ECLI:NL:GHARL:2021:9126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
200.272.347/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broers over verdeling van nalatenschap en weiland

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee broers over de verdeling van de nalatenschap van hun in 2017 overleden moeder. De broers, [geïntimeerde] en [appellant], zijn als enig erfgenamen gerechtigd in de nalatenschap, die onder andere een weiland omvat. Het hof oordeelt dat, gezien het langdurige conflict tussen de broers, een toedeling van het weiland aan een van hen niet wenselijk is. In plaats daarvan wordt besloten dat het weiland verkocht moet worden, waarbij de netto-opbrengst gelijk tussen de broers wordt verdeeld. Dit besluit is genomen om verdere escalatie van het conflict te voorkomen, aangezien beide broers al lange tijd in onmin leven en niet in staat zijn om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd, die het weiland aan [geïntimeerde] had toebedeeld, en heeft de verdeling van de overige goederen van de nalatenschap bij helfte tussen de broers bevestigd. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.272.347/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 221691)
arrest van 28 september 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. M. Helmantel te Sappemeer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen:
[geïntimeerde],
advocaat mr. M.K. Groothoff-de Bruin te Leusden.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
10 oktober 2018, 27 maart 2019 en 9 oktober 2019 die de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, (hierna: de rechtbank) heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het tussenarrest van dit hof van 10 maart 2020, de memorie van grieven, met producties, van 14 juli 2020, de memorie van antwoord van 25 augustus 2020 met één productie en de akte overlegging productie van [appellant] van dezelfde datum.
2.2
Op 29 juni 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd.
2.3
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en daartoe de stukken aan het hof overgelegd, waarna het hof een datum voor arrest heeft bepaald.

3.Waar gaat deze procedure over?

3.1
Deze zaak gaat over een langlopend conflict tussen twee broers, die elk aanspraak maken op een weiland, dat deel uitmaakt van de nalatenschap van hun moeder.
3.2
Het hof oordeelt dat, in het licht van het reeds lang slepende conflict tussen beide broers, toedeling aan een van hen of verdeling bij helfte niet in de rede ligt, maar dat verkoop van het weiland de aangewezen wijze van verdeling is. Na een bespreking van de feiten en de weergave van de beslissing van de rechtbank zal het hof zijn beslissing toelichten.

4.De vaststaande feiten

4.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
4.2
[geïntimeerde] en [appellant] zijn broers. Zij zijn als enig erfgenamen, ieder voor de onverdeelde helft, gerechtigd in de nalatenschap van hun [in] 2017 overleden moeder, [de moeder] .
4.3
Tot die nalatenschap behoorden onder meer als baten ten tijde van overlijden van moeder de vrijstaande woning aan [adres1] 14 te [woonplaats1] (hierna: de woning), een perceel weiland aan de [adres2] te [woonplaats1] , kadastraal bekend [woonplaats1] [nummer] (hierna: het weiland) en banktegoeden en contanten. Ook was sprake van schulden ten tijde van overlijden van moeder, bestaande uit een schuld aan [geïntimeerde] en [appellant] wegens het vooroverlijden van vader, andere kleine schulden en de kosten van de begrafenis.
4.4
[geïntimeerde] heeft een notaris benaderd om te helpen bij de afwikkeling van de nalatenschap(pen). De notaris heeft een verklaring van erfrecht en een boedelbeschrijving opgesteld en de afwikkeling ter hand genomen. In dat kader heeft de notaris opdracht gegeven de woning en het weiland te taxeren. De woning is door Suurland Makelaardij op
27 maart 2017 getaxeerd op een bedrag van € 85.000,- en het weiland is door Suurland Makelaardij getaxeerd op een bedrag van € 32.500,-.
4.5
Partijen hebben in mei 2017 via een makelaar de woning te koop aangeboden. [geïntimeerde] heeft [appellant] in kort geding gedagvaard en veroordeling van [appellant] gevorderd om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan een derde voor een bedrag van € 110.000,-. [appellant] heeft zijn medewerking niet verleend omdat hij verwachtte dat een hogere verkoopopbrengst gerealiseerd kon worden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] bij vonnis van 8 februari 2018 afgewezen.
4.6
Nadien is de woning aan een derde verkocht voor een bedrag van € 125.000,-. Van deze verkoopopbrengst hebben partijen ieder een bedrag van € 41.911,- ontvangen, waarmee de schuld van moeder aan [geïntimeerde] en [appellant] wegens vooroverlijden van vader is voldaan. Het restant van de verkoopopbrengst is in beheer bij de notaris.
4.7
[geïntimeerde] heeft [appellant] om toedeling verzocht van het weiland. [appellant] heeft onder meer bij e-mail van 1 mei 2018 bericht daaraan geen medewerking te verlenen:
(..) was het oorspronkelijk de bedoeling dat u dit zou krijgen, maar door alles wat er gebeurt is denk ik daar inmiddels wel anders over. Ik ben niet van plan dit land voor 32.500,00 euro te verkopen. (..)
4.8
Vervolgens heeft [appellant] bij e-mail van 8 mei 2018 aan [geïntimeerde] bericht het weiland ook voor het bedrag van € 32.500,- te willen verwerven.

