ECLI:NL:GHARL:2021:8915

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
21-004163-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor smaadschrift door middel van digitale uitlatingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van smaadschrift, waarbij hij via een openbare blog en Twitter beschuldigingen heeft geuit tegen meerdere personen, waaronder [naam1], [benadeelde partij1], [naam8] en [benadeelde partij2]. De verdachte heeft hen beschuldigd van ernstige zaken, zoals mishandeling en betrokkenheid bij criminele activiteiten, wat een grove inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer met zich meebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de slachtoffers heeft aangetast door deze uitlatingen te doen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling tot een taakstraf van 50 uren. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 4 weken opgelegd, waarvan 2 weken voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 500,- per benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de beschuldigingen en de impact van de digitale uitlatingen op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004163-18
Uitspraak d.d.: 15 september 2021
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 20 juli 2018 met parketnummer 18-022046-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van drie keer smaadschrift veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] toegewezen tot een bedrag van
€ 500,- per persoon.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 tot en met 10 december 2015, in de gemeente [gemeente1] en/of in de gemeente [gemeente2] , althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door artikelen in een (openbare) blog en/of website genaamd [naam2] .wordpress.com te plaatsen met daarin één of meer foto's van die [naam1] en/of (onder meer) de tekst: "Breaking! Meppende deurwaarder [naam1] " en/of "Toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [naam1] , werkzaam ten kantore van [naam3] van het gereformeerde gerechtsdeurwaardersconglomeraat [naam4] uit [plaats1] sloeg mij op vrijdag 4 december 2015 om kwart voor twaalf 's morgen bijna het licht uit m'n ogen" en/of "Hij drong mijn woning binnen zonder de aanwezigheid van een hulpofficier van justitie en bedreigde me met de dood als ik mijn artikelen over zijn opdrachtgever woningstichting [naam5] uit [plaats1] niet offline zou halen" en/of "Hij sloeg mijn mobiele telefoon uit mijn hand" en/of "Hij sloeg me bij de voordeur keihard in mijn gezicht en schopte me tegen mijn linker bovenbeen" en/of "Volgens mijn informanten woont en voetbalt hij nu in [plaats2] " en/of " [naam1] "lid-van-een-knokploeg" [naam1] " en/of "De onverlaat [naam1] verplaatst zich in een antraciet grijze VW Golf met kenteken [kenteken1] ".
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 tot en met 12 oktober 2016, in de gemeente [gemeente3] , althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde partij1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door artikelen in een (openbare) blog en/of website genaamd [naam2] .wordpress.com te plaatsen het artikel met de titel "Groningse HIV-zaak - [naam2] " met daarin (onder meer) de tekst "het was vaak tegen het randje aan of het leek er net overheen te zijn. De galerie bedient....de eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn" en/of "Diverse bronnen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat escortbureau [naam7] uit [plaats3] betrokken was (is?) bij het leveren van minderjarige jongens aan klanten. De eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn".
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2016 tot en met 9 januari 2017, in de gemeente [gemeente4] en/of in de gemeente [gemeente2] , althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam8] en/of [benadeelde partij2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door op het twitteraccount [naam9] (onder meer) de tekst "Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met kenteken [kenteken2] gestolen door de bewoner van de [adres1] te [plaats4] " te plaatsen en/of op de blog en/of website genaamd [naam2] .wordpress.com (onder meer) de tekst "Aangifte tegen de heer [naam8] , woonachtig aan de [adres1] in [plaats4] van autodiefstal/verduistering van de Renault Clio met het kenteken [kenteken2] . Zijn dochter [naam10] is als medeplichtige aan te merken" te plaatsen en/of "wij denken dat [naam8] en/of [naam10] de eigendommen van [naam11] naar [plaats5] heeft gebracht. Met welk recht dachten ze dit te doen" en/of "Natuurlijk kijken we naar [naam8] , zijn dochter [naam10] en haar zoon en dan met name naar in welke relatie zij tot [benadeelde partij2] staan" en/of "Omdat de auto van [benadeelde partij2] is gestolen en er veel geld van haar rekening is gepind kijken we naar het hoofdstuk financiële uitbuiting in factsheet".
