ECLI:NL:GHARL:2021:9166

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
21-000381-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met een stuk glas en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling, gepleegd op 19 februari 2017 in café [naam1] te [plaats]. De verdachte heeft het slachtoffer, [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door met een stuk glas in het gezicht van het slachtoffer te slaan. Het hof heeft vastgesteld dat het letsel, bestaande uit meerdere snijwonden in het gelaat, als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd volgens artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op te leggen. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.981,63, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling schade heeft geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van uitgaansgeweld en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000381-20
Uitspraak d.d.: 23 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 27 januari 2020 met parketnummer 16-054167-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het vonnis van de politierechter zal worden bevestigd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.E. Hissel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 27 januari 2020 ter zake van het primair tenlastegelegde, te weten zware mishandeling, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.385,79, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (diepe) snijwonden in het gelaat, heeft toegebracht door die [benadeelde partij]
- ( met) een stuk glas in/op/tegen het gezicht, althans in/op/tegen het hoofd te prikken en/of te slaan en/of te duwen en/of
- in/op/tegen het hoofd te stompen en/of slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij]
- ( met) een stuk glas in/op/tegen het gezicht, althans in/op/tegen het hoofd, heeft geprikt en/of geslagen en/of geduwd en/of
- in/op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij]
- ( met) een stuk glas in/op/tegen het gezicht, althans in/op/tegen het hoofd te prikken en/of te slaan en/of te duwen en/of
- in/op/tegen het hoofd te stompen en/of slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (diepe) snijwonden in het gelaat ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die aangever [benadeelde partij] met een stuk glas heeft geslagen. Verder stelt de verdediging dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn, omdat deze verschillende lezingen bevatten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Aangever [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij op 19 februari 2017 in café [naam1] te [plaats] een steek in de linkerzijde van zijn gezicht voelde en zag dat verdachte dit had gedaan. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en aangever tegen elkaar aan stonden en dat zij in een soort gevecht waren. [getuige1] heeft voorts verklaard dat hij verdachte naar een andere ruimte bracht, waar hij zag dat verdachte een snee in zijn hand had. Getuige [getuige2] heeft verklaard dat hij zag dat aangever zijn hand op zijn wang hield, dat een andere jongen (het hof begrijpt: verdachte) tegenover aangever stond en dat deze jongen een glas in zijn hand had. Ook zag hij dat verdachte bloed op zijn hand had. Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige2] verklaard dat hij aan de verwondingen van aangever kon zien dat hij glas in zijn gezicht had gekregen. Verder heeft [getuige2] verklaard dat verdachte en aangever na deze gebeurtenis naar een andere ruimte werden gebracht.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen te twijfelen, ook niet naar aanleiding van hetgeen van de zijde van de verdediging is aangevoerd. De getuigen verklaren op eigen wijze en vanuit hun eigen invalshoek over hetgeen zij hebben waargenomen. De verklaringen zijn duidelijk, consistent en stemmen bovendien onderling op de kernpunten overeen. Zij stemmen ook overeen met hetgeen aangever heeft verklaard. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van betrouwbaar bewijs. Voorts is het hof van oordeel dat enig ander scenario niet aannemelijk is geworden en geen steun vindt in het dossier.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het bij aangever geconstateerde letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. Bij de beantwoording van de vraag of dergelijk letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel heeft het hof in aanmerking genomen de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof stelt vast dat bij aangever meerdere snijwonden in het gelaat zijn toegebracht. Op de linkerzijde van de wang betreft dat onder andere een snijwond van vijf centimeter tot in het subcutane weefsel en aan de linkerzijde van de mond van aangever een snijwond van anderhalve centimeter. Deze snijwonden zijn op de spoedeisende hulp afdeling van het ziekenhuis gehecht met vijftien hechtingen. Van die verwondingen resteren volgens de nadere schriftelijke informatie, gevoegd bij het schadevergoedingsformulier, zichtbare littekens op de gemelde plaatsen in het gelaat. Deze informatie, die aangever op 7 juni 2019 heeft ingebracht, past bij hetgeen in het ziekenhuis bij aangever aan letsel is vastgesteld op 19 februari 2017.
