Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
Overweging met betrekking tot het bewijs
vrijdag16 juli 2019 in plaats van op
dinsdag16 juli 2019. Het hof stelt vast dat 16 juli 2019 op een dinsdag viel, dat aangeefster spreekt over dinsdag 16 juli 2019 en dat ook uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten volgt dat zij de melding op dinsdag 16 juli 2019 ontvingen. Ten tweede volgt het hof de raadsvrouw niet in haar stelling dat de aankomst van aangeefster bij haar moeder om 01:00 uur niet te rijmen is met de verklaring van aangeefster dat het tenlastegelegde om 22:15 uur plaatsvond en dat aangeefster vervolgens naar haar moeder is vertrokken die in de buurt woont. Het hof merkt op dat aangeefster niet heeft verklaard dat het tenlastegelegde direct na thuiskomst om 22:15 uur plaatsvond. Ten derde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat aangeefster heeft verklaard dat er ’s middags een incident plaatsvond, terwijl aangeefster op dat moment al op haar werk was. Het hof stelt echter vast dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte eerder op de avond – en daarmee niet in de middag – in de keuken zich ook al intimiderend naar haar heeft opgesteld. Gelet op het voorgaande is volgens het hof genoegzaam duidelijk wat er (wanneer) heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.