ECLI:NL:GHARL:2021:9134

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
200.286.476/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koop van douche- en postoelen tussen BroGeMa Real Estate B.V. en Holland Medicals B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen BroGeMa Real Estate B.V. en Holland Medicals B.V. over de levering van tweedehands douche- en postoelen aan Woonzorgcentrum Zuidlaarder Hout. De kern van de zaak is de vraag of BroGeMa deze goederen heeft gekocht of dat de koper een andere vennootschap was, De Buurtzuster B.V., die inmiddels failliet is verklaard. Holland Medicals vordert betaling van een factuur van € 2.400,- die op 27 oktober 2017 is verzonden naar het zorgcentrum. BroGeMa heeft in hoger beroep betoogd dat de overeenkomst niet met haar, maar met De Buurtzuster is gesloten, en dat de factuur al is betaald.

Het hof heeft het procesverloop in hoger beroep bekeken, inclusief de memorie van grieven en de memorie van antwoord. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de overeenkomst met BroGeMa is gesloten. De argumenten van BroGeMa dat de stoelen aan De Buurtzuster zijn verkocht, zijn door het hof verworpen. Het hof stelt vast dat BroGeMa in het verleden alle leveringen aan het zorgcentrum heeft betaald zonder te vermelden dat deze betalingen namens een andere partij zijn gedaan. Dit wijst erop dat BroGeMa zichzelf als koper beschouwde.