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof gaat er - net als de politierechter - vanuit dat de blog en het twitteraccount in eigendom en beheer zijn van verdachte, alsmede dat de geschreven teksten door verdachte zijn geplaatst. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de bewijsmiddelen terzake te twijfelen.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen
Een proces-verbaal, nummer: PL0100-2016291996, d.d. 20 maart 2017 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant1] , brigadier van de politie eenheid Noord-Nederland, bevattende diverse processen-verbaal, waaronder:
T.a.v. van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2015, opgenomen op pagina 8 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016291996 d.d. 20 maart 2017, inhoudende als verklaring van [naam1] :
Op zaterdag 5 december omstreeks 8.00 uur kreeg ik een appje van mijn baas, [naam12] . Hij stuurde mij een foto van een soort krantenbericht. Hierin stond valse informatie van wat er zich op vrijdag 4 december had afgespeeld. Ik zag dat bij het artikel een foto van mij en mijn voertuig/kenteken geplaatst was. Ik herkende de foto van mijn voertuig omdat ik gezien had dat de heer [verdachte] op 4 december 2015 hier een foto van had gemaakt. Ik las tevens dat mijn woonplaats bij het bericht vermeld stond. Ik heb niemand toestemming gegeven om informatie over mij op het internet te plaatsen. Op zaterdag 5 december 2015 omstreeks 9.00 uur heb ik zelf via mijn computer gezocht naar het artikel. Ik kwam terecht op een blog [naam2] .wordpress.com. Ik zag gelijk dat deze blog beheerd werd door [verdachte] . Dit zag ik omdat dit boven de blog stond. Ik las dat de blog ging over het voorval wat zich had afgespeeld en dat ik op een onjuiste wijze neer werd gezet. Op dinsdag 8 en woensdag 9 december 2015 zijn er nogmaals twee artikelen geplaatst over wat er zich heeft afgespeeld op 4 december. Deze artikelen hadden als onderwerp de aangifte die ik tegen deze personen heb gedaan en de beslissing van het OM om zijn aangifte te seponeren. Ik heb de drie artikelen gevoegd aan het proces-verbaal.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een artikel op de blog [naam2] .wordpress.com d.d. 4 december 2015 door [verdachte] , opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Breaking! Meppende deurwaarder [naam1] .
[naam1] - [naam4]
Ophef! Toegevoegd kandidaat-gerechtsdeunvaarder [naam1] , werkzaam ten
kantore van [naam3] van het gereformeerde gerechtsdeurwaardersconglomeraat [naam4] uit [plaats1] sloeg mij op vrijdag 4
december 2015 om kwart voor twaalf ‘s morgen bijna het licht uit m’n ogen. Hij drong mijn
woning binnen zonder de aanwezigheid van een hulpofficier van justitie en bedreigde me
met de dood als ik mijn artikelen over zijn opdrachtgever, woningstichting [naam5] uit [plaats1] , niet offline zou halen. Hij dreigde beslag te leggen op mijn inboedel en auto. Nadat ik hem driemaal had verzocht mijn woning te verlaten, wilde ik de politie bellen. Hij sloeg mijn mobiele telefoon uit mijn hand, waarop mijn hond hem aanviel. Toen liep hij naar de gang en zei dat hij daar zou blijven wachten op zijn collega’s met de vrachtwagen. Hij zei: ‘Je zit vanmiddag nog op beton’. Toen ik opnieuw de politie wilde bellen sloeg hij me bij de voordeur keihard in mijn gezicht en schopte me tegen mijn linker bovenbeen. Daarna verliet hij mijn woning. Om 11.40 uur belde ik 112. Ik heb een bult vlak onder mijn linkeroog, een scheur in mijn onderlip en letsel aan mijn linker bovenbeen en rechterenkel. De politie heeft in de woning foto’s gemaakt. Op de foto hiernaast is het bloed op de grond en de deur te zien. [naam1] “lid-van-een-knokploeg” [naam1] handelde in opdracht van de orthodox gereformeerde directeur [naam13] van corporatie discriminatie [naam5] uit [plaats1] . [...] [plaats1] is niet groot, maar kent grote en hechte vriendengroepen met een specialiteit: het cordon sanitaire.
