Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 juli 2021;
- een journaalbericht van mr. Van Lieshout van 10 augustus 2021 met producties;
- een verweerschrift van de raad met producties, en
- een verweerschrift van de GI met producties.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam1] namens de raad,
- [naam2] en [naam3] namens de GI, en
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2013 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2018 te [plaats1] .
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Het hof stelt voorop dat het om een machtiging ging met een korte tijdsduur (van 10 mei 2021 tot 12 juli 2021), voor de resterende duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Ter mondelinge behandeling heeft de raadsvertegenwoordiger verklaard dat het al tijdens het raadsonderzoek niet mogelijk is gebleken om met de ouders in contact te komen. Zo heeft de raad aangevoerd dat [naam4] zowel op schrift als bij de voordeur heeft geprobeerd contact te krijgen met de ouders.
Ook later is dat niet gelukt. De moeder heeft enerzijds gesteld dat zij niets heeft gehoord van de raad, [naam4] of de GI, maar heeft anderzijds verklaard dat zij ondanks uitnodiging niet is verschenen bij de beschermingstafel, omdat zij eerder slechte ervaringen heeft gehad met jeugdhulpverlening. De vader heeft desgevraagd verklaard dat hij evenmin naar de beschermingstafel is gekomen, omdat het niet verplicht was daar te verschijnen. Onder deze omstandigheden, waarbij de moeder - ondanks de bij herhaling geuite forse zorgen - geen enkele openheid van zaken over de situatie van de kinderen heeft gegeven, kan - anders dan de moeder heeft betoogd - van hulpverlening in een vrijwillig kader geen sprake zijn. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing met inachtneming van de wettelijke voorschriften en op goede gronden en dus rechtmatig, heeft verleend.