ECLI:NL:GHARL:2021:8946

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
21-004357-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen en goederen met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een persoon en een auto op 14 maart 2017. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een taakstraf van 180 uren op, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een incident op de P+R in [gemeente], waar de verdachte en medeverdachten geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer [naam1]. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen geslagen en geschopt, terwijl hij in de auto zat. Tevens is er schade aan de auto van het slachtoffer ontstaan. Het hof oordeelde dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het geweld en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het tweede feit, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van getuigen en het bewijs voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak en de ernst van de feiten, en heeft de straf gematigd. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004357-19
Uitspraak d.d.: 17 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 15 augustus 2019 met parketnummer 18-022537-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 15 augustus 2019 de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 14 maart 2017, in de gemeente [gemeente] openlijk, te weten op de P+R op of aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld en/of bedreiging met geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [naam1] , welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen en/of meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of (vervolgens) toevoegen van de woorden: "Je vertelt het tegen niemand en als je de politie erbij haalt of als ik er achter kom dat je het wel tegen iemand vertelt, dan zoek ik je elke dag weer op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 14 maar 2017, in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen van die [naam1] .
2. primair
hij op of omstreeks 14 maart 2017, in de gemeente [gemeente] openlijk, te weten op de P+R op of aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een personenauto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam1] en/of [naam2] , welk geweld bestond uit de sleutel met kracht uit het contact trekken en/of het trappen en/of schoppen tegen voornoemde personenauto;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 14 maart 2017, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [naam1] en/of [naam2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof, met dien verstande dat aandacht is gevraagd voor de – in de visie van de raadsman - onbetrouwbaarheid en daardoor onbruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van getuige [getuige1] .
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair tenlastegelegde, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot het in vereniging, dan wel alleen, beschadigen van de auto. Voor het trappen en schoppen tegen voornoemde auto is onvoldoende bewijs. Het causale verband tussen de geweldpleging en de schade aan de auto kan niet worden vastgesteld. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de vernieling van de autosleutel.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 primair wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Op basis van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen, en het verhandelde ter zitting van het hof, stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast en wordt het volgende overwogen. [1]
Feiten
De verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb mij schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [naam1] . Ik heb [naam1] geslagen. [2]
Aangever heeft bij de politie verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen ik op dinsdag 14 maart 2017 bij de P+R [plaats] aankwam omstreeks 20:15 uur á 20:30 uur, zag ik [getuige1] al staan. [getuige1] deed raar. [getuige1] liet de portier helemaal openstaan. Even hierna zag ik een aantal jongens op mij af komen rennen uit de richting van de stroomhokken dan wel fietsenhok vandaan. Ik herkende: [verdachte] , [naam3] , [naam4] en nog een jongen. Ik herkende de dichtstbijzijnde jongen als [verdachte] . Hij trok de deur open en hij begon direct te slaan. Ik zag dat hij allemaal ringen om had. Ik heb gezien dat ik met de gebalde vuist met ringen, van [verdachte] , een klap tegen mijn gezicht kreeg. Terwijl [verdachte] mij met zijn vuisten sloeg vernam ik dat ik ook werd getrapt tegen mijn linkerzij ter hoogte van mijn ribben. Dit moet wel gedaan zijn door een van de anderen die bij [verdachte] waren, waaronder: [naam3] of [naam4] .
Ik hoorde, terwijl ik werd geslagen en getrapt alleen maar [verdachte] roepen: ‘Haal hem uit die auto, haal hem uit die auto!’ Dit was op een hele gemeende en kwade toon.
Hierna zag ik dat [verdachte] voor mij langs boog en naar de sleutel greep, welke nog in het contact zat. Terwijl dit gebeurde voelde ik dat iemand anders aan mij aan het trekken was, maar ik vernam dat ik vast zat in de gordel. Ik zei nog: ‘Hou op, dit is niet mijn auto maar die van mijn moeder.’ Toen keek ik rechts en zag ik de sleutel op de bijrijdersstoel liggen, zonder sleutel gedeelte eraan. De sleutel was duidelijk afgebroken. [verdachte] zei tegen mij: ‘Je vertelt het tegen niemand en als je de politie erbij haalt of als ik er achter kom dat je het wel tegen iemand vertelt, dan zoek ik je elke dag weer op`. [verdachte] liep weg in de richting waar de anderen ( [naam4] en [naam3] en de andere) stonden en ze liepen gezamenlijk via het fietspad weg.
