In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzuimboete en proceskostenvergoeding van belanghebbende, die in geschil waren na eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland. Belanghebbende had voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen, waarbij een verzuimboete van € 369 was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Daarnaast was er een aanslag bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. De Inspecteur had de verzuimboete gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar, wat leidde tot het hoger beroep van belanghebbende.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende aangevoerd dat de hoorplicht in de bezwaarfase was geschonden en dat de verzuimboete ten onrechte was opgelegd, omdat hij alsnog aangifte had gedaan. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de hoorplicht niet had geschonden, aangezien belanghebbende in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, maar geen gebruik had gemaakt van deze mogelijkheid. Het Hof concludeerde dat de verzuimboete terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet binnen de gestelde termijn aangifte had gedaan.
Wat betreft de proceskostenvergoeding oordeelde het Hof dat belanghebbende geen recht had op vergoeding, omdat de onjuistheid van de belastingaanslag niet aan de Inspecteur was te wijten. Het Hof handhaafde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig en correct aangifte te doen, en de rol van de Inspecteur in het waarborgen van de hoorplicht in bezwaarprocedures.