschrijding van de redelijke termijn rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede een andere bewezenverklaring dan de advocaat-generaal heeft betoogd en ziet daarin aanleiding om verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan zij al in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft de zorg voor haar zieke dochter en haar echtgenoot, die kampt met psychische problemen, wat een zware wissel trekt op het gezinsleven.
Gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten zou slechts oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. Alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals de raadsman heeft bepleit, doet geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarom zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie dagen met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van een jaar worden opgelegd en een taakstraf voor de duur van 240 uur, alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van een jaar.
Het hof ziet in de opgelegde straf aanleiding om het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.773,29. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.131,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Beoordeling van de vorderingen

De vechtpartij tussen de twee families heeft bij verschillende deelnemers letsel veroorzaakt.
Daarbij kan niet voorbij worden gegaan aan de rol die de familie [achternaam] zelf in het geheel heeft gespeeld en met name in de escalatie van de ruzie. Bij het vaststellen van de schade van de benadeelde partijen dient daarom rekening te worden gehouden met enige mate van medeschuld. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vorderingen daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen daarom thans niet in hun vorderingen worden ontvangen en kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
273 (tweehonderddrieënzeventig) dagen;
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
270 (tweehonderdzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 5 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.