ECLI:NL:GHARL:2021:9171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
21-003618-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een mes tijdens burenruzie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het bedreigen van zijn buurman met een mes tijdens een burenruzie op 14 februari 2019. De politierechter had eerder een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft tijdens de burenruzie de woorden "Wat wil je dan, ik maak je af" geroepen en met een vleesmes in de hand op de buurman afgerend. De buurman voelde zich bedreigd en had angst voor zijn leven. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen is, ondanks het verweer van de verdachte dat hij alleen zijn vrouw wilde roepen en niet de intentie had om te bedreigen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en heeft de eerder opgelegde straf bevestigd. Daarnaast is het mes dat bij de bedreiging is gebruikt verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003618-19
Uitspraak d.d.: 24 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 juni 2019 met het parketnummer 18-038135-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.D. Spijker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de politierechter het mes verbeurdverklaard en de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2019, in de gemeente [gemeente] , [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam1] de woorden "Wat wil je dan, ik maak je af", althans woorden van gelijke aard of strekking toe te voegen en/of (vervolgens) met een vleesmes in de hand naar, althans in de richting van, die [naam1] af te rennen/lopen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam1] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. Verdachte heeft dit feit ontkend.
De verdediging heeft op de terechtzitting van het hof het verweer herhaald dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw – zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd dat verdachte zegt dat hij alleen ‘kom maar’ heeft geroepen en dat dit aansluit bij wat zijn echtgenote heeft verklaard bij de politie. Hij had een mes en een lepel in zijn handen omdat hij aan het koken was. Hij wilde zijn echtgenote naar binnen roepen omdat het eten klaar was. Toen hij dit wilde doen zag hij dat zij werd uitgescholden door aangever en dat hij dreigend op haar afkwam. Hij heeft het mes niet in de richting van aangever gericht. Om deze redenen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om aan te kunnen nemen dat er sprake is van een strafbare bedreiging. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt de volgende feiten vast. [1]
Op 14 februari 2019 in [plaats] ontstond in de straat [adres ] een burenruzie tussen verdachte en zijn buurman [naam1] (aangever). Aangever had de buurvrouw aangesproken op het feit dat zij de politie had gebeld vanwege glas op de weg. Dit glas zou door onder andere het kind van aangever op de weg zijn gegooid. Kort daarna zag hij verdachte naar buiten komen. Verdachte rende door de voortuin de buurvrouw voorbij in de richting van aangever. Hij hoorde dat verdachte hard schreeuwde en riep "wat wil je dan, ik maak je af!" of woorden van gelijke strekking. Aangever zag dat verdachte in beide handen een voorwerp had en dat hij wild met zijn armen gebaarde. Zijn rechterarm hield hij gestrekt voor zich en in zijn rechterarm zag aangever duidelijk een groot mes. In zijn linkerhand zag aangever een glimmend voorwerp. Verdachte rende vanuit zijn voortuin recht op aangever af. Aangever stond inmiddels op de weg en liep een paar passen achterwaarts, tot hij verstijfde en zijn armen wijd spreidde. Aangever schat dat verdachte op dat moment circa drie meter van hem verwijderd was. Hij voelde angst en dacht dat verdachte hem daadwerkelijk dood zou steken. [2]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij aangever met zijn handen zag bewegen naar zijn vrouw toe. Toen hij dit zag is hij er direct op af gelopen. Hij pakte een slagersmes en de lepel had hij al in zijn handen. Met deze voorwerpen in zijn handen is hij naar aangever gelopen. Die lepel had hij bij zich tijdens het koken. Het mes had hij bij de voordeur liggen. Dit mes lag daar omdat hij aangever wilde waarschuwen als hij bij hem aan de deur zou staan. Hij had het mes in zijn linkerhand. [3]
Verbalisant [verbalisant1] was tijdens het incident samen met zijn collega [verbalisant2] aanwezig in [adres ] te [plaats] . Aldaar zag hij dat verdachte naar buiten kwam lopen. Hij zag dat verdachte in een versnelde pas liep. Voorts zag verbalisant dat hij in zijn rechterhand een mes vasthield en dat hij richting aangever liep. Hij zag dat aangever op de stoep stond. Aangever stond ongeveer aan de voorzijde van de woning van verdachte. De afstand tussen verdachte en aangever was niet groter dan 5 à 6 meter. Tevens zag verbalisant dat aangever als het ware bevroor. Hij zag namelijk dat aangever strak bleef staan en niet wegliep. Verbalisant zag dat het lemmet van het mes ongeveer 20 à 25 centimeter was. Vanwege de dreigende situatie heeft verbalisant zijn dienstwapen ter hand genomen. Verbalisant heeft meerdere malen, met een luide stem, aangegeven dat verdachte moest stoppen en het mes moest neerleggen. Verbalisant zag dat verdachte geen gevolg gaf aan dit bevel. Hierop schoot verbalisant één keer in de lucht. Hierop reageerde verdachte wel. Verbalisant zag namelijk dat verdachte stopte en niet meer verder liep. Verdachte heeft het mes weggegooid richting zijn tuin. [4]
Verbalisant [verbalisant2] , die ook aanwezig was bij het incident, heeft het mes in beslag genomen als zijnde betrokken bij een bedreiging met een mes. Hij zag dat het mes een lengte had van 36 centimeter. Tevens zag hij dat het lemmet een lengte had van ongeveer 22 centimeter. Het goed betrof een vleesmes. [5]
