ECLI:NL:GHARL:2021:902

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
21-006036-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van hennepteelt en vrijspraak van diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1961, werd beschuldigd van medeplegen van hennepteelt en medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 maart 2018 samen met een ander opzettelijk hennepplanten heeft geteeld in haar woning. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de diefstal van elektriciteit, omdat het hof onvoldoende bewijs vond voor haar betrokkenheid daarbij. Het hof oordeelde dat de verdachte weliswaar op de hoogte was van de hennepkwekerij, maar dat er geen wettig bewijs was dat zij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor strafrechtelijke aansprakelijkheid en de rol van de verdachte in de feiten die haar ten laste zijn gelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006036-18
Uitspraak d.d.: 1 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2018 met parketnummer 16-652374-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 26 oktober 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van hennepteelt en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal met verbreking veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 01 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 79, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2. primair
zij in de periode van 07 augustus 2017 tot en met 01 maart 2018 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar, een hoeveelheid elektriciteit (13.283 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] M.N., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 07 augustus 2017 tot en met 01 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit (13.283 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in voornoemde periode te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door dat pand beschikbaar te stellen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte was ervan op de hoogte dat in haar woning een hennepkwekerij zou worden opgezet en heeft daarmee ingestemd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de hennepkwekerij opgebouwd. Er hebben twee oogsten plaatsgevonden. Bij onderzoek naar de stroomvoorziening is geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Verdachte heeft bij de politie op de vraag wat zij kon verklaren over de diefstal van elektriciteit verklaard dat zij daar niks van weet, dat zij er niet bij is geweest, dat de medeverdachte dat allemaal heeft geregeld en dat hij alleen zei: “Ik regel het wel, maak je geen zorgen”. Zij heeft verder verklaard dat zij niet wist dat er elektriciteit werd gestolen in haar huis.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Bezien in de context van de overige verklaringen van verdachte lijkt de opmerking van de medeverdachte dat hij alles zou regelen niet specifiek betrekking te hebben gehad op diefstal van stroom, maar op het organiseren van de kwekerij als zodanig. Van andere concrete aanknopingspunten die duiden op wetenschap en betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van stroom op een wijze die als medeplegen of medeplichtigheid kan worden aangemerkt is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde. Dit betekent dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde

De raadsman heeft aangevoerd dat de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring uitgesloten zou moeten worden van het bewijs, nu artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is geschonden. Verdachte heeft tijdens het verhoor aangegeven dat ze haar medicijnen wilde innemen, maar heeft daartoe niet de gelegenheid gekregen. Verdachte heeft de gewenste antwoorden gegeven om zo haar medicatie te kunnen innemen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover als volgt. Net zoals de politierechter is het hof van oordeel dat de stelling van de raadsman niet nader is onderbouwd ter terechtzitting, noch is uit het strafdossier van aanwijzingen gebleken dat er enige druk op verdachte is uitgeoefend, dat verdachte is gefolterd dan wel dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zou zijn onderworpen. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte wordt verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt. De raadsman heeft aangevoerd dat het strafdossier onvoldoende bewijs bevat voor het medeplegen.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte was er vanaf het begin af aan van op de hoogte dat in haar woning een hennepkwekerij zou worden opgezet. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte voorgesteld een hennepplantage in te richten in haar woning. Als verdachte 2 á 3 keer wietplanten zou kweken in haar woning dan zou zij van de opbrengst wat dingen kunnen doen zoals het graf bezoeken van haar moeder in Suriname. Verdachte heeft ingestemd met dit voorstel. Vervolgens is verdachte ook zelf actief geweest bij het kweken van hennep. Verdachte keek af en toe bij de hennepplanten of alles goed ging en ze hielp medeverdachte [medeverdachte] af toe met het knippen van de geoogste hennep. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de hennepteelt in haar eigen huis het stadium van medeplichtigheid ver is gepasseerd. De gezamenlijke uitvoering en de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is komen vast te staan met betrekking tot het opzettelijk telen van de hennepplanten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 1 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 79 hennepplanten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich ruim een half jaar samen met een ander beziggehouden met het telen van hennep. Uit financieel oogmerk heeft zij haar woning beschikbaar gesteld. Verdachte heeft met haar handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs met alle daarbij komende maatschappelijke problemen.
Het hof heeft voorts gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof acht – alles overwegende – oplegging van een taakstraf passend. De door de raadsman naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte geven het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het feit dat het hof slechts tot bewezenverklaring komt van het medeplegen van het telen van hennep en tot vrijspraak van het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan de diefstal van stroom brengt het hof wel tot oplegging van een taakstraf van kortere duur dan opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof acht een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 1 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.