5.De vordering en de beslissing van de rechtbank

5.1
[geïntimeerde] heeft bij de rechtbank, kort samengevat, gevorderd de verdeling van de nalatenschap vast te stellen en in dat kader te bepalen dat het weiland tegen een waarde van
€ 32.500,- aan hem wordt toebedeeld, dat [appellant] zijn medewerking moet verlenen aan de overdracht van het weiland en verder te bepalen dat het overige vermogen bij helfte tussen partijen wordt verdeeld en dat [appellant] zijn medewerking moet verlenen aan het opheffen van de bankrekeningen, een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
5.2
De rechtbank heeft, kort samengevat, het weiland toebedeeld aan [geïntimeerde] tegen een waarde van € 32.000,- en onder verrekening van het aandeel van [geïntimeerde] in de nalatenschap van de moeder van partijen, de overige goederen van de nalatenschap van de moeder van partijen bij helfte tussen partijen verdeeld.

6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

De vorderingen in hoger beroep
6.1
[appellant] vordert in hoger beroep, kort gezegd, dat het hof het vonnis van
9 oktober 2019 van de rechtbank (hierna: het vonnis) voor wat betreft de toedeling van het weiland zal vernietigen en het weiland aan beiden zal toedelen dan wel aan hemzelf zal toedelen tegen een waarde van € 32.000,-. Hij komt niet op tegen de wijze waarop de overige goederen van de nalatenschap van de moeder door de rechtbank tussen de broers zijn verdeeld.
6.2
[appellant] heeft in hoger beroep een drietal bezwaren (‘grieven’) tegen het vonnis geformuleerd. [geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep en heeft daarnaast de grieven van [appellant] bestreden en veroordeling gevorderd van [appellant] in de kosten van beide instanties.
6.3
[geïntimeerde] heeft ter zitting het beroep op niet-ontvankelijkheid ingetrokken, zodat het hof dit niet zal behandelen.
De grieven
6.4
Deze zaak betreft de verdeling van een nalatenschap tussen twee broers die al jaren in onmin met elkaar leven en niet in staat zijn gebleken zelf tot (volledige) verdeling te komen. Dit betekent dat het hof de wijze van verdeling zal vaststellen. Het hof stelt daarbij voorop dat de rechter die de verdeling van een gemeenschap vaststelt op de voet van art. 3:185 lid 1
BW - waarbij hij naar billijkheid rekening moet houden met de belangen van partijen en het algemeen belang - niet gebonden is aan wat partijen hebben gevorderd en niet expliciet in hoeft te gaan op wat partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
6.5
Struikelblok voor de verdeling van de nalatenschap van de moeder vormt het weiland. [appellant] is het er niet mee eens dat de rechtbank heeft beslist dat een verdeling bij helfte van het weiland niet aan de orde kan zijn en dat het weiland aan [geïntimeerde] moet worden toebedeeld. Wat betreft zijn bezwaar tegen het niet aan de orde zijn van een verdeling bij helfte faalt zijn betoog; ter zitting bij het hof is duidelijk geworden dat beide broers een diepgeworteld en langslepend familieconflict met elkaar hebben. [geïntimeerde] heeft aangegeven onder meer vanwege die slechte relatie er geen heil in te zien om met [appellant] afspraken te moeten maken over splitsing van het weiland in twee aangrenzende percelen om vervolgens buren van elkaar te moeten worden. [appellant] heeft weliswaar ter zitting gesteld dat met hem prima afspraken te maken zijn, maar heeft niet betwist dat de relatie tussen partijen ernstig verstoord is - zo hebben de broers al 30 jaar geen contact meer met elkaar- en dat het maken van afspraken wel nodig is indien het weiland in tweeën worden gedeeld. Omdat voor het maken van afspraken twee partijen nodig zijn die daartoe bereidwillig zijn, acht ook het hof een verdeling van het weiland bij helfte niet aangewezen.
6.6
Daarmee is nog niet de vraag beantwoord wat er dan wel met het weiland moet gebeuren. Beide partijen hebben ieder voor zich valide lijkende redenen aangedragen waarom het weiland aan de betreffende partij dient te worden toebedeeld tegen een waarde van € 32.000,-. [geïntimeerde] wil graag zijn oude hobby weer oppakken en pony’s gaan houden, waarvoor hij het weiland als gras-hooiland nodig heeft. [appellant] heeft andere plannen met het weiland, te weten het houden van schapen, en is naar zijn zeggen ook emotioneel aan het weiland gehecht. Het hof ziet in de ernstig verstoorde verhouding van partijen aanleiding om, in afwijking van de rechtbank, het weiland niet aan één van beide broers toe te delen. De reden daarvoor is dat, nu het weiland en de toekomstige eigendom daarvan een aanhoudende bron van conflict tussen partijen zijn gebleken, te verwachten valt dat toedeling aan de ene of de andere broer zal leiden tot een zich verder voortslepen van het familieconflict en mogelijk een verergering daarvan. Dit is niet in het belang van partijen, die beiden zichtbaar te lijden hebben onder dit conflict. Daar komt bij dat geen van de broers heeft aangevoerd het weiland nodig te hebben voor broodwinning of een andere noodzakelijke reden. Het geschil lijkt eerder een principekwestie te zijn geworden, en zal naar verwachting niet worden beslecht door toedeling van het weiland aan één van de broers. Het hof zal daarom bepalen dat het weiland dient te worden verkocht, en wel op de in het dictum omschreven wijze, waarna de netto verkoopopbrengst in gelijke delen dient te worden verdeeld tussen beide broers.

