ECLI:NL:GHARL:2021:9080

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
200.292.633
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na echtscheiding met betrokkenheid van jeugdbeschermer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder van drie minderjarige kinderen na hun echtscheiding. De vader, met de Marokkaanse nationaliteit, en de moeder, met de Nederlandse nationaliteit, zijn in 2014 gehuwd en hebben samen drie kinderen. De kinderen wonen bij de moeder, terwijl de vader verzoekt om een zorgregeling waarbij hij de kinderen in het weekend en tijdens vakanties kan zien. De rechtbank Gelderland heeft eerder een beschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en een informatie- en consultatieregeling werd vastgesteld, maar het verzoek van de vader om een zorgregeling werd afgewezen.

In hoger beroep heeft de vader de beschikking van de rechtbank bestreden en verzocht om een zorgregeling vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2021 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is ook de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland vertegenwoordigd. De GI heeft aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn in de hulpverlening en dat er gewerkt kan worden naar een begeleid contact tussen de vader en de kinderen.

Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om contact met hun vader te hebben en heeft de regie van de zorgregeling toevertrouwd aan de GI. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft, en het hof heeft bepaald dat de GI de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen zal verdelen, met inachtneming van de belangen van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.633
(zaaknummer rechtbank Gelderland 367055)
beschikking van 28 september 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.J. Verwers te Wageningen,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld te Wageningen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 april 2021;
- het verweerschrift van de moeder;
- een brief van de GI van 7 mei 2021;
- een journaalbericht van mr. Verwers van 20 augustus 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is verschenen [naam1] . Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam2] verschenen. Tevens is [naam3] verschenen, ambulant hulpverlener van de vader, aan wie, met toestemming van alle aanwezigen, bijzondere toegang tot het bijwonen van de besloten zitting is verleend.

3.De feiten

3.1
De vader heeft de Marokkaanse nationaliteit, de moeder de Nederlandse nationaliteit.
3.2
Partijen zijn [in] 2014 gehuwd te [plaats1] , Marokko.
Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2016,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019, en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2019.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van 13 november 2020 heeft de kinderrechter op verzoek van de raad de kinderen onder toezicht van de GI gesteld tot 13 november 2021.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende de kinderen.
4.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 28 februari 2020, heeft de moeder verzocht de echtscheiding uit te spreken en partijen te bevelen over te gaan tot afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
4.3
Bij verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, heeft de vader verzocht om een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen bij hem verblijven van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede helft van de vakanties en feestdagen. Ook heeft de vader verzocht een informatieregeling vast te stellen.
4.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, en daarnaast - uitvoerbaar bij voorraad - een informatie- en consultatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader eenmaal per maand per mail dient te informeren over de kinderen, waarbij een recente foto wordt meegestuurd, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.5
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, voor zover daarbij zijn verzoek om een zorgregeling vast te stellen is afgewezen, en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek om een al dan niet begeleide zorgregeling vast te stellen alsnog toe te wijzen dan wel een zorgregeling vast te stellen als het hof juist acht, kosten rechtens.
4.6
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Krachtens artikel 8 lid 1 van de hier toepasselijke Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (de Verordening Brussel II-bis) komt de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toe, omdat de kinderen op het tijdstip van aanhangig maken van het geding hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
Op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb. 1997, 299) dient het Nederlandse recht te worden toegepast.
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben omvatten.
5.3
De GI heeft in de brief van 7 mei 2021 bericht over de actuele stand van zaken. Daarin is onder meer vermeld dat de moeder de praktische zaken op de rit heeft, dat zij steun krijgt van de familie bij de opvoeding van de kinderen en dat de rust is wedergekeerd. De kinderen krijgen traumaverwerkingstherapie en voor de moeder is er een traject ingezet dat ziet op de hechtingsrelatie tussen de moeder en de kinderen. Ook de vader volgt een hulpverleningstraject. Wanneer er voldoende veiligheid en stabiliteit is voor de kinderen, en de kinderen eraan toe zijn, kan er gekeken worden naar een eventuele omgang met de vader mits deze duurzaam is, aldus de GI in voormelde brief.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hier nog aan toegevoegd dat gelet op de positieve ontwikkelingen er toegewerkt kan worden naar een begeleid contact tussen de vader en de kinderen. Voor de kinderen is het belangrijk dat zij contact hebben met hun beide ouders en dat zij zich in verband met hun identiteitsontwikkeling een beeld kunnen vormen van hun ouders. Dit geldt helemaal nu de moeder een negatief beeld van de vader schetst. In beginsel zou voor het einde van dit jaar een begeleid contact mogelijk moeten zijn, voor zover het belang van de kinderen daaraan niet in de weg blijkt te staan. De GI heeft aangeboden de regie te willen voeren bij de invulling van deze mogelijke zorgregeling.
5.4
Naar aanleiding van voormelde ontwikkelingen en nu er meer zicht is op de resultaten van de hulpverlening heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling zijn eerdere advies aangepast. De raad verzoekt het hof nu een zorgregeling vast te stellen waarbij de invulling, de frequentie en de wijze waarop het contact met de kinderen dient plaats te vinden wordt overgelaten aan de regie van de GI. Hierbij verwacht de raad van de GI dat zij daarvoor een duidelijk plan en tijdspad maakt en voor de kinderen kijkt naar wat mogelijk is.
5.5
De vader kan zich vinden in het voorgestelde traject. Uit zijn persoonlijkheidsonderzoek is gebleken dat er geen aantoonbare symptomen van een persoonlijkheidsstoornis aanwezig zijn. Hij verzoekt het hof in de te geven beschikking een duidelijke regeling op te nemen. Dat kan van belang zijn voor de beslissing over zijn verblijfsvergunning.
5.6
De moeder heeft verklaard dat zij ook kan instemmen met het toewerken naar een begeleid contact tussen de vader en de kinderen, maar dat niet alleen naar de wensen van de vader moet worden geluisterd. Ook naar het belang van de kinderen moet worden gekeken. [de minderjarige1] krijgt nog traumatherapie. Daarmee moet rekening gehouden worden bij de beoordeling of zij al toe is aan contact met haar vader.
5.7
Gebleken is dat er sinds de bestreden beschikking veel hulpverlening is ingezet, zowel voor de kinderen als voor de ouders. Er is meer zicht op de ouders. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat er wordt gekeken naar de mogelijkheden van contact tussen de kinderen en de vader, zodat de kinderen zich een beeld van hem kunnen vormen. De kinderen staan onder toezicht van de GI. In het kader van die ondertoezichtstelling wordt door de GI toegewerkt naar een (begeleide) zorgregeling tussen de vader en de kinderen. Gelet hierop legt het hof de regie van de invulling van de zorgregeling bij de GI. Het hof gaat ervan uit dat wordt toegewerkt naar het tot stand brengen van een (begeleid) contact tussen de kinderen en de vader vóór 2022, voor zover het belang van (een van) de kinderen daaraan niet in de weg staat.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 februari 2021, voor zover daarbij het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen, is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de GI
de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen verdeelt aldus dat de frequentie en de invulling van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader zal worden vastgesteld onder regie van de jeugdbeschermer, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.7 is overwogen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en A.T. Bol, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 28 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.