[naam1] is door de politie aangehouden en bekende de mishandeling. Ik deed tegen hem
aangifte van bedreiging met de dood en zware mishandeling. Hij deed aangifte van
wederrechtelijke vrijheidsberoving, wat natuurlijk onzin is. Ik kan dat ook bewijzen, maar
om strategische redenen zeg ik daar nog niets over.
Update 7 december 2015: de GGD-arts heeft vastgesteld dat [naam1] met de vuist in mijn gezicht heeft geslagen. Hoewel het effect van zijn mishandeling misschien onder lichte mishandeling valt, was het dus een poging zware mishandeling. Update 8 december 2015: in overleg met mijn advocaat is besloten aanvullende aangifte tegen [naam1] te doen. Update 10 december 2015: er zijn voldoende aanwijzingen dat [naam1] mij heeft mishandeld in opdracht van directeur [naam13] van [naam5] . Een aangifte tegen haar is in voorbereiding.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een artikel op de blog [naam2] .wordpress.com, d.d. 4 december 2015 door [verdachte] , opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Is het @OM_NoordNL knettergek geworden?
(..) [naam1] kwam een exploot betekenen en had helemaal niks in mijn woning te
zoeken. Hij liep zo mijn huis in, weigerde dat te verlaten en heeft mij toen mishandeld.
Daarbij is de kierstandhouder van de voordeur vernield. [naam1] heeft bij de politie gelogen
dat ik de voordeur op het nachtslot heb gedaan om hem wederrechtelijk van zijn vrijheid te
beroven. Die voordeur kan alleen op slot en van slot met de sleutel.
copyright@2015 - [verdachte] - researcher/blogger - Twitter: @ [naam9]
T.a.v. van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober
2016, opgenomen op pagina 20 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
2016291996 d.d. 20 maart 2017, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij1] :
Vorige week woensdag 5 oktober 2016 zat ik achter mijn computer. Ik was toen aan het
zoeken op internet op de website Google.nl. Ik zocht toen op mijn oude naam,
namelijk [naam6] . Ik zag dat er tussen de zoekresultaten op Google meteen op de
eerste pagina twee hyperlinkjes stonden waarin mijn oude naam en escortbedrijf werden
genoemd. Ik schrok hier van en heb toen op het eerste linkje geklikt. De titel van deze
eerste link betrof: “Ik, verbalisant [verbalisant2] (GRNO2O8O), inspecteur van politie. De tekst die eronder stond betrof: [naam14] , directeur Gay krant, [naam6] , eigenaar escortservice [naam7] , [naam15] , rechter, [naam16] , advocaat [plaats3] .” Toen ik de link opende kreeg ik een webpagina te zien en zag ik een heel hoop namen staan in een proces-verbaal. Dit proces-verbaal was opgenomen door dhr. [verbalisant2] van de politie. Bovenaan het proces verbaal stonden een aantal zware strafbare feiten, zoals seksuele misdrijven, artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, dubieuze praktijken en nog veel meer. Ik zag dat mijn oude naam, [naam6] ook in het proces-verbaal werd genoemd welke zichtbaar was op internet. Ik werd daar beschuldigd van al die strafbare feiten die genoemd werden in het proces-verbaal. Deze beschuldigingen slaan helemaal nergens op. Ik heb daar helemaal niks mee te maken. Ik voel mij door die valse beschuldigingen aangetast in mijn goede naam en eer. Iedereen kan deze beschuldigingen zien op het internet. [...]
