ECLI:NL:GHARL:2021:890

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0335
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de proportionaliteit van de terbeschikkingstelling en het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een man, geboren in 1958, die verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2020 bevestigd, waarbij de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd. De terbeschikkinggestelde had beroep ingesteld tegen deze beslissing, met het verzoek om een reclasseringsonderzoek naar alternatieven voor de verpleging van overheidswege. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord en de relevante stukken in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde heeft betoogd dat de maatregel te lang duurt en dat hij baat heeft gehad bij EMDR-therapie. De advocaat-generaal heeft echter verzocht om bevestiging van de beslissing van de rechtbank, wijzend op het aanhoudende recidivegevaar en de ernst van de stoornis. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij zorgvuldig moeten worden afgewogen. Ondanks het lange tijdsverloop van meer dan 25 jaar, is het hof van mening dat de maatregel nog steeds proportioneel is gezien het hoge recidiverisico en de aard van de stoornis. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden, en benadrukt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende termijn van de maatregel.

Uitspraak

TBS P20/0335
Beslissing d.d. 28 januari 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Rooyse Wissel te Oostrum.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar, en impliciet, afwijzing van het verzoek om de reclassering onderzoek te laten verrichten naar een alternatief voor de verpleging van overheidsweg met mogelijk een voorwaardelijke beëindiging daarvan.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 22 september 2020;
- de aanvullende informatie van FPC De Rooyse Wissel van 5 november 2020, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 10 mei 2020 tot 22 oktober 2020.
Het hof heeft ter zitting van 14 januari 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De maatregel heeft al erg lang geduurd. Een verlenging van een jaar, in combinatie met een plaatsing in longcare-instelling [instelling] , zouden perspectief kunnen bieden. De terbeschikkinggestelde hoort binnenkort of hij in deze instelling terechtkan. In de huidige kliniek ontbreekt de benodigde expertise, waardoor hij op onredelijke wijze wordt benadeeld. Hij heeft veel baat gehad bij de EMDR-therapie, die hij dankzij de therapeute met goed resultaat heeft afgerond. De vorige poging heeft hij vanwege een overplaatsing moeten afbreken. De therapie heeft hem meer zelfinzicht en minder spanningen gebracht, waardoor hij niet meer zo heftig op situaties reageert. Zijn manipulatieve verleden heeft hij achter zich gelaten. Hij neemt zijn medicatie trouw in, slaapt goed en heeft geen nachtmerries meer. Ook heeft hij zich opengesteld naar het team. Hij lukt hem nu al 30 jaar om op eigen kracht abstinent van middelengebruik te blijven.
De raadsman heeft betoogd dat het na de EMDR-therapie veel beter gaat met de terbeschikkinggestelde. Ook de verloven verlopen thans goed. Hij kan lastig zijn voor zijn omgeving, maar hij heeft gedurende de maatregel nooit geweld gebruikt. De maatregel is niet langer proportioneel. Afgezet tegen het indexdelict heeft de maatregel extreem lang geduurd. Weliswaar zijn de stoornis en het recidiverisico van belang, maar er dient ook te worden gekeken naar de
level of harm.Hij is immers veroordeeld voor mondelinge bedreigingen. Als het verblijf bij [instelling] wordt afgewezen, is volgens de kliniek een verblijf in de longstay aangewezen. De raadsman heeft om verzocht de maatregel met een jaar te verlengen, zodat de verlengingsrechter kan kijken naar alternatieven indien het verblijf bij [instelling] wordt afgewezen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht de beslissing waarvan beroep te bevestigen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er nog steeds sprake is van een stoornis en recidivegevaar en dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege of een verlenging met de duur van een jaar niet aan de orde zijn. Er is te weinig progressie, de samenwerking met de terbeschikkinggestelde blijft lastig en hij vertoont grensoverschrijdend gedrag. Een verblijf in [instelling] zou een betere kwaliteit van leven voor hem betekenen. Het is te hopen dat hij daar terechtkan.
Het oordeel van het hof
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 1994 is veroordeeld ter zake van aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Proportionaliteit van de maatregel
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 18 mei 1995 en loopt dus thans meer dan 25 jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten – kort gezegd – aanranding van de eerbaarheid, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing.
Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop – in relatie tot de ernst van het delict – moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar.
Het hof wijst daarbij op het verlengingsadvies van de kliniek van 31 maart 2020, dat het hof overneemt. In dit advies wordt vermeld dat een belangrijke risicofactor voor seksuele recidive betrokkenes gedragspatroon vormt om (kwetsbare) vrouwen grensoverschrijdend te claimen en steeds verder hun grenzen over te gaan. Betrokkenes seksuele en intimiderende gedrag tijdens de indexdelicten is als gewelddadig te typeren, immers komt hij binnen zes weken tweemaal tot vergaande aanranding, waarbij hij de slachtoffers intimideert met grove doodsbedreigingen. Betrokkene is voorafgaand aan de indexdelicten al meermalen veroordeeld ter zake zowel aanranding als verkrachting. In de huidige setting komt (verbaal) grensoverschrijdend gedrag naar vrouwen nog steeds voor. Behandeling in de voorgaande klinieken heeft hierop weinig effect gehad. Het recidiverisico in geval van de beëindiging van de maatregel en in geval van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt ingeschat op hoog.
Verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Bevestiging met aanvulling van gronden
Het hof is onder aanvulling van gronden als hiervoor weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep, met die aanvulling, worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt, met aanvulling van gronden als voormeld, de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. A. van Maanen als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. J. Lucieer als raden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.G. Nijenhuis als griffier,
en op 28 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.