ECLI:NL:GHARL:2021:8921

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
21-004207-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verlaten van plaats ongeval na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1957, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval dat plaatsvond op 15 augustus 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 2 september 2021, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 300,- met een proeftijd van 1 jaar heeft gevorderd.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en er waren te veel onduidelijkheden over de aanrijding en de schade aan de auto van de aangever. De getuigen die over een hoorbare klap spraken, hadden daar in eerdere verklaringen niet over gerept, wat de betrouwbaarheid van hun getuigenis in twijfel trok. Bovendien was er geen duidelijke schadevaststellingsrapportage aanwezig in het dossier.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. De eerder uitgevaardigde strafbeschikking werd ook vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om onduidelijkheden in getuigenverklaringen zorgvuldig te wegen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004207-19
Uitspraak d.d.: 16 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 juli 2019 met parketnummer 18-197927-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,- met een proeftijd van 1 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. S.O. Roosjen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 19 juli 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en de opgelegde strafbeschikking vernietigd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [plaats] , op/aan de [adres] , op of omstreeks 15 augustus 2018, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder overweegt het hof daartoe als volgt. Het hof is van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen onvoldoende duidelijk is gebleven hoe de aanrijding is verlopen. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de getuigen die ter zitting over een hoorbare klap hebben gesproken, daarover bij hun verhoor door de politie in het geheel niet hebben gerept zodat daaraan geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Verder acht het hof van belang dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet eenduidig is gebleken dat, nadat verdachte op 15 augustus 2018 met haar auto de auto van aangever had geraakt, aangever ten gevolge daarvan duidelijk zichtbare schade heeft opgelopen aan zijn auto. De zich in het dossier bevindende foto’s acht het hof daarvoor te onduidelijk. Tevens ontbreekt een door de garage dan wel de verzekeraar opgemaakte schadevaststellingsrapportage in het dossier. Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de verklaring die getuige [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. Hij heeft verklaard dat na de aanrijding met het blote oog geen schade zichtbaar was. Enige tijd later, getuige sprak over een week, was aan de binnenkant wel schade aan de bumper voelbaar.
Al met al blijven er naar het oordeel van het hof te veel onduidelijkheden zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat zij schade had veroorzaakt aan de auto van verdachte, zodat zij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 15 oktober 2018 onder CJIB nummer 0000001819792718.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 16 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.