Ik heb toen vervolgens de tweede hyperlink aangeklikt. Deze link had de titel: “Groningse HJV-zaak - [naam2] ’ met daaronder de tekst “het was vaak tegen het randje aan of het leek er net overheen te zijn. De galerie bedient.... de eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn”. Toen ik deze tweede link had geopend kwam ik op een nieuwe website. Ik zag een stuk tekst wat was geschreven door [verdachte] . Ik heb het verhaal gelezen en ik zag dat er een stuk in stond waarin ik word beticht van het feit dat ik, en mijn escortservice [naam7] waarvan ik eigenaar ben, minderjarige jongetjes naar klanten stuur. Dit slaat natuurlijk helemaal nergens op. Dit gebeurt ook zeker niet, want dat kan ik mij niet veroorloven. Doordat mijn naam en mijn escortbedrijf worden gelinkt aan de Groningse HIV zaak en het leveren van minderjarige jongetjes wordt mijn naam en zeker mijn bedrijf ten schande gemaakt. Dit kost mij dus klanten omdat mensen het lezen terwijl het niet waar is. Ik wil graag de beledigende teksten bij dit proces verbaal voegen.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een zoekopdracht naar de naam [naam6] op Google, d.d. 9 oktober 2016, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
‘Groningse’ HIV-zaak- [naam2] !
Het was vaak tegen het randje aan of het leek er net overheen te zijn. De galerie bedient …. De eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een artikel op de blog [naam2] .wordpress.com, d.d. 9 oktober 2016 door [verdachte] , opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Diverse bronnen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat escortbureau [naam7] uit [plaats3] betrokken was (is?) bij het leveren van minderjarige jongens aan klanten. De eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn. Naar verluidt was hij aanwezig bij “bepaalde activiteiten” in de kelder van het huis van de voormalig hofadvocaat [naam17] . Lees ook: ‘ [naam18] ’. Het verhaal gaat dat hij toentertijd met die plaatjes naar Privé is gelopen, maar meneer [naam19] durfde het niet aan en adviseerde [naam6] om de prentjes te vernietigen. Maar wie brengt nou zijn levensverzekering naar het ronde archief als je met die plaatjes verstopt onder je matras ondeugende dingen mag blijven doen?
T a. v. het onder 3 ten laste gelegde
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober
2016, opgenomen op pagina 30 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
2016291996 d.d. 20 maart 2017, inhoudende als verklaring van [naam8] :
[verdachte] heeft op 28 september 2016 vanaf zijn mailadres [verdachte] @gmail.com een e-mail naar mij en [naam10] gestuurd. In deze mail stond het
volgende: “Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met kenteken [kenteken2]
gestolen door de bewoner van de [adres1] te [plaats4] . Bij deze tekst stond een foto van
mijn woning en de genoemde Renault. Tevens las ik in de e-mail de tekst: “Tot slot merk ik op dat ik informatie heb gekregen dat jouw vader (hiermee word ik dus bedoeld) vlak na de
dood van mijn moeder een bedrag van 3000 euro heeft gepind. De e-mail werd afgesloten met “Groet [verdachte] ”. In de e-mail stond een link en deze link was gekoppeld aan het twitteraccount van [verdachte] . Ik zag dat genoemde foto van mijn woning en genoemde
personenauto op het twitteraccount van [verdachte] stonden afgebeeld. Bij de foto stond de
volgende tekst: “Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met kenteken [kenteken2]
gestolen door de bewoner van de [adres1] te [plaats4] . Het twitteraccount van
[verdachte] heet [naam9] . Door genoemd twitterbericht voel ik mij beledigd en in mijn goede
naam en eer aangetast. Kopieën van de e-mail en het twitter bericht overhandig ik u bij deze