De auto van mijn moeder is door de mishandeling ook beschadigd doordat er een aantal deuken in de bestuurderszijde zijn gekomen. [3]
Op 17 maart 2017 is aangever naar de huisarts geweest voor het opmaken van een geneeskundige verklaring, voor zover redengevend:
Uitwending waargenomen letsel:
Klein korstje (ca. 10 cm) links op voorhoofd. Neusbrug gezwollen en pijnlijk, normale stand. Pijnlijke spieren rechter flank. [4]
Aangever [naam2] heeft verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik doe aangifte van vernieling van mijn auto die plaatsvond te [gemeente] op 14 maart 2017. Omstreeks 20:45 uur belde [naam1] mij, (…) omdat de sleutel kapot was. (…)
Op woensdag 15 maart 2017 kwam ik bij mijn auto en zag ik dat er in het achterportier van de bestuurderszijde een deuk zat. Verder zat er allemaal bloed in de bekleding van de auto en zat het afgebroken stuk van de autosleutel nog in het contact. (…) Later op de dag ontdekte ik steeds meer beschadigingen. Ik zag beschadigingen als krassen en onregelmatigheden in het voorportier en aan de bestuurderszijde. (…) Naast de deuk die ik eerder al ontdekt had zag ik nog een deuk zitten. (…) Deze beschadigingen zaten nog niet op de auto voor het voorval van dinsdagavond 14 maart 2017. (…) Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [5]
Getuige [getuige2] heeft verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
[verdachte] vertelde mij dat hij [naam1] een paar keer op zijn gezicht had geslagen. Later vertelde [verdachte] mij dat de sleutel van de auto was afgebroken. Ik heb [verdachte] horen zeggen dat hij een deuk in de auto van [naam1] zijn ouders had geschopt. [verdachte] liet mij een filmpje zien. Ik zag [naam1] zitten. Ik zag dat de linkerzijde van [naam1] gezicht onder het bloed zat. Onder zijn neus zag ik ook bloed zitten. [6]
Verdachte [naam3] heeft verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was op dinsdag 14 maart op de parkeerplaats P en R te [plaats] . Ik trof daar [getuige1] , [verdachte] , [naam5] , [naam4] en [naam6] . Ik zag dat [verdachte] diverse keren, circa 10 keer krachtig insloeg op [naam1] , terwijl [naam1] was gezeten op de bestuurderszitplaats van de Volvo. Ik zag dat [verdachte] naast het bestuurdersportier, buiten de auto, stond en zich voorover boog en krachtig sloeg op [naam1] . Gezien de positie van [naam1] en die van [verdachte] , sloeg [verdachte] mijns inziens [naam1] krachtig een aantal keren op zijn hoofd. Er werd ook geschopt door [verdachte] . Ik heb gezien dat [verdachte] 1 a 2 keer met een van zijn benen krachtig tapte tegen het lichaam van de in de auto zittende [naam1] . Waar [hij] exact op het lichaam van [naam1] trapte, weet ik niet. (…) Ik hoorde op het moment van trappen, dat [verdachte] tegen de Volvo aantrapte. Volgens mij 1 keer. Dit heb ik gehoord. Ik hoorde deze trap op het moment dat [verdachte] bij het portier, dat inmiddels was dichtgegooid, stond. (…) De mishandeling was gestopt nadat [verdachte] het bestuurdersportier dicht had gegooid en ik een blikkerig geluid had gehoord. [7]
Verdachte [naam3] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
RHC: Kunt u zich herinneren wal er is gebeurd op 14 maart 2017 bij de P&R te [plaats] ,
zowel met betrekking tot [naam1] als met betrekking tot de Volvo?
Het was afgesproken werk. Ik kan er wel omheen lullen, maar het was een afgesproken iets.
(…)
RHC: Kunt u zich herinneren wat ieders concrete aandeel was, met betrekking tot [naam1] en
met betrekking tot de Volvo?
Dat stukje is mij nog wel helder. Het ging om een Volvo V50 of V70. [verdachte] stond in het open
bestuurdersportier en ik stond achter hem. [verdachte] was iets eerder bij de auto dan wij waren,
maar wij waren er vrij recent achteraan. [verdachte] heeft geslagen. Het is gissen hoeveel keer.
Vier á vijf? Maar het blijft gissen. Er stond nog een jongen naast mij en er stonden ook twee
aan de andere kant; de bijrijderskant dus. Ik weet niet meer welke jongen waar stond.
Conclusie
Beoordelingskader
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van het in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt.
Voorts heeft de Hoge Raad het medeplegen als bestanddeel van de delictsomschrijving van artikel 141 Sr ("in vereniging") in vervolg op een aantal arresten over medeplegen aldus nader omschreven: De rechter zal (…) moeten beoordelen of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus zeker ook bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320, NJ 2016/418).
Ten aanzien van feit 1 primair
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer [naam1] door die [naam1] meermalen te schoppen en te trappen en meermalen te slaan en vervolgens de woorden toe te voegen: "Je vertelt het tegen niemand en als je de politie erbij haalt of als ik er achter kom dat je het wel tegen iemand vertelt, dan zoek ik je elke dag weer op”.
Het hof stelt op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, vast dat verdachte planmatig samen met anderen naar de P+R aan de [adres] is gereden om verhaal te gaan halen bij [naam1] . Daar is de groep als collectief op het slachtoffer afgerend en is door meerdere personen van de groep geweld gepleegd tegen aangever. Hij is door verdachte en anderen behorend tot de groep geslagen en geschopt, terwijl hij op de bestuurdersplaats van de auto zat, in de veiligheidsgordels, en zich daardoor dus nauwelijks kon verweren of aan het geweld onttrekken.
