ECLI:NL:GHARL:2021:9008

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
200.290.096/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van een levenstestament met dementie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een 89-jarige vrouw, [verzoekster], die lijdt aan beginnende dementie. De vrouw had in 2018 een levenstestament opgesteld waarin zij haar voorkeur voor twee gevolmachtigden, [naam5] en [naam6], had vastgelegd. Echter, de kantonrechter had op 17 november 2020, op verzoek van [verweerder], een professionele bewindvoerder en mentor, [de bewindvoerder], benoemd.

In hoger beroep heeft [verzoekster] verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en haar gevolmachtigden te benoemen. Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak van bewind en mentorschap niet in geschil is, maar dat de vraag wie deze functies moet vervullen, wel ter discussie staat. [verzoekster] heeft aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan haar levenstestament en dat de professionele bewindvoerder en mentor niet in haar belang handelen.

Het hof heeft echter geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om de voorkeur van [verzoekster] niet te volgen. Er waren zorgen over de situatie bij [verzoekster] thuis, waaronder een gebrek aan voldoende voedsel en een onplezierige bejegening door [naam5]. De casemanager dementie heeft bevestigd dat [verzoekster] niet langer wenste dat [naam5] haar belangen behartigde.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de benoeming van [de bewindvoerder] als bewindvoerder en mentor in stand gehouden, omdat de omstandigheden en de belangen van [verzoekster] dit vereisten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.096/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8802929 en 8802997)
beschikking van 23 september 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.J.M. Knoef te Bussum,
en
Stichting [verweerder],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verder ook te noemen: [verweerder] .
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder ook te noemen: [de bewindvoerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Almere) van 17 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 9 februari 2021;
- een brief namens [verzoekster] van 19 februari 2021;
- een brief namens [verzoekster] van 26 februari 2021 met bijlage(n);
- een brief van [verweerder] van 23 maart 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 september 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat,
- namens [verweerder] : [naam1] en [naam2] ,
- namens [de bewindvoerder] : [naam3] (mentor) en [naam4] (bewindvoerder).
[naam5] en [naam6] zijn verschenen maar hebben enkel een deel van de mondelinge behandeling mogen bijwonen.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is 89 jaar oud. Bij [verzoekster] is beginnende dementie vastgesteld. Zij woont zelfstandig.
3.2
[verzoekster] heeft op 13 juli 2018 een algemene volmacht/levenstestament laten opstellen. Voor zover hier van belang is daarin opgenomen dat in het geval de kantonrechter een bewind en/of mentorschap nodig vindt, de door haar aangewezen gevolmachtigden, te weten [naam5] en [naam6] , tot bewindvoerder en/of mentor worden benoemd.
3.3
Bij beschikking van 17 november 2020 heeft de kantonrechter op verzoek van [verweerder] een bewind en mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoekster] met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder en mentor.
3.4
Vanuit [de bewindvoerder] is [naam3] aangesteld als mentor en [naam4] als bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is wie uitvoering moet geven aan het door de kantonrechter ingestelde bewind en mentorschap.
4.2
Wat [verzoekster] betreft, wordt [de bewindvoerder] vervangen door de twee personen die zij in haar levenstestament als haar gevolmachtigden heeft aangewezen, te weten [naam5] en [naam6] . [verzoekster] verzoekt daarom de beschikking van de kantonrechter te vernietigen voor zover het de benoeming van [de bewindvoerder] betreft, [de bewindvoerder] te ontslaan als bewindvoerder en mentor en [naam5] en [naam6] te benoemen als zowel bewindvoerders als mentoren met ingang van de datum van de uitspraak van het hof.
4.3
Zowel [verweerder] als [de bewindvoerder] zijn van mening dat de belangen van [verzoekster] behartigd dienen te worden door een professionele bewindvoerder en mentor, zoals [de bewindvoerder] . Zij verzoeken beide de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de noodzaak van een onderbewindstelling en een mentorschap niet (meer) in geschil is. Aan het hof ligt uitsluitend de vraag voor, zo is ter zitting namens [verzoekster] bevestigd, wie - met ingang van de datum van de beschikking van dit hof - tot bewindvoerder en mentor van [verzoekster] moet worden benoemd: [de bewindvoerder] of [naam5] en [naam6] .
5.2
[verzoekster] stelt dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan haar levenstestament en de door haar aangewezen gevolmachtigden. Zij vindt dat haar uitdrukkelijk voorkeur moet worden gevolgd. [verweerder] is nog maar kort bij haar betrokken en is te snel, op grond van twee bezoeken aan [verzoekster] , waarvan de eerste heel kort, tot de conclusie gekomen dat haar mantelzorgers de belangen van [verzoekster] niet kunnen behartigen. Daar komt bij dat de situatie voor [verzoekster] sinds het bewind en mentorschap juist onrustiger is geworden. Zo heeft [verzoekster] geen inzicht meer in haar financiën, moesten haar sloten tot twee keer toe vervangen worden en is op voordracht van [verweerder] plotseling haar broer betrokken geraakt, met wie zij al langere tijd geen contact meer had. Ook heeft de aangestelde mentor een plaatsing in een verpleeghuis willen forceren, waarbij [verzoekster] in een hoog gebouw met lift terecht zou komen. Met haar hoogtevrees en liftfobie was deze plek juist niet geschikt voor haar. [naam5] en [naam6] worden sinds het bewind en mentorschap systematisch buitengesloten, dit terwijl zij juist de personen zijn die op loopafstand van [verzoekster] wonen en meerdere keren per week bij haar langs gaan. Ook heeft de mentor een crème geregeld voor [verzoekster] , terwijl [verzoekster] allergisch is voor crèmes. Wat [verzoekster] betreft, is er geen meerwaarde bij het benoemen van een professionele bewindvoerder en mentor. [naam5] en [naam6] , die al langere tijd bij [verzoekster] betrokken zijn als mantelzorgers, kunnen die taken veel beter vervullen.