Daarnaast heeft BroGeMa een verweer gevoerd dat de vordering al is betaald, maar het hof oordeelt dat dit verweer onvoldoende is onderbouwd. Er is geen bewijs geleverd van de betaling, zoals een kwitantie of andere documentatie. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt BroGeMa tot betaling van de proceskosten en nakosten aan Holland Medicals.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.476/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8365774)
arrest van 28 september 2021
in de zaak van
BroGeMa Real Estate B.V.,
gevestigd te Alteveer,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
Brogema,
advocaat: mr. B.B.P.J.M. Derks, die kantoor houdt te Apeldoorn,
tegen
Holland Medicals B.V.,
gevestigd te Hoogezand,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Holland Medicals,
advocaat: mr. S.K. Tuithof, die kantoor houdt te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Het procesverloop in dit hoger beroep blijkt uit de memorie van grieven tegen het tussen partijen gewezen vonnis van 17 november 2020 van de rechtbank Noord-Nederland in Assen, de memorie van antwoord en de daarna door beide partijen nog genomen akten. Ten slotte heeft Brogema het dossier aan het hof gestuurd en heeft het hof beslist dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait in deze procedure om de vraag of Brogema van Holland Medicals in september of oktober 2017 een aantal tweedehands douche- en postoelen heeft gekocht, of dat de koper een andere BV was: het inmiddels gefailleerde De Buurtzuster BV. Ook wordt het verweer gevoerd dat deze rekening al is betaald.
2.2
De Buurtzuster hield zich indertijd bezig met het verlenen van thuiszorg vanuit haar vestigingsadres in Roden en met het verlenen van zorg aan de cliënten in Woonzorgcentrum Zuidlaarder Hout (WZH) aan de Wilhelminalaan 4 in Zuidlaren. Holland Medicals heeft de gekochte douche- en postoelen aan het adres van WZH afgeleverd en op 27 oktober 2017 aan dat zorgcentrum een factuur gestuurd van € 2.400,- inclusief btw.
2.3
Tussen de Buurtzuster en Brogema bestond een rekening-courantverhouding. De (indirecte) bestuurders van deze vennootschappen waren de echtgenoten [bestuurder1] (De Buurtzuster) en [bestuurder2] (Brogema). De Buurtzuster is op 19 december 2018 gefailleerd.
2.4
Holland Medicals heeft betaling door Brogema van de factuur gevorderd, vermeerderd met handelsrente en kosten, met name omdat die vennootschap ook eerdere leveringen aan WZH heeft betaald. De kantonrechter heeft de vordering van Holland Medicals toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat deze alsnog wordt afgewezen.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de bezwaren (grieven) van Brogema hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken. De conclusie zal zijn dat de bestreden beslissing in stand blijft.
De overeenkomst is gesloten met Brogema, en niet met De Buurtzuster
3.2
Volgens Brogema zijn de stoelen niet aan haar verkocht, maar aan De Buurtzuster. De bestelling is namelijk geplaatst en de pakbon is getekend door een werknemer van die vennootschap, [functie] [de werknemer] , en WZH was een vestiging van De Buurtzuster. De kantonrechter heeft dat verweer echter gepasseerd en heeft daartoe het volgende overwogen.
Zoals BroGeMa ook niet heeft ontkend, zijn in het verleden alle leveranties van Holland Medicals aan WZH door haar betaald en heeft zij aangegeven dat ook de betreffende leverantie is voldaan c.q. zou worden voldaan. Gesteld noch gebleken is dat BroGeMa bij enige betaling of op enig moment jegens Holland Medicals heeft aangegeven dat zij deze verrichtte ten behoeve van De Buurtzuster B.V. en zij met deze vennootschap een rekening-courantverhouding onderhield, terwijl wel van BroGeMa verwacht had mogen worden dat zij als betalende partij duidelijkheid had verschaft over haar(beweerdelijke) positie en dat zij niet als contractspartij mocht worden beschouwd.
3.3
Het hof onderschrijft deze conclusie van de kantonrechter en voegt daar het volgende aan toe.
3.4
Of iemand voor zichzelf of in naam van een ander heeft gecontracteerd, hangt af van wat hij en die ander daaromtrent tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden [1] . Ook feiten die zich na de transactie hebben afgespeeld, kunnen bij deze uitleg een rol spelen. In dit geval is bij deze beoordeling van belang dat over een aantal voor de beoordeling mogelijk relevante feiten en omstandigheden niets is aangevoerd. Zo heeft Brogema zich er niet op beroepen dat [de werknemer] zich als gemachtigde van WZH of van Brogema heeft gepresenteerd. Het hof gaat er daarom vanuit dat uit diens mededelingen niet kon worden opgemaakt namens welke vennootschap [de werknemer] handelde. Ook is niet aangevoerd dat voor Holland Medicals duidelijk was bij welke vennootschap hij in dienst was. Het moet er daarom voor worden gehouden dat Holland Medicals daarover geen informatie had. Brogema stelt in appel weliswaar dat Zuidelaarder Hout een handelsnaam van Buurtzuster was, maar deze stelling is in tegenspraak met haar erkenning bij de kantonrechter dat Zuidlaarder Hout (of WZH) geen handelsnaam van Buurtzuster of van Brogema was. Brogema onderbouwt haar andersluidende stelling niet en de overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel en het faillissementsverslag van de Buurtzuster bieden daarvoor ook geen steun. Er zijn dus geen aanknopingspunten voor het standpunt dat Holland Medicals heeft moeten begrijpen dat zij in weerwil van de betalingen door Brogema met De Buurtzuster zaken deed.
3.5
Brogema heeft bij de kantonrechter nog wel aangevoerd dat de door haar in het verleden betaalde facturen aan De Buurtzuster waren verzonden, maar in hoger beroep wordt dat niet volgehouden: Holland Medicals zegt die facturen te hebben gestuurd aan het afleveradres in Zuidlaren, en ook Brogema zelf merkt in de memorie van grieven op dat die eerdere facturen op naam stonden van Zuidlaarder Hout (en niet van De Buurtzuster). Dat de facturen wel stonden op de handelsnaam van De Buurtzuster, zoals Brogema nog suggereert, is ook onjuist. Zoals gezegd, was WZH (of Zuidlaarder Hout) immers niet de handelsnaam van die vennootschap. Uit het door Brogema zelf overgelegde uittreksel uit het Handelsregister blijkt wat haar handelsnaam wel was: De Buurtzuster B.V.
3.6
Vast staat daarentegen dat eerdere leveringen aan het adres van WZH steeds door Brogema zijn betaald, zonder dat zij daarbij aangaf die betalingen namens een andere partij te verrichten. De kantonrechter heeft dat terecht van belang geacht, en heeft daaraan toegevoegd dat Brogema heeft aangegeven dat ook de betreffende leverantie zou worden voldaan. Dat laatste is in hoger beroep niet bestreden. Onbestreden is bovendien gebleven dat Brogema eigenaar was van het pand waar WZH was gevestigd, en bij de verkoop daarvan ook de door Holland Medicals geleverde zaken heeft verkocht – met inbegrip van de stoelen waar deze procedure over gaat. Dat wijst erop dat zij zich als eigenaar daarvan beschouwde, terwijl niet is aangevoerd dat Brogema deze zaken voordien van De Buurtzuster heeft overgenomen. Dat wijst erop dat zij zichzelf als koper heeft beschouwd. Ten slotte: anders dan Brogema aanvoert, kan het hof uit de mededelingen van Holland Medicals niet afleiden dat de vordering ter verificatie in het faillissement van De Buurtzuster is ingediend.
Het verweer dat de vordering al is betaald, is nog steeds onvoldoende onderbouwd
3.7
Brogema heeft ook het verweer gevoerd dat de vordering van Holland Medicals door [de werknemer] contant is betaald. De kantonrechter heeft dat zelfstandige verweer, waarvan op Brogema de bewijslast rust, verworpen. Brogema heeft namelijk nagelaten aan te geven wanneer en op welke wijze [de werknemer] die betaling zou hebben gedaan, en aan wie. In zoverre heeft zij het verweer naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd.
3.8
Deze conclusie van de kantonrechter was juist, en ook in hoger beroep ontbreekt een deugdelijke onderbouwing: nog steeds is geen kwitantie overgelegd, en wordt niet aangevoerd wanneer, waar, aan wie en hoe [de werknemer] ter voldoening van de koopsom contante betalingen heeft gedaan. Het blijft ook wat Brogema betreft bij een vermoeden: het is in de ogen van die partij ‘aannemelijk’ dat [de werknemer] een pinopname heeft gedaan ter voldoening van de facturen waarvan nakoming wordt gevorderd. Concreter wordt het niet. In hoger beroep zal daarom (opnieuw) het aanbod worden gepasseerd om [de werknemer] als getuige te horen over de vraag hoe, aan wie en wanneer de gestelde betaling aan Holland Medicals heeft plaatsgevonden.
De conclusie
3.9
Het vonnis zal worden bekrachtigd. Gegeven de toewijsbaarheid van de hoofdsom is geen deugdelijk verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Brogema zal ook in hoger beroep worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die Holland Medicals heeft gemaakt (tariefgroep I, 1,5 punten).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Assen van 17 november 2020;
2. veroordeelt Brogema in de proceskosten in hoger beroep. Tot nu toe worden die aan de kant van Holland Medicals vastgesteld op
  • € 772,- aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € *,- aan salaris.
Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. veroordeelt [Brogema] ook tot betaling van € 163,- aan nakosten. Dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- als [Brogema] niet heeft betaald binnen veertien dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak bekend heeft gemaakt (betekend). Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
dinsdag 28 september 2021.

Voetnoten

1.HR 11 maart 1977, LJN: AC1877 NJ 1977, 521.