Het geweld vond plaats op de openbare weg, waarneembaar voor publiek en is door meerdere personen gezamenlijk gepleegd. Daarmee is sprake van openlijk geweld. Verdachte was de leider van de groep en heeft een actieve bijdrage geleverd aan het door de groep uitgeoefende geweld door zelf geweld te gebruiken tegen aangever en hem te bedreigen met geweld. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Het hof gebruikt de verklaringen van [getuige1] niet voor het bewijs, zodat het zich niet uit zal laten over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van haar verklaringen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Conclusie
Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot gedeeltelijke vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde feit worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de auto van [naam2] door de sleutel met kracht uit het contact te trekken waardoor deze is afgebroken en door het trappen en schoppen tegen voornoemde auto. Dit leidt het hof af uit de verklaringen van [naam1] , [getuige2] en [naam3] en de verklaring van [naam2] , waaruit blijkt dat onder meer aan de bestuurderszijde, waar verdachte stond, schade is ontstaan na het toegepaste geweld. Het hof acht deze verklaringen in onderling verband en in samenhang bezien betrouwbaar en zal deze ook voor het bewijs bezigen.
Het geweld vond plaats op de openbare weg, waarneembaar voor publiek en is door meerdere personen gezamenlijk gepleegd. Daarmee is sprake van openlijk geweld. Verdachte maakte deel uit van de groep en heeft zich niet van het door de groep uitgeoefende geweld gedistantieerd, maar juist een actieve bijdrage geleverd aan het door hemzelf gepleegde geweld tegen de auto. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 14 maart 2017, in de gemeente [gemeente] openlijk, te weten op de P+R aan de [adres] , in vereniging geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [naam1] , welk geweld en bedreiging met geweld bestond uit het meermalen schoppen en trappen en meermalen slaan en stompen en vervolgens toevoegen van de woorden: "Je vertelt het tegen niemand en als je de politie erbij haalt of als ik er achter kom dat je het wel tegen iemand vertelt, dan zoek ik je elke dag weer op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.primair
hij op 14 maart 2017, in de gemeente [gemeente] openlijk, te weten op de P+R aan de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een personenauto, toebehorende aan [naam2] , welk geweld bestond uit de sleutel met kracht uit het contact trekken en het trappen en schoppen tegen voornoemde personenauto;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop van de zaak. De raadsman verzoekt een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Indien het hof hecht aan het voorstel van de advocaat-generaal dan verzoekt de raadsman 120 uren taakstraf voorwaardelijk op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft planmatig een wraakactie jegens het slachtoffer geïnitieerd en deze samen met anderen uitgevoerd. Aldus heeft hij zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen het slachtoffer en diens voertuig. Het hof bestempelt de bewezenverklaarde feiten als uiterst laf. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en traumatiserend voor het slachtoffer en versterkt daarnaast de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en er tevens blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans bezittingen. Het hof rekent dit verdachte ernstig aan.
Het hof heeft acht geslagen op de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf tussen de honderdtwintig en honderdvijftig uren als uitgangspunt nemen, wanneer het feit geen of (slechts) enig lichamelijk letsel tot gevolg heeft. Die uitgangspunt nemen voorts een taakstraf van zestig uren tot uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen goederen.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 juli 2021 blijkt dat verdachte, na de onderhavige feiten, twee overtredingen heeft begaan waarvoor hem een strafbeschikking is opgelegd, hetgeen betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde taakstraf van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden. Reeds vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een grotendeels voorwaardelijke taakstraf, zoals bepleit door de raadsman.
In onderhavige zaak speelt echter het tijdsverloop een grote rol. In hoger beroep is sprake van “undue delay” in de zin van artikel 6 EVRM. De pleegdatum is 14 maart 2017. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 15 augustus 2019, waarna door verdachte direct die dag hoger beroep is ingesteld. Onderhavig eindarrest is gewezen op 17 september 2021, waardoor de behandeling van de zaak dus niet met een eindarrest is afgerond binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld. Het hof ziet hierin aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof – gelijk aan de eis van de advocaat-generaal – oplegging van een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 17 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2017094756, gesloten en getekend op 14 april 2017, door [verbalisant1] , agent van de politie Eenheid Noord-Nederland.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van het hof, d.d. 3 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
3.Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 15 maart 2017, opgenomen op pagina 55-61 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [naam1] , mede namens [naam2] .
4.Een geneeskundige verklaring, d.d. 17 maart 2017, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, voor zover de relatering van [naam7] , huisarts in opleiding.
5.Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 24 maart 2017, opgenomen op pagina 70-71 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [naam2] .
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 23 maart 2017, opgenomen op pagina 105-108 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige2] .
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 23 maart 2017, opgenomen op pagina 160-169 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [naam3] .