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of een zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Verdachte had de politie gebeld omdat kinderen, waaronder het kind van aangever, glas op de weg hadden gegooid. Toen de politie aangever hierop aangesproken had is aangever het glas gaan opruimen. Aangever zou daarna de vrouw van verdachte onheus hebben behandeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij het mes en de lepel in zijn handen had omdat hij aan het koken was. Wat betreft het mes volgt het hof verdachte niet in die verklaring. Het hof houdt verdachte aan zijn eerdere verklaring, dat hij het mes bij de voordeur had liggen omdat hij aangever wilde waarschuwen als hij bij hem aan de deur kwam. Dit vindt ook ondersteuning in de uitlatingen die verdachte heeft gedaan in een gesprek met de meldkamer, inhoudende ‘Komt ie bij mijn deur, heeft ie geluk, ik heb het slagersmes voor ‘m klaar liggen en steek ‘m hartstikke dood’. [6] Verdachte heeft het mes gepakt en is met het mes en de lepel in zijn handen naar buiten gegaan. Het mes had een lemmet van ongeveer 22 centimeter. Verdachte is in versnelde pas op aangever afgelopen. Hierop volgend heeft verbalisant [verbalisant1] verdachte meerdere keren bevolen om het mes neer te leggen. Verdachte heeft dit pas gedaan nadat de verbalisant een waarschuwingsschot had gelost.
Aangever heeft verklaard dat hij verstijfde en angst voelde. Hij dacht dat verdachte hem daadwerkelijk zou doodsteken. Dit sluit aan bij wat verbalisant [verbalisant1] in zijn proces-verbaal van bevindingen heeft verklaard. Verbalisant zag dat aangever als het ware bevroor. Aangever bleef strak staan en liep niet weg.
Alles overziend is het hof is van oordeel dat hier sprake is van een strafbare bedreiging. Hetzelfde geldt voor de tenlastegelegde woorden: "Wat wil je dan, ik maak je af". Verdachte heeft deze woorden volgens aangever geroepen toen verdachte in zijn richting rende met het mes. Ondanks dat alleen aangever over deze woorden heeft verklaard is het hof van oordeel dat, gelet op de uit het hierboven genoemde meldkamergesprek en de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] blijkende context waarin het incident heeft plaatsgevonden, ook deze mondelinge bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat gezien de aard van de door verdachte gedane uitlatingen, alsmede de omstandigheden waaronder die zijn gedaan, te weten toen verdachte met een versnelde pas naar aangever liep met een groot mes in zijn hand, sprake is van een bedreiging die van dien aard is dat bij de aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zijn leven zou kunnen verliezen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling(e) verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof verwerpt derhalve het door de raadsvrouw gevoerde verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 februari 2019, in de gemeente [gemeente] , [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam1] de woorden "Wat wil je dan, ik maak je af", toe te voegen en (vervolgens) met een vleesmes in de hand naar die [naam1] af te rennen/lopen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De raadsvrouw heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast dient te worden, omdat verdachte een maand na het incident slachtoffer is geworden van een ernstig steekincident. Verdachte is toen gestoken door aangever. Tevens schrijft de reclassering dat er met betrekking tot recidivegevaar weinig risico’s zijn. Nu aangever niet meer aan [adres ] in [plaats] woont is de rust weergekeerd. Tevens is het feit van twee jaar geleden. Op grond van het voorgaande is een straf niet meer passend.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 14 februari 2019 tijdens een burenruzie schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Door aldus te handelen heeft verdachte sterke gevoelens van angst en onveiligheid bij aangever [naam1] teweeggebracht. Het hof rekent dit verdachte aan. Daarbij is in ogenschouw genomen dat er sprake was van een langer lopende conflictsituatie en dat bij verdachte ongenoegen bestond over de wijze waarop hij door de meldkamer te woord werd gestaan. Het hof ziet hierin echter op geen enkele wijze rechtvaardiging voor het handelen van verdachte. Ook indien deze context in aanmerking wordt genomen, is een straf op zijn plaats.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het hof voorts acht geslagen op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juli 2021 van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de raadsvrouw en verdachte naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof.
Het hof heeft daarnaast ook rekening gehouden met het voor deze strafzaak opgemaakt advies van Reclassering Nederland d.d. 30 april 2019, waaruit blijkt dat alle risico’s als laag worden ingeschat. Tevens volgt uit dit rapport dat verdachte op 6 maart 2019 in zijn hals is gestoken door aangever. Hierbij is een slagader geraakt. Ten gevolge daarvan is verdachte een aantal dagen in coma gehouden in het ziekenhuis.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit hof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Het hof acht, gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, en vanuit een oogpunt van normhandhaving en speciale preventie een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Mes.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 24 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Noord-Nederland, district Groningen, basisteam Ommelanden-Noord, met dossiernummer PL0100-2019039242 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 60.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 25-26.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50-51.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 35-36.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 47.