zodat u de kopieën bij de aangifte kunt voegen. [verdachte] heeft een blog onder de naam [naam2] .wordpres.com. Deze blog is openbaar en dus voor een ieder toegankelijk. Op 28 september 2016 had [verdachte] het volgende bericht over mij op zijn blog geplaatst. Aangifte tegen de heer [naam8] , woonachtig aan de [adres1] in [plaats4] van autodiefstal/verduistering van de Renault Clio met het kenteken [kenteken2] . Zijn dochter [naam10] is als medeplichtige aan te merken. Ook door dit bericht voel ik mij beledigd omdat mijn goede naam en eer zijn aangetast. Mijn advocaat ontving op 18 oktober 2016 een e-mail van [verdachte] . Bij de e-mail zat een brief welke [verdachte] op 04-10-2016 had gericht aan het [naam20] . In de brief stond dat ik de genoemde auto een dag na het overlijden van mijn zus zou hebben gestolen.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van een e-mailbericht van [verdachte] @gmail.com gericht aan [naam8] @kpnplanet.nl d.d. 28 september 2016, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Dag [naam10] ,
De diefstal van mijn Renault Clio is op internet geplaatst. Bij deze ene tweet zal het niet
blijven. http://twitter.com/ [naam9] /status/78lO265l9S20926976
((( [naam9] ))) on Twitter twitter.com
“Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met kenteken [kenteken2] gestolen door de bewoner van de [adres1] in [plaats4] @ POL Arnhem” Tot slot merk ik op dat ik informatie heb gekregen dat jouw vader vlak na de dood van mijn moeder een bedrag van € 3000,- heeft gepind. In het strafrecht heet dit diefstal met valse sleutel. Groet, [verdachte]
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober
2016, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[naam10] :
Op 28 september 2016 had [verdachte] het volgende bericht over mijn vader en mij op zijn blog geplaatst: Aangifte tegen de heer [naam8] , woonachtig aan de [adres1] in [plaats4]
van autodiefstal/verduistering van de Renault Clio met het kenteken [kenteken2] . Zijn dochter
[naam10] is als medeplichtige aan te merken.
De advocaat van mijn vader ontving op 18 oktober 2016 een e-mail van [verdachte] . Bij de e-mail zat een brief welke [verdachte] op 04-10-2016 had gericht aan het [naam20] . In de brief stond dat mijn vader genoemde auto een dag na het overlijden van mijn tante zou hebben gestolen. Ik doe u hierbij een kopie toekomen van genoemde bericht op het blog en de e-mail aan [naam20] .
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2017, opgenomen op pagina 103 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam10] :
[verdachte] heeft een blog onder de naam [naam2] .wordpres.com. Deze blog is openbaar en dus voor een ieder toegankelijk. Op maandag 09 januari 2017 omstreeks 12.00 uur, keek ik op de blog van [verdachte] . Tot mijn schrik en verbazing zag ik dat er opnieuw belastende informatie, en informatie die compleet onwaar is, over mij, mijn vader [naam8] en mijn zoon [naam21] op de blog van [naam11] stond. In deze blog noemt [verdachte] zich [naam11] . Op maandag 09 januari 2017 las ik het volgende op de blog van [verdachte] . Dit bericht had hij op maandag 02 januari 2017 op zijn blog geplaatst. De verdachte dood van [benadeelde partij2] . Dit bericht stond op de voorpagina van zijn blog. In dit door hem geschreven artikel schrijft hij het volgende: “niemand kijkt daarom raar op van [benadeelde partij2] ’s dood. [naam11] eerst ook niet. Met hem had ze vanaf eind november 2015 niet veel contact. Hij krijgt eind november 2015 ruzie met haar broer [naam22] . Die neemt zonder overleg met [naam11] ineens haar administratie over nadat [benadeelde partij2] in zorgwekkende toestand in het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem wordt opgenomen. [naam11] denk dat [naam8] uit is op haar nalatenschap”. “De boosheid en achterdocht van [naam11] lijken terecht, want de dag na haar overlijden wordt haar Renault Clio met kenteken [kenteken2] die toch een handelswaarde van euro 2500,- vertegenwoordigt, overgeschreven op naam van [naam21] die woont aan de [adres2] in [plaats6] ”.
