ECLI:NL:GHARL:2021:899

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
21-006314-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een partner door middel van een kopstoot met bewijsvoering en verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige vriendin door haar een kopstoot te geven op 16 juli 2019. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte een taakstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis oplegde.

Tijdens de zitting op 18 januari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen, alsook de bevindingen van de politie, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de mishandeling. De aangeefster had verklaard dat zij na een discussie met de verdachte door hem was mishandeld, wat werd bevestigd door getuigen en verbalisanten die letsel bij haar constateerden.

Het hof oordeelde dat het verweer van de verdediging niet kon worden gevolgd en dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de mishandeling. De strafoplegging hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en die hoopte in de toekomst een horecagelegenheid te openen. Het hof vond een taakstraf van 25 uren passend, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006314-19
Uitspraak d.d.: 1 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2019 met parketnummer 18-170399-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.S. Cuperus, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 4 december 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep op proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2019 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , (zijn partner) [naam] heeft mishandeld door [naam] een kopstoot gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij zich in de nacht van 15 op 16 juli 2019 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin [naam] in hun woning in [plaats] . Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren en ook niet kan voorstellen dat hij aangeefster een kopstoot heeft gegeven. Verdachte had die avond alcohol gedronken en gebruikte medicatie (antidepressiva en een stemmingsstabilisator). De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu – kortweg – onvoldoende duidelijk is wat er is gebeurd en wanneer dat zou zijn gebeurd. Een veroordeling kan in die situatie niet volgen, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, [1] zoals deze hierna zijn opgenomen.
Aangeefster [naam] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2019 rond 22:15 uur vanuit haar werk thuiskwam in de woning aan de [woonadres] te [plaats] die zij met verdachte deelde. Na een discussie met verdachte is aangeefster naar boven gelopen. Verdachte kwam achter haar aan en ging dicht bij haar staan, op ongeveer één centimeter afstand. Dat kwam intimiderend over op aangeefster. Nadat aangeefster verdachte met haar arm afweerde, stond hij weer voor haar. Aangeefster zag dat verdachte zijn hoofd naar voren bewoog, in de richting van haar linkeroog. Aangeefster voelde dat het voorhoofd van verdachte haar linker oogkas dan wel de zijkant van haar oog raakte. Aangeefster is naar beneden gegaan en naar haar moeder gelopen. Tijdens het lopen voelde aangeefster haar oog dikker worden. Aangekomen bij de woning van haar moeder heeft aangeefster de politie gebeld. [2]
De moeder van aangeefster, [getuige] , heeft als getuige verklaard dat ze op 16 juli 2019 omstreeks 01:00 uur wakker werd van aangeefster die ineens bij haar in de slaapkamer stond in haar woning aan de [adres] te [plaats] . Aangeefster was overstuur en had een grote roodgekleurde bult op haar hoofd, ter hoogte van haar linker wenkbrauw. Aangeefster zei tegen de getuige [getuige] dat ze ruzie had gehad met verdachte en dat hij haar een kopstoot had gegeven. Aangeefster en getuige [getuige] hebben vervolgens de politie gebeld. [3]
Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] kregen op 16 juli 2019, omstreeks 01:00 uur een melding om naar de woning van de getuige [getuige] te gaan. Aangeefster vertelde vervolgens de verbalisanten dat verdachte haar een kopstoot had gegeven. De verbalisanten zagen dat het linkeroog van aangeefster opgezet was en dat op de verdikking een blauwe gloed zat. De verbalisanten zagen dat aangeefster emotioneel was door de tranen in haar ogen. [4]
Het hof heeft – anders dan de verdediging – geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Ten eerste ziet het hof daartoe geen aanleiding enkel omdat in het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] is opgenomen dat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden op
vrijdag16 juli 2019 in plaats van op
dinsdag16 juli 2019. Het hof stelt vast dat 16 juli 2019 op een dinsdag viel, dat aangeefster spreekt over dinsdag 16 juli 2019 en dat ook uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten volgt dat zij de melding op dinsdag 16 juli 2019 ontvingen. Ten tweede volgt het hof de raadsvrouw niet in haar stelling dat de aankomst van aangeefster bij haar moeder om 01:00 uur niet te rijmen is met de verklaring van aangeefster dat het tenlastegelegde om 22:15 uur plaatsvond en dat aangeefster vervolgens naar haar moeder is vertrokken die in de buurt woont. Het hof merkt op dat aangeefster niet heeft verklaard dat het tenlastegelegde direct na thuiskomst om 22:15 uur plaatsvond. Ten derde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat aangeefster heeft verklaard dat er ’s middags een incident plaatsvond, terwijl aangeefster op dat moment al op haar werk was. Het hof stelt echter vast dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte eerder op de avond – en daarmee niet in de middag – in de keuken zich ook al intimiderend naar haar heeft opgesteld. Gelet op het voorgaande is volgens het hof genoegzaam duidelijk wat er (wanneer) heeft plaatsgevonden.
De verklaring van aangeefster wordt in de kern – de tenlastegelegde kopstoot – ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] en de bevindingen van de politie. De moeder van aangeefster en de verbalisanten hebben bovendien letsel van aangeefster aan haar linkeroog waargenomen. Verdachte heeft in eerste aanleg en in hoger beroep aangegeven dat hij zich niet meer kan herinneren of hij de tenlastegelegde mishandeling heeft begaan. Echter, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2019 te [plaats] zijn partner [naam] heeft mishandeld door [naam] een kopstoot gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin en daarmee haar lichamelijke integriteit geschonden. Een en ander vond plaats in de beslotenheid van de woning van aangeefster, bij uitstek een plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Het hof houdt bij de strafoplegging ook rekening met het feit dat verdachte voorafgaand aan en na het plegen van het tenlastegelegde niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte zou graag in de toekomst weer een horecagelegenheid openen en de veroordeling in deze strafzaak zal negatieve gevolgen hebben voor de vergunningverlening daarvoor door de gemeente.
Het hof acht, alles afwegend, een taakstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof komt tot een lagere strafoplegging omdat meer gewicht wordt toegekend aan de persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 1 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen als het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2019185046, opgemaakt door politie Noord-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 18 en 19.
3.Pagina 21 en 22.
4.Pagina 23 en 24.