7.De slotsom

Slotsom is dat de nalatenschap gedeeltelijk op een andere wijze zal worden verdeeld dan door de rechtbank is bepaald. Omdat partijen broers van elkaar zijn zal het hof de proceskosten van partijen compenseren op de wijze, zoals in het dictum bepaald.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel van 9 oktober 2019, voor zover het betreft onderdeel 3.1 tot en met 3.4 van het dictum,
en opnieuw recht doende:
gelast de navolgende wijze van verdeling van de nalatenschap van [de moeder] (overleden [in] 2017):
- bepaalt dat partijen het perceel weiland, zoals genoemd onder 4.3 van dit arrest, dienen te verkopen en te leveren aan een derde, waartoe partijen binnen vier weken na het wijzen van dit arrest gezamenlijk een opdracht tot verkoop dienen te verstrekken aan makelaar [naam1] (Kuiper Agrarische Makelaardij), zaakdoende aan de Eschhoek 13 te (9642 RA) Veendam;
- bepaalt dat indien partijen niet binnen vier weken na het wijzen van dit arrest gezamenlijk aan makelaar [naam1] een opdracht tot verkoop hebben verstrekt, ieder van hen afzonderlijk en namens de ander(en) bevoegd is tot het verstrekken van een opdracht aan deze makelaar;
- bepaalt dat indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, partijen (of één van hen) de makelaar kunnen verzoeken een bindende marktconforme vraagprijs te bepalen;
- bepaalt dat partijen in overleg met deze makelaar de verkoop aangaan met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, kunnen partijen (of één van hen) de makelaar verzoeken de laatprijs naar beste weten en kunnen bindend te bepalen;
- bepaalt dat indien de verkoopprijs door de makelaar bindend is vastgesteld, partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het betreffende perceel aan de derde tegen die prijs;
- bepaalt dat dit arrest zo nodig in de plaats zal treden van alle rechtshandelingen die één van de partijen in dit verband moet verrichten, waaronder het tekenen van de overeenkomst van opdracht aan de makelaar, de verkoopovereenkomst en de overdrachtsakte;
- bepaalt dat iedere partij bij overdracht van het betreffende perceel aan een derde de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en de levering draagt;
- bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst van het perceel gelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
- verdeelt, voor zover nog nodig, de overige goederen van de nalatenschap van de moeder van partijen bij helfte tussen partijen, met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 2.16 tot en met 2.18 van het vonnis van de rechtbank van
9 oktober 2019, met dien verstande dat in de eindafrekening van de notaris de verkoopopbrengst van het weiland dient te zijn verwerkt alsmede de hiervoor genoemde kosten die met de verkoop van het weiland verband houden;
- compenseert de proceskosten van partijen, in die zin dat elk der partijen van dit hoger beroep de eigen kosten draagt;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, O.E. Mulder en C. Koopman, en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
28 september 2021.