Aldus stelt het hof vast dat het letsel dat verdachte heeft toegebracht van dien aard was dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en het ook na dit medisch ingrijpen blijvend van aard is. Bij aangever resteren immers op meerdere zichtbare plaatsen littekens in het gelaat. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 jo. 302 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Het hof is van oordeel dat de gedraging van verdachte, te weten het slaan met een stuk glas in de hand tegen het gelaat van aangever, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van algemene bekendheid mag worden verondersteld dat het hoofd, in het bijzonder het gezicht, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is en dat de kans op ernstig (zwaar) letsel aanmerkelijk te achten is, indien daartegen met een stuk glas wordt geslagen. Een stuk glas kan immers ernstige verwondingen veroorzaken, waarvan de littekens een blijvende, ontsierende werking hebben. Door aangever met een glas in zijn gezicht te slaan heeft verdachte aldus op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van dergelijk zwaar lichamelijk letsel. Van aanwijzingen voor het tegendeel is het hof niet gebleken. Het hof acht daarmee het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 9 september 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 19 februari 2017 was ik in café [naam1] te [plaats] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 14 tot en met 16 van het dossier van politie Eenheid Midden-Nederland met nummer 2017052414, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
Plaats delict: gemeente [gemeente]
Op 19 februari 2017 ben ik naar café [naam1] in [plaats] gegaan. Ik heb per ongeluk
het drankje van een man omgestoten. Ik heb bij de bar een nieuw drankje besteld en
dat aan de man gegeven. Toen ik mij omdraaide voelde ik een soort steek in linker
wang/kaak. Ik zag dat [verdachte] naast mij stond en dat hij dit had gedaan. Direct hierna voelde ik nog een steek op ongeveer dezelfde plek in mijn gezicht. Ik voelde dat er bloed uit mijn gezicht stroomde. Ik ben toen met [naam2] langs de garderobe gelopen naar achteren naar café [naam3] . Café [naam3] was op dat moment gesloten. Ik hoorde [naam2] vragen: "wie heeft het gedaan". Ik hoorde toen volgens mij [naam4] (mede eigenaar van het café) zeggen: 't was [verdachte] '. Toen ik daar (het hof begrijpt: in café [naam3] ) zat zag ik op een gegeven moment [naam4] binnen komen lopen. Ik zag dat [naam4] de man bij zich had die mij had toegetakeld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2017, opgenomen op pagina 39 tot en met 40 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige1] :
Ik ben leidinggevende in café [naam1] te [plaats] . Ik zag op 19-02-2017 twee mannen tegen elkaar aan staan. Ze waren in een soort gevecht. Ik zag dat 1 man [verdachte] was. Die andere man bleek later dit slachtoffer [benadeelde partij] te zijn. Ik nam [verdachte] mee naar achteren. Ik nam hem mee naar club [naam3] . Ik zag daar dat [verdachte] een snee in zijn rechter hand had. Later bleek dat [benadeelde partij] in zijn gezicht was gesneden. Ik zag later ook allemaal bloed op de muur waar beide mannen stonden. Zijn gegevens zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1983.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 maart 2017, opgenomen op pagina 43 tot en met 44 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige2] :
Ik was die avond (het hof begrijpt: 19 februari 2017) als bezoeker in café [naam1] te [plaats] . Ik zag op dat moment dat [benadeelde partij] zijn hand op zijn wang hield. Ik zag dat er tegenover [benadeelde partij] een andere jongen stond. Ik zag dat die jongen een glas in zijn hand had. Ik zag dat er ook bloed op de hand van die jongen zat die het glas in zijn hand had. Ik zag dat [benadeelde partij] en die andere jongen door mensen mee naar achteren werden genomen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris d.d. 22 juni 2021, inhoudend als verklaring van getuige [getuige2] :
Ik draaide mij om, en toen zag ik de bloedspetters letterlijk op ons af vliegen. Ik zag een bebloede jongen en een andere jongen die werd tegengehouden. [benadeelde partij] greep naar zijn eigen gezicht, hij was de bebloede jongen. Hij had bloed op zijn gezicht. Volgens mij had hij glas in zijn gezicht gekregen. Ik kon dat zien aan zijn verwondingen. Later zijn zij mee naar achteren genomen.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring, opgemaakt door [de arts] , arts, d.d. 19 februari 2017, opgenomen op pagina 18 tot en met 20 van voornoemd dossier, inhoudende:
Aankomst spoedeisende hulp: 19-2-2017
[benadeelde partij]
Auteur: [de arts] , arts
Anamnese:
2 maal in het gezicht geslagen met een glas.
