ECLI:NL:GHARL:2021:9045

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
21-006751-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van strafoplegging in hoger beroep inzake drugshandel en geweld tegen politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2019. De verdachte, geboren in 1999, was eerder veroordeeld voor drugshandel en geweld tegen politieambtenaren. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar past de strafoplegging aan. De rechtbank had een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof oordeelt dat deze straf passend en noodzakelijk is, maar komt tot een andere beslissing met betrekking tot de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zijn verbonden.

Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 7 september 2021 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De rechtbank had de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en wederspannigheid. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de rechtbank aangevuld, met name ten aanzien van feit 1, en heeft de gevangenisstraf bevestigd, maar de bijzondere voorwaarden aangepast. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering en meewerken aan schuldhulpverlening.

Het hof heeft ook overwogen dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er sprake is van instabiliteit in zijn leven. De rechtbank had rekening gehouden met een reclasseringsadvies dat begeleiding adviseerde om recidive te voorkomen. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, grotendeels overgenomen, maar heeft de voorwaarde van begeleid wonen of maatschappelijke opvang niet opgelegd, gezien de huidige omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006751-19
Uitspraak d.d.: 21 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2019 met parketnummer 16-125629-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 13-130951-18, 16-659816-16 [1] , in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
- veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
- toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer
13-130951-18 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 250,-.
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 16-659816-16 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 98 dagen, met dien verstande dat 38 dagen jeugddetentie zullen worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 76 uur, subsidiair 38 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
- de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde (opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod), het onder 2 ten laste gelegde (wederspannigheid), het onder 3 ten laste gelegde (eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd) en het onder 4 en 5 ten laste gelegde (telkens, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn meerdere bijzondere voorwaarden gesteld.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13-130951-18 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 250,- is geheel toegewezen.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 16-659816-16 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 98 dagen is gedeeltelijk toegewezen, met dien verstande dat 38 dagen jeugddetentie worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 76 uur, subsidiair 38 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het de opgelegde straf betreft. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis, in het bijzonder de aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden bijzondere voorwaarden, komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Voor het overige is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, met uitzondering van de in het vonnis opgenomen bewijsoverweging ten aanzien van feit 1. Het hof zal het bestreden vonnis in zoverre met aanvulling van gronden bevestigen.

Aanvulling van de bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 overwogen:
‘In dat verband merkt de rechtbank op dat de getuigenverklaringen verankering vinden in de historische gegevens van de telefoons die onder verdachte zijn aangetroffen’.
Ter verduidelijking vult het hof de overweging aan, zodat deze als volgt komt te luiden:
‘In dat verband merkt de rechtbank op dat de getuigenverklaringen verankering vinden in de historische gegevens van de telefoons die onder verdachte zijn aangetroffen, in die zin dat de door de politie gehoorde getuigen ( [getuige1] , [getuige2] en [getuige3] , zijn getraceerd aan de hand van het door de politie verrichte onderzoek aan de bij de verdachte in beslag genomen telefoons.’

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof acht de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en noodzakelijk. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof acht na te noemen overwegingen van de rechtbank die tot oplegging van deze straf hebben geleid juist en neemt die onverkort over:
“De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna twee maanden in verschillende soorten harddrugs gehandeld. Hiervoor heeft hij het gebruik van harddrugs bevorderd. Verdachte heeft hoeveelheden harddrugs in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft meegewogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Ook is het gebruik ervan bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Van belang is daarnaast dat behaalde drugswinsten leiden tot ontwrichting van bestaande economische, sociale en bestuurlijke structuren. De verkoop van verdovende middelen moet naar het oordeel van de rechtbank als ernstig strafbaar en verwerpelijk worden beschouwd.
Bij zijn aanhouding heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan wederspannigheid, waarbij hij politieambtenaar [verbalisant1] onder andere een kopstoot en een elleboog heeft gegeven. Verdachte heeft door zo te handelen ten eerste de verbalisant gehinderd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Ten tweede is het algemeen bekend dat personen die te maken krijgen met geweld hiervan angstgevoelens kunnen ondervinden. Dat geldt evenzeer als deze feiten tegen politieambtenaren plaatsvinden. Politieambtenaren verrichten een publieke taak. Dat dient te worden gerespecteerd. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven. Ten slotte heeft de verdachte de politieagenten [verbalisant2] en [verbalisant3] tijdens de veiligheidsfouillering beledigd door hen uit te maken voor ‘kankerlijers’ en ‘vuile kale kankerflikker’. Ook dat neemt de rechtbank hem kwalijk waarbij de rechtbank ook hier meeweegt dat het om politieambtenaren gaat, die op dat moment hun werk aan het doen waren.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dat in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank houdt ook rekening met een reclasseringsadvies van 29 november 2019, uitgebracht door mevrouw [naam1] van Tactus Reclassering Flevoland. De reclassering constateert dat sprake is van instabiliteit op verschillende leefgebieden, te weten huisvesting, dagbesteding, financiën en psychosociaal functioneren. Er lijkt geen sprake te zijn van beschermende factoren. Verdachte is gediagnosticeerd met een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, wat zijn responsiviteit kan beperken. De reclassering is van mening dat verdachte, om te werken aan gedragsverandering en recidivevermindering, begeleiding moet krijgen om een groot deel van zijn levensgebieden te stabiliseren. Zij adviseert in haar rapport dan ook tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf, waaraan bijzondere voorwaarden verbonden dienen te worden.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats. De aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend. De rechtbank zal in het spoor van de door de reclassering gegeven adviezen bijzondere voorwaarden formuleren, zoals hierna te melden.
Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd heeft het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor her verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende meer dan een maand, maar minder dan drie maanden, met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Op het beledigen van een ambtenaar staat een geldboete van tussen de € 200,- en € 300,-. De rechtbank constateert dat verdachte niet in staat is een financiële sanctie te voldoen en zal aan verdachte enkel een gevangenisstraf opleggen.”
In aanvulling hierop overweegt het hof dat door de reclassering in het door de rechtbank aangehaalde reclasseringsadvies d.d. 29 november 2019 is geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, houden aan aanwijzingen van de reclassering en het meewerken aan (kort gezegd) het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen.
De rechtbank heeft de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden onverkort overgenomen. Het hof zal deze bijzondere voorwaarden ook koppelen aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde die ziet op het begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Met betrekking tot deze bijzondere voorwaarde is het hof van oordeel dat de oplegging daarvan thans – gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze namens verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht – achterwege dient te blijven.

Beslag

Op de inbeslaggenomen jas, Iphone, sieraden en het geldbedrag rust conservatoir beslag in verband met de tegen verdachte aanhangige ontnemingszaak. Het hof kan omtrent dit beslag in het kader van de strafzaak derhalve geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en beslist in plaats daarvan als volgt:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Om een eerste afspraak te maken, neemt hij binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het arrest telefonisch contact op met Tactus Reclassering Flevoland op het telefoonnummer: 088 382 28 87;
- dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering; ook dient betrokkene gedurende de proeftijd mee te werken aan het zoeken en behouden van zinvolle dagbesteding;
- dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening al dan niet in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 21 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Alsmede het herstelvonnis d.d. 18 december 2019.