Een kopie van zijn schrijven op dit blog overhandig ik u. Deze noem ik 1.
Toen klikte ik door op zijn blog en keek onder het kopje Moordzaken. Hier las ik het
volgende. “De verdachte dood van [benadeelde partij2] ”. Hierin staat een heel verhaal waar met name mijn vader [naam8] in genoemd wordt. “Wij denken dat [naam8] en/of [naam10] de
eigendommen van [naam11] naar [plaats5] heeft gebracht. Met welk recht dachten ze dit te doen?” (...) “Natuurlijk kijken we naar [naam8] , zijn dochter [naam10] en haar zoon en dan met name naar in welke relatie zij tot [benadeelde partij2] staan”. “Omdat de auto van [benadeelde partij2] is gestolen en er veel geld van haar rekening is gepind kijken we naar het hoofdstuk financiële uitbuiting in de factsheet.
Een kopie van deze blog overhandig ik u en noem deze 3.
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7
februari 2017, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring
van [verdachte] :
Op 9 september 2016 is mijn moeder overleden. [naam8] heeft 14 dagen lang de
sleutels van mijn moeders huis verduisterd. In die tijd heeft hij de overschrijvingspapieren
van de auto van mijn moeder ook gestolen en haar auto overgeschreven op naam van zijn
kleinzoon. Hij zegt dat de auto aan hem is geschonken, maar kan daarvoor geen enkel bewijs overleggen. Hij heeft de auto op 10 september 2016 op naam overgeschreven van zijn kleinzoon. Op dat moment behoorde de auto, met een dagwaarde van tussen de 2.500 a 3.500 euro, aan de nalatenschap van mijn moeder. Omdat mijn moeder op die datum was
overleden, verviel haar nalatenschap aan mij als enig erfgenaam. Dus de auto was op het
moment van overschrijving mijn eigendom. Er is dus door mijn oom [naam8] diefstal
van mijn personenauto gepleegd. Toen ik van de ING toegang kreeg tot de bankrekening gegevens van mijn moeder, bleek dat er in de maanden voor haar dood, grote ronde bedragen zijn opgenomen bij geldautomaten. Ik ben er van overtuigd dat [naam8] en of zijn dochter dit hebben gedaan. Ik heb daarvan aangifte gedaan. Deze aangifte is afgehandeld door de politie in Arnhem.
0: Ik heb die betreffende verklaring er bij gepakt. Je verklaarde onder andere als volgt: “Ik
ben op 14 september naar [plaats4] gereden alwaar ik de auto die van mijn moeder heb
aangetroffen bij de woning aan de [adres1] , te [plaats4] .” De woning van je oom [naam8]
. Wat heb je toen gedaan?
A: Ik heb daar toen een foto van mijn auto gemaakt die stond voor de deur van mijn oom. Ik
heb op meerdere data foto’s gemaakt van de auto, waaruit bleek dat mijn oom met mijn auto
reed terwijl die was gestolen.
0: Volgens de aangifte heb je op woensdag 28 september 2016 een e-mail getuurd aan je
Oom [naam8] @kpnplanet.nl. De tekst was als volgt: Dag [naam10] . De Diefstal van mijn Renault Clio is op internet geplaatst. Bij deze ene tweet zal het niet blijven. Daarbij had je een foto geplaatst van betreffende personenauto. Bij die auto was de tekst geplaatst: Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met het kenteken [kenteken2] gestolen door de bewoner van [adres1] in [plaats4] . Wat kun of wil je hierover verklaren?
A: Ik ben het daar helemaal mee eens. Wanneer de politie het wil, wil ik hem nog wel een
keer tweeten. Bovendien is het zo dat ik een e-mail aan de dochter heb gestuurd. In die e-mail staat een twitter adres.
