Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Anesthesiologie Coöperatie Oost Nederland U.A.,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[geïntimeerde1] B.V.
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidIntensive Care Twente B.V.
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidOrthopedisch Centrum Oost-Nederland B.V.
1.Samenvatting
2.Het procesverloop in hoger beroep
De zitting vond op 14 augustus 2019 plaats en daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben op de zitting met elkaar afgesproken om te proberen het geschil op te lossen met hulp van een mediator.
3.De beoordeling in hoger beroep
- Anesticon houdt zich bezig met de anesthesiologische zorg- en dienstverlening in de ziekenhuizen van Ziekenhuisgroep Twente (hierna: ZGT). Anesticon is lid van de Coöperatie Medisch Specialisten ZGT U.A. (hierna: de CSM). Zij is met de CSM een non-concurrentiebeding overeengekomen, waaraan zij via ledenovereenkomsten haar leden heeft gebonden. Het beding geldt voor die leden ook nog gedurende twee jaren na beëindiging van hun lidmaatschap. [geïntimeerde1] en ICT, praktijkvennootschappen van de anesthesiologen [geïntimeerde1] en [naam1] , waren beiden lid van Anesticon.
- [geïntimeerde1] en ICT hebben op 26 september 2018 hun lidmaatschap van Anesticon opgezegd, in beginsel tegen 1 april 2019.Zij hebben Anesticon verzocht om toe te staan dat zij vanaf 1 januari 2019 als specialist voor OCON zouden werken.
- Anesticon heeft [geïntimeerde1] en ICT daartoe geen toestemming verleend, heeft hen bij brief van 5 november 2018 meegedeeld dat Anesticon hun lidmaatschappen met onmiddellijke ingang schorste en heeft bij besluit van 10 december 2018 [geïntimeerde1] en ICT uit hun lidmaatschap ontzet. Anesticon heeft hen verboden om binnen een straal van 50 kilometer rond het ziekenhuis als medisch specialist te werken.
De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 28 december 2018 de vorderingen van [geïntimeerde1] en ICT afgewezen met bepaling dat partijen elk de eigen proceskosten dragen.
Nu echter inmiddels in de bodemprocedure is uitgemaakt dat [geïntimeerde1] en ICT het non-concurrentiebeding niet schenden en dat zij ook niet anderszins onrechtmatig jegens Anesticon handelen door hun activiteiten binnen het verband van OCON, moeten de grieven (bezwaren) van Anesticon tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in dit kort geding voor ongegrond worden gehouden. Het hof is immers verplicht in deze kort geding-procedure zijn oordeel af te stemmen op het vonnis van 24 februari 2021 van de rechtbank Overijssel in de bodemprocedure. Dit betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter wat betreft de hoofdvorderingen zal worden bekrachtigd.
Er is niet gebleken dat partijen zijn gebonden aan een overeenkomst, volgens welke [geïntimeerde1] en ICT de proceskosten van Anesticon zou moeten vergoeden. [geïntimeerde1] en ICT (en ook OCON) hebben belang bij dit arrest van het hof, alleen al vanwege die proceskosten.
Gelet op het voorgaande zal het hof het kortgedingvonnis in eerste aanleg ook bekrachtigen wat betreft de daarin gegeven beslissing over de proceskosten.