In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten, die als aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap Beheer fungeerden, een vordering ingesteld tot overdracht van hun in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten aan een verzekeraar. De vordering werd afgewezen, omdat in de koopovereenkomst van 9 januari 2011 tussen appellanten en Beuys, Joseph B.V. afspraken waren gemaakt die het instellen van een dergelijke vordering uitsloten. Appellanten vorderden deze overdracht omdat zij zich zorgen maakten over de continuïteit van hun pensioenuitkeringen, die door Beheer werden gedaan, en de financiële situatie van Beheer was verslechterd.
Het hof oordeelde dat de vordering niet toewijsbaar was, omdat de pensioenovereenkomst tot op heden werd nagekomen en appellanten zich in de koopovereenkomst hadden verbonden om geen vordering tot onderbrenging van de pensioenrechten in te stellen. Het hof benadrukte dat de verwijten van appellanten aan Beheer, met betrekking tot de financiële situatie en het niet nakomen van verplichtingen, niet konden leiden tot een toewijzing van de vordering, aangezien de betrokken partijen in deze procedure niet waren betrokken. De proceskosten werden aan appellanten opgelegd, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter.