In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [appellant], en de vennootschap onder firma G.B.O. Transport & Zoon V.O.F. en andere geïntimeerden, hierna gezamenlijk aangeduid als GBO c.s. De kern van het geschil betrof de vraag of de werknemer recht had op betaling van overuren, omdat er te veel pauze-uren waren ingehouden. De werknemer had zijn vordering gebaseerd op de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, specifiek artikel 26 en de pauzestaffel.
Het hof oordeelde dat de werknemer in zijn vordering tot betaling van overuren voldoende onderbouwd was, met name voor de jaren 2015 tot en met 2017. De vordering voor de jaren 2011 tot en met 2014 werd echter afgewezen, omdat de werknemer niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om een berekening te maken op basis van de beschikbare gegevens. Het hof wees de vordering tot betaling van € 30.619,81 bruto aan overuren toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagvaarding in eerste aanleg.
Daarnaast werd GBO c.s. veroordeeld tot betaling van € 250,00 netto aan cursuskosten en tot afgifte van een bruto-netto specificatie, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het arrest werd uitgesproken op 28 september 2021.