5.3
[verweerder] voert aan dat zij op basis van de contacten met [verzoekster] sinds september 2020 concrete ervaringen en aanwijzingen heeft dat [naam5] en [naam6] in strijd met de belangen van [verzoekster] handelen. In tegenstelling tot wat [verzoekster] stelt, is [verweerder] pas overgegaan tot het indienen van het verzoek bij de kantonrechter na meerdere bezoeken aan [verzoekster] . Bij één van die bezoeken was onverwachts de broer van [verzoekster] , op haar verzoek, ook aanwezig. [verzoekster] heeft op dat moment aan de casemanager dementie verbonden aan [verweerder] en haar broer aangegeven dat zij haar levenstestament met [naam5] wilde opzeggen omdat zij zich niet prettig meer voelde bij [naam5] . De casemanager dementie heeft zelf eveneens geconstateerd dat [naam5] [verzoekster] streng en onvriendelijk bejegende. Op de momenten dat de casemanager dementie aanwezig was, waren er te weinig etenswaren in huis en stonden er levensmiddelen in de koelkast die over datum waren. De informatie die tot de beslissing van de kantonrechter heeft geleid, is bovendien niet alleen afkomstig van [verweerder] . De informatie is ook afkomstig van de huisarts, de broer van [verzoekster] , [verzoekster] zelf en is gebleken uit een onderzoek dat is ingesteld door Veilig Thuis. [verweerder] heeft [naam5] uitgenodigd voor een gesprek, maar [naam5] heeft geen gebruik gemaakt van dit aanbod. De positie van [naam6] is [verweerder] pas duidelijk geworden na indiening van het hoger beroep.
5.4
[de bewindvoerder] is ter zitting ingegaan op de door [verzoekster] beschreven situaties sinds het instellen van het bewind en mentorschap. Zo is er in overleg met [verzoekster] en [naam6] voor gekozen om de bankrekeningen van [verzoekster] op een andere wijze te gaan gebruiken en zijn de sloten veranderd zodat de thuiszorg gebruik kan maken van een sleutelkastje en zo altijd binnen kan komen. De mentor heeft inderdaad een verpleeghuis voorgesteld nadat [verzoekster] aangaf dat zij zich eenzaam voelde en graag meer onder de mensen wilde zijn. Op het moment van de geplande bezichtiging van een verpleeghuis was [verzoekster] echter niet thuis en daarop is de mentor zonder [verzoekster] naar de instelling gegaan. Toen zij zag dat de kamer voor [verzoekster] op de vierde verdieping was en met een lift bereikbaar, heeft zij, wetende van de hoogtevrees en liftfobie van [verzoekster] , besloten dat deze locatie geen optie is voor [verzoekster] . De mentor heeft geen crème geregeld voor [verzoekster] . Medische zaken verlopen via de thuiszorg en/of de wijkverpleging en de huisarts van [verzoekster] , daar staat de mentor buiten. Zowel de bewindvoerder als de mentor merken dat het contact met [naam6] en met name met [naam5] zeer moeizaam verloopt. Van samenwerking is geen sprake, ondanks pogingen daartoe vanuit [de bewindvoerder] .
5.5
Op grond van artikel 1:431 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:450 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van een bewindvoerder en een mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.6
Vast staat dat [verzoekster] in 2018 haar wil heeft vastgelegd en zij daar op dat moment (nog) toe in staat moet worden geacht. Dat wil zeggen dat haar dementie toen nog niet dermate gevorderd was dat het aan haar wilsbepaling in de weg stond. Gelet daarop geldt als uitgangspunt dat in lijn met de uitdrukkelijke voorkeur van [verzoekster] , [naam5] en [naam6] tot bewindvoerders en mentoren zouden moeten worden benoemd.
Het hof is echter met de kantonrechter van oordeel dat er gegronde redenen zijn die zich tegen die benoemingen verzetten. Hierbij wijst het hof er in de eerste plaats op dat hij uitgaat van de juistheid van de verklaring van de casemanager dementie, en dat [verzoekster] meermalen bij haar en bij de broer van [verzoekster] in bijzijn van de casemanager dementie heeft aangegeven dat ze niet langer wenste dat [naam5] haar belangen zou behartigen. Bovendien zijn er ondanks de betrokkenheid van [naam5] en [naam6] zorgen over de situatie bij [verzoekster] thuis. Zo geeft [verzoekster] aan dat zij zich eenzaam voelt, ondanks de bezoeken van [naam5] en [naam6] en geeft zij buiten aanwezigheid van [naam5] aan dat zij de bejegening door [naam5] als streng en onplezierig ervaart. Ook bleek er niet altijd voldoende etenswaren bij [verzoekster] thuis te zijn.
5.7
Voornoemde omstandigheden vormen voor het hof gegronde redenen om voorbij te gaan aan de in het levenstestament neergelegde wens van [verzoekster] om [naam5] en [naam6] als bewindvoerders en mentoren te benoemen. Het hof zal de beslissing over degene die de onderwindstelling en het mentorschap uitoefenen, te weten [de bewindvoerder] , dan ook in stand laten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van 17 november 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.P. de Jong-de Goede en J.L. Roubos, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op
23 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.