0: Daaronder was de tekst geplaatst: Tot slot merk ik op dat ik informatie heb gekregen dat
jouw vader vlak na de dood van mijn moeder een bedrag van 3000 euro heeft gepind. In het
strafrecht heet dat diefstal met valse sleutel. Groet, [verdachte] . Wat kun of wil je hierover verklaren?
A: Dat klopt ook, maar ook dit was in een e-mail aan de dochter en dat mag ik zelf weten.
0: Daar weer onder plaatste je de tekst: Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio
met het kenteken [kenteken2] gestolen door de bewoner van [adres1] in [plaats4] . Wat kun of wil je hierover verklaren?
A: Ik zou het zo weer doen. Dieven en rovers moeten zou gauw mogelijk aan de schandpaal
worden genageld.
0: Verder plaatste je volgens de aangevers op Twitter het volgende bericht: Woensdag 28
september 2016 Aangifte tegen de heer [naam8] , woonachtig aan de [adres1] in
[plaats4] van autodiefstal/verduistering van de Renault Clio met het kenteken [kenteken2] . Zijn
dochter [naam10] is als medeplichtige aan te merken. Wat kun of wil je hierover
verklaren?
A: Ik zou het zo weer doen. Dieven en rovers moeten zou gauw mogelijk aan de schandpaal
worden genageld.
0: Tijdens dit verhoor toonde ik de verdachte de bij de aangiften gevoegde Twitter berichten
geplaatst op Twitter door [verdachte] . Wat kun of wil je hierover verklaren?
A: Het klopt helemaal.
V: Weet je dat Twitter een open bron is, wat inhoud dat een ieder met je mee kan lezen?
A: Ja, dat is ook de bedoeling. Ik vraag me nog steeds af waarom dat de Renault Clio niet in
beslag is genomen. Waarom is de heer [naam8] niet een bewijs van schenking gevraagd?
V: Als gevolg daarvan is aangifte tegen je gedaan van laster. Wat kun of wil je hierover
verklaren?
A: Ik heb niets lichtzinnigs getweet, met mijn wetenschap als oud politieman weet ik zeker
dat die auto door [naam8] is gestolen. [naam8] heeft alle kans gehad om aan te tonen
dat die auto hem is geschonken. Hij kan dit niet aantonen want het is niet zo. Mijn moeder
heeft alle lasten voor die auto betaald tot aan haar dood.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 5 tot en met 10 december 2015, in Nederland, opzettelijk, de eer en de goede naam van [naam1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid, openlijk tentoongesteld, door artikelen in een (openbare) blog genaamd [naam2] .wordpress.com te plaatsen met daarin een foto van die [naam1] en de tekst: "Breaking! Meppende deurwaarder [naam1] " en "Toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [naam1] , werkzaam ten kantore van [naam3] van het gereformeerde gerechtsdeurwaardersconglomeraat [naam4] uit [plaats1] sloeg mij op vrijdag 4 december 2015 om kwart voor twaalf 's morgen bijna het licht uit m'n ogen" en/of "Hij drong mijn woning binnen zonder de aanwezigheid van een hulpofficier van justitie en bedreigde me met de dood als ik mijn artikelen over zijn opdrachtgever woningstichting [naam5] uit [plaats1] niet offline zou halen" en "Hij sloeg mijn mobiele telefoon uit mijn hand" en "Hij sloeg me bij de voordeur keihard in mijn gezicht en schopte me tegen mijn linker bovenbeen" en " [naam1] "lid-van-een-knokploeg" [naam1] ".
2.
hij in de periode van 5 tot en met 12 oktober 2016, in Nederland, opzettelijk, de eer en de goede naam van [benadeelde partij1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften openlijk tentoongesteld, door artikelen in een (openbare) blog genaamd [naam2] .wordpress.com te plaatsen het artikel met de titel "Groningse HIV-zaak - [naam2] " met daarin (onder meer) de tekst "het was vaak tegen het randje aan of het leek er net overheen te zijn. De galerie bedient....de eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn" en "Diverse bronnen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat escortbureau [naam7] uit [plaats3] betrokken was (is?) bij het leveren van minderjarige jongens aan klanten. De eigenaar van dit escortbureau zou ene [naam6] zijn".
