In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van de benadeelde partij, waarbij het hof het noodweerverweer gedeeltelijk heeft verworpen. De verdachte heeft op 20 augustus 2018 de benadeelde partij mishandeld door hem tegen het gezicht te stompen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de eerste fase van het incident aanvallend heeft gehandeld, waardoor een beroep op noodweer niet kon worden aanvaard. In de tweede fase, waarin de benadeelde partij de verdachte op de grond schoppende bewegingen maakte, kon de verdachte zich echter wel verdedigen, wat leidde tot een vrijspraak voor dat deel van de tenlastelegging.
De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof oordeelde dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rol van de benadeelde partij in het incident.