Lichamelijk onderzoek:
Aangezicht: meerdere snijwonden op de linkerzijde van het gelaat waarvan 1 à 5 cm tot in subcutis. En 1 links van de mond à 1.5 cm.
Conclusie: multipele snijwonden aangezicht zonder verdenking ossaal letsel
Gesloten middels 15x ethilon 6.0 (het hof begrijpt: 15 hechtingen).
7. Een schriftelijk bescheid, te weten het Schadeonderbouwingsformulier, gevoegd als bijlage bij het Verzoek tot Schadevergoeding d.d. 7 juni 2019, opgesteld door [naam5] en ingediend door [benadeelde partij] , inhoudende:
De diepere verwondingen hebben littekens achtergelaten, waarvan dat van de grootste wond ook het meest prominent en het meest opvallend is.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gelaat, heeft toegebracht door die [benadeelde partij] met een stuk glas in het gezicht te prikken en/of te slaan en/of te duwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door met een stuk glas in het gezicht van het slachtoffer, [benadeelde partij] , te slaan. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de fysieke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft aan de gebeurtenis blijvende littekens in zijn gezicht overgehouden. Dat betekent dat het slachtoffer de rest van zijn leven dagelijks zal worden geconfronteerd met deze gebeurtenis. Uit de slachtofferverklaring die het slachtoffer ter zitting van het hof heeft voorgelezen, blijkt dat hij hiervan ook in het maatschappelijk verkeer hinder ondervindt. Tevens heeft dit gebeuren het slachtoffer belemmerd in zijn functioneren, waardoor hij onder andere studievertraging heeft opgelopen.
Daarnaast is het delict gepleegd in een horecagelegenheid. Uitgaansgeweld heeft een grote invloed op het veiligheidsgevoel van de samenleving in het algemeen en dat van slachtoffers van uitgaansgeweld in het bijzonder. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft telkens ontkend dat hij het misdrijf heeft gepleegd en wekt de indruk dat hij in deze zaak het slachtoffer is. Aldus heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor de gevolgen van zijn handelen.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 29 juli 2021. Daaruit blijkt dat verdachte bij onherroepelijke uitspraken eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof heeft ook rekening gehouden met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Er is immers sprake van een veroordeling voor zware mishandeling, een strafbaar feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangever heeft gemaakt. Het hof heeft tot slot rekening gehouden met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, zoals opgelegd door de politierechter, passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, die ter terechtzitting van de politierechter is aangevuld. Deze vordering bedraagt in totaal € 5.885,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.385,79. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Daarnaast heeft de benadeelde partij in hoger beroep de post ‘reis- en parkeerkosten’, waarvan de kosten in eerste aanleg nog niet bekend waren, aangevuld met een bedrag van € 95,84.
Door of namens verdachte is de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de hoogte niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22b, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.981,63 (vijfduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 981,63 (negenhonderdeenentachtig euro en drieënzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.981,63 (vijfduizend negenhonderdeenentachtig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 981,63 (negenhonderdeenentachtig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 64 (vierenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 19 februari 2017.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 23 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.C. Kole is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.