3.
hij in de periode van 28 september 2016 tot en met 9 januari 2017, in Nederland, opzettelijk, de eer en de goede naam van [naam8] en [benadeelde partij2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften openlijk tentoongesteld, door op het twitteraccount [naam9] (onder meer) de tekst "Op 10 september 2016 is een blauwe Renault Clio met kenteken [kenteken2] gestolen door de bewoner van de [adres1] te [plaats4] " te plaatsen en op de blog genaamd [naam2] .wordpress.com (onder meer) de tekst "Aangifte tegen de heer [naam8] , woonachtig aan de [adres1] in [plaats4] van autodiefstal/verduistering van de Renault Clio met het kenteken [kenteken2] . Zijn dochter [naam10] is als medeplichtige aan te merken" te plaatsen en "wij denken dat [naam8] en/of [naam10] de eigendommen van [naam11] naar [plaats5] heeft gebracht. Met welk recht dachten ze dit te doen" en "Natuurlijk kijken we naar [naam8] , zijn dochter [naam10] en haar zoon en dan met name naar in welke relatie zij tot [benadeelde partij2] staan" en "Omdat de auto van [benadeelde partij2] is gestolen en er veel geld van haar rekening is gepind kijken we naar het hoofdstuk financiële uitbuiting in factsheet".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
smaadschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift ten aanzien van [naam1] , [benadeelde partij1] , [naam8] en [benadeelde partij2] . Door berichten op de openbare blog koosgaat.wordpress.com en op het openbare twitteraccount ‘ [naam9] ’ te plaatsen met daarin smadelijke teksten, heeft hij aangevers in hun eer en goede naam aangetast. Ten aanzien van aangever [naam1] heeft hij hem in zijn eer en goede naam aangetast door hem ervan te beschuldigen dat hij hem zou hebben geslagen en geschopt. Met betrekking tot aangever [benadeelde partij1] heeft verdachte haar beticht van het plegen van onzedelijke handelingen in haar hoedanigheid als eigenaresse van een escortbureau. Aangevers [naam8] en [benadeelde partij2] zijn door verdachte beschuldigd van het stelen van een auto en het roven van geld van een bankrekening. Verdachte heeft aangevers beticht van ernstige zaken en daarmee grove inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
Het hof houdt rekening met het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen. In dit digitale tijdperk levert een online aantasting van de eer en goede naam een niet te onderschatten inbreuk op van de persoonlijke levenssfeer. Het doen van smadelijke uitlatingen op het internet heeft een grote impact op slachtoffers. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard bewust te hebben gehandeld. Sterker nog, verdachte zou het zo nog een keer doen.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 juli 2021 blijkt ten nadele van verdachte dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van smaadschrift. Daarnaast is verdachte in het verleden onherroepelijk veroordeeld voor belediging. Het hof heeft tevens rekening gehouden met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof stelt echter vast dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Het hof neemt als uitgangspunt van de aanvang van de redelijke termijn het moment van het instellen van het appel door de verdachte op 20 juli 2018. Vervolgens heeft het onderzoek ter terechtzitting van het hof plaatsgevonden op 1 september 2021 en doet het hof uitspraak op 15 september 2021. Het hof stelt derhalve een overschrijding vast van ruim 13 maanden die niet aan verdachte is toe te rekenen.
Gelet op deze overschrijding – alsmede in verband met het algehele tijdsverloop na het plegen van de feiten – is het hof van oordeel dat, in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf, thans een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof heeft kennisgenomen van de mail van de benadeelde partij [benadeelde partij1] 31 augustus 2021. Nu het hof heeft te oordelen over de feiten gedurende de tenlastegelegde periode, kan het hof geen feiten die buiten die periode zijn gepleegd in de beoordeling inzake de vordering van de benadeelde partij betrekken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 261 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 december 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 december 2016.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 15 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.